Op 9 maart 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in een kort geding uitspraak gedaan over de ontruiming van een woning die door krakers was gekraakt. Eiseres, Brabant Water N.V., had de bruikleenovereenkomst met de kraker, [X], opgezegd en vorderde ontruiming. De rechtbank oordeelde dat Brabant Water N.V. ontvankelijk was in haar vorderingen, ondanks dat alleen de bewindvoerder was gedagvaard. De voorzieningenrechter stelde vast dat Brabant Water N.V. voldoende spoedeisend belang had bij de ontruiming, omdat zij de woning nodig had voor een huurovereenkomst met een medewerker. De opzegging van de bruikleenovereenkomst werd rechtsgeldig geacht, en het beroep van [X] op zijn huisrecht volgens artikel 8 lid 1 EVRM werd verworpen. De rechtbank oordeelde dat de belangenafweging in dit geval niet in het voordeel van [X] uitviel, aangezien hij zonder recht of titel in de woning verbleef. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een dwangsom voor het geval de bewindvoerder niet aan de veroordeling voldeed. De kosten van de procedure werden aan de bewindvoerder opgelegd.