Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 31 juli 2019 en de daarin genoemde processtukken;
- het proces-verbaal van comparitie van 30 oktober 2019 en de daarin genoemde processtukken.
2.Het geschil en de beoordeling
- Gederfde winst € 62.500,00
- Kosten (derden) € 58.493,85
- Loonkosten € 97.280,00
“Voormeld oordeel leidt ertoe dat de subsidiair verzochte verklaring voor recht moet worden afgewezen nu [naam 1] er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat een overeenkomst tot stand zou komen.”De rechtbank begrijpt dat [eiseres] ook inziet dat de gederfde winst niet op die grondslag kan worden gestoeld. Het hof heeft wel geoordeeld dat [gedaagde] de schade van [eiseres] moet vergoeden die zij heeft geleden als gevolg van het ongerechtvaardigd afbreken van de onderhandelingen. Over die schade overweegt het hof nog specifiek (onder meer)
“Dat [naam 1] schade heeft geleden in
“Mijn bedrijf, [naam 8] , heeft de afgelopen periode sinds de annulering de LGCT Rome de kosten â € 9.537,56 (ex. BTW) (zie mijn eerdere verklaring iz de annuleringskosten) verrekend in offertes en opdrachten nadien. Dit heb ik gedaan uit coulance en vanwege het jarenlange partnership met Van der [naam 1] .”
1.086,00(2,0 punten × tarief € 543,00)