ECLI:NL:RBOBR:2019:7792

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2019
Publicatiedatum
9 september 2020
Zaaknummer
7336603 CV EXPL 18-7336
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor gebrekkige dakbedekking en de gevolgen van eigen schuld

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, heeft eiser [eiser] een vordering ingesteld tegen gedaagde [gedaagde] wegens gebrekkige dakbedekking op zijn garage. De procedure begon met een dagvaarding op 30 oktober 2018, gevolgd door een mondelinge behandeling op 12 februari 2019. Eiser vorderde betaling van € 4.739,46, bestaande uit hoofdsom, buitengerechtelijke kosten en kosten voor deskundigenonderzoek, en stelde dat gedaagde tekort was geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. Gedaagde voerde verweer en stelde dat de lekkage het gevolg was van eigen schuld van eiser, die zonnepanelen had geplaatst zonder overleg.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de lekkage ongeveer vier jaar na de oplevering van het werk is ontstaan. Eiser beriep zich op garantie, maar gedaagde betwistte de gebrekkigheid van het werk en de deskundigheid van de door eiser ingeschakelde experts. De kantonrechter oordeelde dat er behoefte was aan deskundigenonderzoek om de kwaliteit van de dakbedekking te beoordelen en de invloed van de zonnepanelen op de lekkage vast te stellen. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling en de benoeming van een deskundige.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van deskundigenonderzoek in geschillen over gebrekkige werkzaamheden en de rol van eigen schuld in aansprakelijkheidskwesties. De kantonrechter heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de vragen die aan de deskundige voorgelegd moeten worden, en heeft de verdere beslissing aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: 7336603 \ CV EXPL 18-7336
Vonnis van 4 april 2019
in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
gemachtigde: mr. S.M. Depmann (DAS),
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.A.A. van der Weijst.
Partijen worden hierna “ [eiser] ” en “ [gedaagde] ” genoemd.

1.De procedure

1.1.
De procedure blijkt uit het volgende:
a. de inleidende dagvaarding van 30 oktober 2018 met (15) producties;
b. de schriftelijke toelichting van [gedaagde] met bijgevoegde documenten (6) en foto’s (3);
c. het tussenvonnis van 6 december 2018 waarbij een mondelinge behandeling, comparitie van partijen, is bepaald;
d. de brief van de gemachtigde van [gedaagde] van 18 december 2018 met (1) bijlage;
e. de akte inbreng producties met een aanvullende productie (16) van de zijde van [eiser] , ingekomen bij de griffie op 1 februari 2019;
f. de akte tevens overlegging producties (1-5) van 4 februari 2019 van de zijde van [gedaagde] ;
g. de akte aanvulling verweer tevens houdende conclusie van eis in reconventie van
5 februari 2019 van de zijde van [gedaagde] met een aanvullende productie (6);
h. de mondelinge behandeling, die op 12 februari 2019 heeft plaatsgevonden.
Beide partijen en hun gemachtigden zijn verschenen en hebben hun standpunt nader toegelicht;
i. het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 12 februari 2019, opgemaakt en ondertekend op 14 maart 2019.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 9 december 2013 heeft [gedaagde] op verzoek van [eiser] een offerte uitgebracht voor het leveren en aanbrengen van dakbedekking op het dak van de garage van [eiser] . De dakbedekking bestond uit een onderlaag met een deklaag en een toplaag, een onderstrook met een toplaag ten behoeve van de randafwerking, ongeveer 20 meter mechanisch bevestigde daktrim en een hemelwaterafvoer. De leveranties en werkzaamheden zijn door [gedaagde] aangeboden voor een totaalprijs van € 1.170,00 exclusief btw.
2.2.
In de offerte is een garantiebepaling opgenomen. Die bepaling luidt: “10 jaar verzekerde productgarantie inclusief gevolgschade, met certificaat, op de dakbedekking”.
2.3.
[eiser] heeft het aanbod van [gedaagde] geaccepteerd. De overeengekomen werkzaamheden zijn door [gedaagde] uitgevoerd en op of rond 28 december 2013 opgeleverd.
2.4.
Op 15 februari 2018 heeft [eiser] telefonisch aan [gedaagde] meegedeeld dat sprake was van een lekkage in het midden van het dak van zijn garage. [gedaagde] heeft het dak op 16 februari 2018 geïnspecteerd. Op dat moment stond er een aantal zonnepanelen op het dak. [eiser] had een aantal panelen reeds verwijderd om inspectie van de lekkage door [gedaagde] mogelijk te maken. [gedaagde] heeft het dak aan zowel de onder- als de bovenzijde geïnspecteerd en kosteloos ongeveer 1 m2 dakbedekking aangebracht op het dak.
2.5.
Daags na het bezoek van [gedaagde] heeft [eiser] zelf ook nog reparatiewerkzaamheden verricht aan de dakbedekking.
2.6.
[eiser] heeft de lekkage gemeld bij zijn verzekeraar Unigarant. Unigarant heeft [A] (hierna: [A] ) ingeschakeld om zich over de schade uit te laten. Op 21 februari 2018 heeft [A] (in de persoon van [naam] ) per e-mail aan [eiser] meegedeeld dat is geconstateerd dat de dakbedekking in slechte staat is, en dat de herstelwerkzaamheden zullen bestaan uit het vervangen van de dakbedekking. De kosten hiervan zijn door [A] begroot op € 2.036,22 inclusief btw. Unigarant biedt geen dekking.
2.7.
Nadat de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] vervolgens op 12 maart 2018 heeft gesommeerd, heeft [gedaagde] de leverancier van de dakbedekking, [B] (hierna: [B] ), verzocht om de klacht van [eiser] te beoordelen. [B] heeft het dak op
20 maart 2018 geïnspecteerd en geoordeeld als volgt.
“Ter plekke hebben wij kunnen constateren dat er waterstagnatie op het dak plaatsvindt.
Hierdoor ontstaat er vervuiling op de dakbedekking, met de gevolgen dat mud curling ontstaat.
Waterstagnatie zal waarschijnlijk ontstaan zijn door onvoldoende afschot en door de plaatsing van PV panelen.
(..)
Op de foto’s is ook zichtbaar dat de installatie rechtstreeks op de dakbedekking is geplaatst zonder tegeldragers om afstand te creëren tussen de installatie en de dakbedekking.
Hierdoor kan de afstroming van water negatief beïnvloed worden.
(..)
De waargenomen mud curling is niet verantwoordelijk voor de lekkage die is ontstaan.
Mud curling is enkel een aantasting van de topcoating van de dakbaan, dit is dus geen perforatie.
Ter plekke hebben we wel kunnen constateren dat er een lekkage is geweest.
Wij hebben echter niet kunnen waarnemen waar de inwatering heeft plaatsgevonden.
Tevens zijn er reparaties uitgevoerd op het dak op ondeskundige wijze, door een derde partij.”
[gedaagde] heeft de aansprakelijkheidstelling door [eiser] afgewezen.
2.8.
[eiser] heeft vervolgens een onderzoek laten uitvoeren door [C] (hierna: [C] ). [C] heeft het dak op 1 mei 2018 geïnspecteerd in het bijzijn van [eiser] en [gedaagde] . Op 25 mei 2018 heeft [C] zijn rapport uitgebracht. In dit rapport is, voor zover relevant, het volgende vermeld.
“(..)
5. Werkwijze
De inspectie wordt uitgevoerd op basis van visuele waarnemingen. De beoordelingen zijn een momentopname, er zijn geen onderdelen gedemonteerd en metingen zijn indicatief. Verborgen gebreken worden tijdens deze inspectie niet geïnspecteerd, een vermoeden hiervan zal worden aangegeven.
(..)
7. Waarnemingen – Foto’s
(..)
Foto 6: Omhoog komend water vanuit de bitumen laag. Door met een voet even een verhoogde kracht af te geven op het bitumen oppervlak ontstaan er direct druppels water OP de dakbedekking welke VANUIT een perforatie naar boven komen.
Foto 7: Vergelijkbare constatering zoals bij foto 6 weergegeven maar dan op een andere plaats.
(..)
8. Conclusies en te beantwoorden vragen
1- Wordt de lekkage in het dak van de garage van cliënt waargenomen?
Ja, de “eerste” lekkage is direct gestopt door het uitvoeren van de reparatie door [gedaagde] . Nadien is er wederom lekkage ontstaan welke door de heer [eiser] zelf is gestopt door het aanbrengen van een stuk bitumen. Nu zijn er weer lekkagesporen zichtbaar. De lekkagesporen en de aangetaste Linex dakplaat zoals die voor de reparatie is ontstaan zijn wel zichtbaar.
2- Wat is naar uw mening de oorzaak van de lekkage?
De oorzaak van de lekkage is toe te schrijven aan de zeer afwijkende eigenschappen van het materiaal. Het is niet gebruikelijk dat er na een lichte belasting (verhoogde kracht onder de schoen) druppels water uit de dakbedekking komen. Dat water is door minuscule perforaties IN de dakbedekking gekomen. Ter plaatse van het (gerepareerde) lek is ook een perforatie geweest in de onderste (niet zichtbare) zijde van de baanvormige bitumen. (..)
3- Ligt de oorzaak naar uw mening binnen de invloedsfeer van [gedaagde] ?
Ja, het door [gedaagde] aangebrachte bitumen maakt geeft juist een zeer hoog niveau van ambachtelijk aangebrachte bitumen!
Het verschijnsel zoals bij foto’s 6 en 7 waren ook voor hem nieuw. Ook het zéér makkelijk splitsen van een laag bitumen is een utopie! Tijdens de inspectie heeft de heer [gedaagde] , naar aanleiding van de bevindingen van de expert, telefonisch contact gehad met de leverancier [B] . Uit dat gesprek is op te maken dat deze het verschijnsel niet kennen en een stuk bitumen willen uitsnijden ten behoeve van laboratorium proeven.
(..)
6- Zijn er naar uw mening nog andere zaken die in het rapport vermeld dienen te worden?
Ja. In het rapport van de bitumen leverancier wordt melding gemaakt van mud curling. Die conclusie wordt door ondergetekende niet gedeeld. (..)”
2.9.
In zijn brief van 20 juni 2018 heeft [gedaagde] zijn standpunt gehandhaafd. [gedaagde] heeft voorts toestemming gevraagd om 1 m2 dakbedekking te mogen verwijderen ten behoeve van microscopisch onderzoek door de fabrikant van het materiaal ( [D] ) en twee voorstellen tegen kwijting gedaan. [eiser] heeft hier niet mee ingestemd en uiteindelijk op 1 augustus 2018 aanspraak gemaakt op vervangende schadevergoeding. Partijen hebben onderling geen overeenstemming kunnen bereiken.
2.10.
[eiser] heeft de dakbedekking inmiddels vervangen. [eiser] heeft 3 stukken van 1 m2 van de door [gedaagde] aangebrachte dakbedekking bewaard.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert betaling van € 4.739,46, bestaande uit hoofdsom (€ 3.436,10), buitengerechtelijke kosten (€ 486,61) en kosten voor het deskundigenonderzoek (€ 816,75). [eiser] vordert tevens veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente, en in de nakosten.
[eiser] legt daaraan, kort samengevat, het volgende ten grondslag.
Twee onafhankelijke, ter zake kundige, partijen ( [A] en [C] ) hebben vastgesteld dat sprake is van een gebrek in de door [gedaagde] uitgevoerde werkzaamheden. De dakbedekking is gebrekkig. [gedaagde] is daardoor tekort geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst. [eiser] heeft immers recht op een deugdelijke dakbedekking. Primair geldt dat [gedaagde] op grond van artikel 6:74 jo. artikel 3:296 BW gehouden is tot deugdelijke nakoming over te gaan, oftewel tot het vervangen van de dakbedekking, en de schade van [eiser] te vergoeden. Subsidiair is [gedaagde] hiertoe gehouden op grond van de door hem verstrekte garantie en artikel 6:87 BW. Gelet op het verzuim van [gedaagde] was [eiser] gerechtigd om zijn nakomingsvordering om te zetten in een vordering tot vervangende schadevergoeding. De vervangende schadevergoeding betreft de kosten van het vervangen van de dakbedekking en bedraagt € 2.146,54 inclusief btw. De gevolgschade is begroot op € 1.289,56 inclusief btw. [eiser] maakt tevens aanspraak op rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] voert, zakelijk weergegeven, het volgende verweer.
Het klopt dat [gedaagde] eind 2013 de dakbedekking van de garage van [eiser] volledig heeft vervangen, en dat [eiser] medio februari 2018 melding heeft gemaakt van een lekkage. Nadat [gedaagde] op 16 februari 2018 het dak heeft geïnspecteerd en uit coulance een reparatie heeft uitgevoerd, hebben partijen afgesproken dat [eiser] een regenbui zou afwachten en opnieuw contact met [gedaagde] zou opnemen als er weer inwatering zou plaatsvinden. [eiser] heeft dit niet gedaan, maar zijn verzekeraar ingeschakeld en [gedaagde] dus “buitenspel” gezet.
Er is sprake van eigen schuld aan de zijde van [eiser] . Hij heeft immers zonnepanelen geplaatst op het dak zonder enige bescherming van de dakbedekking. Hierdoor kan schade ontstaan met lekkage tot gevolg. Het is algemeen bekend dat zelfs bij het belopen van een bitumen dak al voorzichtigheid betracht moet worden. [gedaagde] heeft ook opgemerkt dat er door [eiser] zelf en/of derden reparatiewerkzaamheden aan het dak zijn uitgevoerd. Elke garantie is dus komen te vervallen. Het is in de gegeven omstandigheden van het geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar als [eiser] [gedaagde] aan de overeenkomst kan houden en schadevergoeding kan vorderen. Omdat [eiser] na de reparatie door [gedaagde] op 16 februari 2018 direct klaagde over inwatering, zonder dat het had geregend, is ook sprake van kwader trouw. [eiser] heeft geweigerd het geleverde materiaal te laten onderzoeken door de fabrikant.
[gedaagde] betwist de onafhankelijkheid en de deskundigheid van [A] en [C] . Aan het rapport van [C] hoeft geen enkele waarde te worden toegekend. [gedaagde] betwist dat de dakbedekking gebrekkig is en dat sprake is van een tekortkoming.
[gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid, althans afwijzing van de vorderingen.
3.3.
In de brief van de gemachtigde van [gedaagde] van 18 december 2018 is de kantonrechter verzocht om [gedaagde] in de gelegenheid te stellen alsnog een tegenvordering in te stellen. De akte van 5 februari 2019 van [gedaagde] bevat ook zijn eis in reconventie. [gedaagde] heeft gesteld dat hij tijdens deze procedure heeft geconstateerd dat hij eind 2013 per abuis heeft verzuimd een factuur op te maken voor zijn werkzaamheden. [eiser] heeft dus niet betaald voor de werkzaamheden die [gedaagde] eind 2013 aan hem heeft opgeleverd. [gedaagde] maakt alsnog aanspraak op de overeengekomen betaling van € 1.415,70 inclusief btw. Primair is [gedaagde] van mening dat de wet niet in de weg staat aan het instellen van deze eis. Subsidiair meent [gedaagde] dat het arrest van de Hoge Raad van 18 december 1992 (NJ 1993/152; De Moel/Scherpenzeel) het instellen van de eis mogelijk maakt. Voorts geldt dat [eiser] niet in enig verdedigingsbelang is geschaad. Bovendien komt aan de rechter de vrijheid toe om de vordering toe te staan en staat geen redelijk belang daaraan in de weg, aldus [gedaagde] .
3.4.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] op de rolzitting van 22 november 2018 is verschenen en een schriftelijke reactie heeft ingediend. Hoewel het stuk niet is ondertekend, staat vast dat het stuk van [gedaagde] afkomstig is. Mede in aanmerking genomen dat [eiser] zich niet heeft beroepen op het ontbreken van ondertekening, ziet de kantonrechter geen reden om het stuk niet als conclusie van antwoord aan te merken en buiten de procedure te houden. Daarmee zou immers een deel van het verweer van [gedaagde] (evenals de daarbij gevoegde bijlagen) in deze procedure verloren gaan.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] verklaard dat in het stuk zijn aantekeningen (met bijlagen) zijn opgenomen, aan de hand waarvan hij zijn standpunt mondeling wilde toelichten ter rolzitting. Uit efficiencyoverwegingen is tijdens de rolzitting volstaan met het innemen van de aantekeningen, zo begrijpt de kantonrechter, waarbij geen acht is geslagen op het ondertekeningsvoorschrift. Deze gang van zaken is een reden temeer om het stuk niet alsnog buiten de procedure te houden.
[gedaagde] heeft na de rolzitting alsnog besloten om rechtsbijstand in te roepen en zijn gemachtigde heeft een aantal akten genomen, waarin hij “aanvullend” verweer heeft gevoerd. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] zich niet tegen aanvulling van het aanvankelijk gevoerde verweer heeft verzet en de kantonrechter ziet ook overigens geen aanleiding om aan dit aanvullende verweer voorbij te gaan. Weliswaar geldt volgens artikel 128 Rv het beginsel van concentratie van verweer, maar dit beginsel is naar het oordeel van de kantonrechter niet geschonden aangezien de aanvullingen - op 1 onderdeel na - voortborduren op het eerder gevoerde verweer. Bovendien heeft [eiser] voldoende gelegenheid gehad om op de nadere uitwerking van het aanvankelijke relaas van [gedaagde] te reageren en is hij op dit punt niet in zijn procesrechtelijke belangen geschaad.
3.5
Het onderdeel dat niet voortborduurt op het eerder gevoerde verweer is het onderdeel dat is ingebracht bij wijze van eis in reconventie. Deze reconventionele eis is gebaseerd op de niet eerder ingenomen stelling dat het in 2013 opgeleverde werk niet is betaald.
Artikel 137 Rv bepaalt dat een eis in reconventie dadelijk bij antwoord moet worden ingesteld. Vast staat dat dit niet is gebeurd. De uitzonderingssituatie die in het De Moel/
Scherpenzeel-arrest van de Hoge Raad aan de orde was, doet zich hier niet voor. [eiser] heeft zich naar het oordeel van de kantonrechter terecht verzet tegen indiening van de eis in reconventie. Acceptatie van de te laat ingediende eis in reconventie leidt immers tot een vertraging van de procedure aangezien die noodzaakt tot een nadere processtap. De kantonrechter laat de eis in reconventie dan ook niet toe in deze procedure.
Om proceseconomische redenen zal de kantonrechter de stelling wel toelaten als verrekeningsverweer, hoewel dit op gespannen voet staat met het beginsel van concentratie van verweer. De kantonrechter heeft bij haar beslissing mede in ogenschouw genomen het feit dat [eiser] een productie in het geding heeft gebracht ter weerlegging van de stelling van [gedaagde] dat het werk niet is betaald. Daarmee heeft [eiser] naar het oordeel van de kantonrechter ermee ingestemd dat ook dit punt van debat reeds bij beoordeling in eerste aanleg wordt betrokken.
3.6.
Op de (overige) stellingen van partijen zal, voor zover van belang, hieronder nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat ongeveer 4 jaar na de oplevering van het werk door [gedaagde] , een lekkage is ontstaan. [eiser] heeft zich ter zake beroepen op garantie, zowel waar het gaat om het geleverde materiaal (productgarantie) als waar het gaat om de uitvoering van de werkzaamheden door [gedaagde] .
[gedaagde] heeft aangevoerd dat sprake is van voorwaardelijke garantie. [gedaagde] verwijst in dit verband naar de “Voorwaarden en verplichtingen voor het bestaan van een garantie” (zijn document 5). Deze voorwaarden zijn meegestuurd met de offerte van 9 december 2013, aldus [gedaagde] .
4.2.
De kantonrechter overweegt dat de voorwaarden, kennelijk afkomstig van en opgesteld door leverancier [B] , (in ieder geval in het kader van garantie) kwalificeren als algemene voorwaarden in de zin van artikel 6:231 sub a BW.
[eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling uitdrukkelijk betwist dat de voorwaarden aan hem ter hand zijn gesteld. De kantonrechter stelt vast dat nergens uit blijkt dat de voorwaarden door [gedaagde] met zijn offerte van 9 december 2013 zijn meegestuurd. In de offerte wordt niet verwezen naar, noch anderszins melding gemaakt van de voorwaarden. De voorwaarden waarop [gedaagde] zich beroept, zijn al om die reden vernietigbaar op grond van artikel 6:233 aanhef en onder b BW.
Daar komt bij dat, ook als de voorwaarden ter hand zouden zijn gesteld, deze naar het zich laat aanzien (grotendeels) vernietigbaar zouden zijn omdat deze onredelijk bezwarend zijn in de zin van artikel 6:233 aanhef en onder a BW. Niet gesteld of gebleken is immers dat over de voorwaarden is onderhandeld. Evenmin is gesteld of gebleken dat [gedaagde] in sterke mate afhankelijk is van [B] zonder dat hier afdoende bescherming tegenover staat, laat staan dat dit voor [eiser] kenbaar was.
De slotsom is dat [eiser] in beginsel aanspraak heeft op
onvoorwaardelijke garantie.
De aard en inhoud van de voorwaarden kan daarom verder onbesproken blijven.
4.3.
De vraag is vervolgens of [eiser] zich kan beroepen op onvoorwaardelijke garantie, gelet op het feit dat er meerdere zonnepanelen zijn geplaatst op het dak in kwestie. Het antwoord op deze vraag kan alleen bevestigend luiden, indien blijkt dat de (plaatsing van de) zonnepanelen geen invloed hebben gehad op de kwaliteit van de dakbedekking.
Naar het oordeel van de kantonrechter is dit echter niet, althans onvoldoende gebleken. Kwaliteit kan alleen worden gegarandeerd als het product c.q. het werk niet wordt “bewerkt”, althans niet zonder overleg en instemming van degene die het product c.q. het werk heeft geleverd. Vast staat dat de zonnepanelen op het dak van [eiser] zijn geplaatst zonder overleg met [gedaagde] en/of [B] . De panelen zijn bovendien (ook volgens de stellingen van [eiser] ) in eigen beheer, en dus niet door een professioneel bedrijf, geplaatst. [gedaagde] heeft verder onweersproken gesteld dat sprake is van waterstagnatie vanwege de aanwezigheid van zonnepanelen. Bovendien kan zonder meer worden aangenomen dat de dakbedekking wordt aangetast door het enkele feit dat de panelen daarop moeten worden bevestigd. Dit alles betekent dat [eiser] geen beroep op onvoorwaardelijke garantie toekomt.
4.4.
[eiser] heeft verder gesteld dat sprake is van een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] , zodat hij aanspraak heeft op een vervangende schadevergoeding. Hij heeft deze stelling onderbouwd met de bevindingen van [A] en [C] .
[gedaagde] heeft deze bevindingen betwist. [gedaagde] heeft onweersproken gesteld dat [A] geen dakdekker is en dus geen (specifieke) deskundigheid heeft waar het gaat om de kwaliteit van dakdekkerswerk. De kennis en kunde van [C] heeft [gedaagde] ook ter discussie gesteld. [C] heeft blijkens zijn rapport alleen een aantal stappen gezet op het dak, enkele druppels water waargenomen en op basis hiervan zijn conclusies getrokken. Niet duidelijk is echter wat die conclusies precies inhouden: wat zijn de gebruikelijke eigenschappen van het materiaal, en waarom wijken de eigenschappen in dit geval substantieel af? Het dakbedekkingsmateriaal zelf is niet (bijvoorbeeld aan de hand van een uitsnede daarvan) onderzocht, aldus [gedaagde] . [gedaagde] heeft erop gewezen dat de toplaag altijd absorberend is en na een regenbui niet meteen opdroogt. Verder heeft [gedaagde] erop gewezen dat het op de dag van het onderzoek door [C] (1 mei 2018) in de ochtend hard heeft geregend.
4.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] , ook al heeft hij geen contra-expertise laten uitvoeren, voorshands voldoende gemotiveerd betwist dat de oorzaak van de lekkage (enkel) is gelegen in de kwaliteit van de dakbedekking en/of de uitvoering van zijn werkzaamheden. De kantonrechter heeft hierbij in aanmerking genomen dat onweersproken is dat [gedaagde] een dakdekker is met 30 jaar ervaring en dus kennis van zaken heeft. Verder heeft zij in aanmerking genomen dat het dak na de oplevering door [gedaagde] in 2013 meermaals belopen is en vol gezet is met zonnepanelen. Niet uit te sluiten valt dat die panelen waterstagnatie hebben veroorzaakt en tevens de nodige druk hebben uitgeoefend op het dakbeschot dat in 2013 al ongeveer 30 jaar oud was. Vooralsnog staat dus niet vast dat de lekkage is veroorzaakt door de kwaliteit van de dakbedekking, en niet (ook) door voormelde omstandigheden die liggen aan de zijde van [eiser] .
De kantonrechter tekent hier nog bij aan dat de conclusies van [A] en [C] uitsluitend zijn gebaseerd op visuele inspecties. Dit vindt de kantonrechter voor een deugdelijk oordeel over de oorzaak van de lekkage, in het licht bezien van wat door [gedaagde] is aangevoerd, onvoldoende.
4.6.
[gedaagde] heeft eerder aangeboden om de dakbedekking te laten onderzoeken door de fabrikant, maar dit aanbod is destijds door [eiser] van de hand gewezen. De dakbedekking was toen nog in tact, dus die weigering komt de kantonrechter niet onbegrijpelijk voor. Inmiddels is de dakbedekking echter verwijderd en heeft [eiser] 3 stukken van
1 m2 van het door [gedaagde] gebruikte materiaal bewaard.
4.7.
Gelet op het partijdebat heeft de kantonrechter behoefte aan een onderzoek c.q. analyse van het dakbedekkingsmateriaal dat [gedaagde] in 2013 op het dak van [eiser] heeft aangebracht. De kantonrechter wenst de regie hiervan in eigen hand te houden en zal dan ook een deskundigenonderzoek bevelen. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige en is voornemens om de volgende vragen voor te leggen.
1. Aan welke eigenschappen dient een bitumen dakbedekking, aangebracht op een dakbeschot van vlasvezelplaat op een garage, te voldoen om te kwalificeren als deugdelijke dakbedekking met een levensduur van ten minste 10 jaar?
2. Bevatten de aan u ter beschikking gestelde uitsneden (afkomstig van de dakbedekking die eind 2013 op het garagedak van [eiser] is aangebracht) die eigenschappen?
Zo niet, welke afwijkingen neemt u waar, en welke invloed hebben de waargenomen afwijkingen op de kwaliteit van de dakbedekking, en in het bijzonder op de waterbestendigheid daarvan?
3. Heeft het (meermaals) belopen van de dakbedekking en/of het plaatsen van zonnepanelen invloed op de kwaliteit van de dakbedekking en in het bijzonder op de waterbestendigheid daarvan? Zo ja, welke invloed?
4. Heeft u voor het overige nog op- en/of aanmerkingen die voor de beoordeling van de zaak relevant zijn?
4.8.
De kantonrechter zal beide partijen in de gelegenheid stellen zich bij akte over deze vragen uit te laten, als ook over de aard van de in te roepen deskundigheid en de persoon van de te benoemen deskundige. Het verdient de voorkeur dat partijen (vooraf) zelf overeenstemming bereiken op deze punten.
[eiser] zal daarnaast in de gelegenheid worden gesteld om bij (diezelfde) akte aan te tonen dat [C] , op wiens deskundigheid hij zijn standpunt mede baseert, beschikt over deskundigheid op het gebied van dakbedekking. Hij dient daarbij ook toe te lichten waaruit die deskundigheid volgt.
4.9.
De kantonrechter zal bij afzonderlijk vonnis een deskundige benoemen. De kantonrechter wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De kantonrechter zal deze verplichtingen uitwerken bij de benoeming van de deskundige. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de kantonrechter daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
4.10.
De kantonrechter ziet geen reden om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige in beginsel door degene op wie de bewijslast rust, moet worden gedeponeerd. Het kostenvoorschot zal daarom in dit geval door [eiser] moeten worden voldaan.
4.11.
De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
stelt partijen in de gelegenheid zich op de terechtzitting van
donderdag 2 mei 2019 om 09.00 uurbij akte uit te laten over de aan de deskundige voor te leggen vragen zoals geformuleerd onder 4.7, over de aard van de in te roepen deskundigheid, en over de persoon die als deskundige kan worden benoemd;
5.2.
stelt [eiser] daarnaast in de gelegenheid op voormelde terechtzitting bij akte aan te tonen dat [C] , op wiens deskundigheid hij zijn standpunt mede baseert, beschikt over deskundigheid op het gebied van dakbedekking, zoals omschreven onder 4.8., en toe te lichten waaruit die deskundigheid volgt;
5.3.
bepaalt dat de deskundige bij afzonderlijk vonnis wordt benoemd;
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2019.