Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[eisers 1 t/m 32]
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 november 2019
- de brief van mr. E. Prins van 28 november 2019 met 7 producties
- de brief van mr. M.W.R. Hoogstraten van 29 november 2019 met 5 producties
- de mondelinge behandeling op 2 december 2019, waar de volgende eisers zijn verschenen: [namen 10 eisers]
- de pleitnota van [eisers 1 t/m 32]
- de pleitnota van Camelot.
2.De feiten
Dat het pand tijdelijk leeg staat in afwachting van verkoop, verhuur, renovatie, sloop dan wel een andere ontwikkeling;
Dat Bruikleengever - ter beperking van het risico van ingebruikname door derden zonder recht of titel - het pand om niet aan Bruiklener in bruikleen geeft, teneinde daar tijdelijk verblijf te houden;
Dat deze Bruikleenovereenkomst loopt voor (on)bepaalde tijd en steeds schriftelijk kan worden opgezegd met een opzegtermijn van 28 dagen;
Dat Bruiklener zich bewust is van de bijzondere en tijdelijke aard van deze Bruikleenovereenkomst;
Dat Bruiklener zich realiseert dat er geen sprake is van huur en hij derhalve geen beroep zal doen op huurbescherming, ook al niet omdat het gebruik van het pand alleen van korte duur is. Een eventueel beroep op huurbescherming wordt door partijen - gezien de bedoeling van partijen bij het aangaan van deze overeenkomst - in strijd met de redelijkheid en billijkheid geacht;
3.Het geschil
4.De beoordeling
980,00