Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.Het verloop van het geding
2.De feiten
“(…)Het gehuurde, bestemming
“(…)Casco
“(…) Geconstateerde gebreken of wijzigingen met eventuele opmerkingen en afspraken:
3.Het geschil
4.De beoordeling
.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak gaat het om een huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte tussen eiser en gedaagde. Eiser, vertegenwoordigd door mr. E.A. Leeman, vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand van meer dan zes maanden. De huurovereenkomst is aangegaan voor een periode van vijf jaar, ingaande op 1 november 2016. Eiser stelt dat gedaagde tekortschiet in zijn betalingsverplichtingen, terwijl gedaagde aanvoert dat hij de huur heeft opgeschort vanwege gebreken aan het gehuurde. De kantonrechter oordeelt dat de contractuele uitsluiting van het recht op opschorting in de huurovereenkomst geldig is en dat gedaagde niet gerechtigd was om de huurbetalingen op te schorten. De kantonrechter wijst de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst af, omdat de huurachterstand, hoewel substantieel, niet van een zodanig gewicht is dat ontbinding gerechtvaardigd is. De rechter houdt rekening met de investeringen die gedaagde in het gehuurde heeft gedaan en de omstandigheden van het geval. Eiser wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 16.906,87, bestaande uit huurachterstand, boete en buitengerechtelijke kosten, terwijl de vorderingen van gedaagde in reconventie worden afgewezen.