ECLI:NL:RBOBR:2020:1635

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 maart 2020
Publicatiedatum
19 maart 2020
Zaaknummer
01/865073-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van een dossier van een rechtszaak met gevoelige informatie

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 23 maart 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met een medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan verduistering van een dossier van een rechtszaak. Het dossier, dat gevoelige medische informatie bevatte, was door de verdachte gevonden in een trein. De verdachte en zijn medeverdachte hebben geprobeerd het dossier terug te verkopen aan het advocatenkantoor dat in het dossier genoemd werd, in ruil voor een financiële compensatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van verduistering, omdat hij opzettelijk het dossier, dat toebehoorde aan een ander, wederrechtelijk heeft toegeëigend. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, maar heeft hem wel een gevangenisstraf opgelegd van 111 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de privacygevoelige aard van de informatie in het dossier en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. De verdachte heeft zich bovendien schuldig gemaakt aan dit feit tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling, wat de rechtbank als een verzwarende omstandigheid heeft meegewogen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865073-19
Parketnummer vordering: 09.268294.14
Datum uitspraak: 23 maart 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1990] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 maart 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 5 februari 2020.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
A.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 mei 2019 tot en met 05 juni 2019 te Houten en/of Gouda en/of Rotterdam en/of Ridderkerk en/of het (stop)(trein)traject 's-Hertogenbosch - Den Haag CS, althans in het arrondissement Oost-Brabant, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk
uit winstbejag een door misdrijf verkregen goed, te weten een dossier bevattende een hoeveelheid processtukken van een rechtszaak voorhanden heeft gehad en/of overgedragen;
(artikel 416 lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)
en/of
B.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 mei 2019 tot en met 05 juni 2019 te Houten en/of Gouda en/of Rotterdam en/of Ridderkerk en/of het (stop)(trein)traject 's-Hertogenbosch - Den Haag CS, althans in het arrondissement Oost-Brabant, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
uit winstbejag een goed, te weten een dossier bevattende een hoeveelheid processtukken van een rechtszaak voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(artikel 417bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)
en/of
C.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 mei 2019 tot en met 05 juni 2019 te Houten en/of Gouda en/of Rotterdam en/of Ridderkerk en/of het (stop)(trein)traject 's-Hertogenbosch - Den Haag CS, althans in het arrondissement Oost-Brabant, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een goed, te weten een dossier bevattende een hoeveelheid processtukken van een rechtszaak heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het
voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(artikel 416 / 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 mei 2019 tot en met 05 juni 2019 te Houten en/of Gouda en/of Rotterdam en/of Ridderkerk en/of het (stop)(trein)traject 's-Hertogenbosch - Den Haag CS, althans in het arrondissement Oost-Brabant, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een dossier bevattende een hoeveelheid processtukken van een rechtszaak, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en welk goed verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten welk dossier verdachte en/of zijn mededader(s) had(den) gevonden,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(artikel 321 Wetboek van Strafrecht)

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 09.268294.14 is aangebracht bij vordering van 25 juni 2019. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter ‘s-Gravenhage d.d. 27 augustus 2015. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op 29 mei 2019 is in de trein een rugzak blijven liggen met daarin onder meer een dossier van een rechtszaak, een civiele procedure bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het dossier bevatte privacygevoelige (medische) informatie. Op 30 mei 2019 wordt dit dossier bij het in het dossier genoemde advocatenkantoor voor de eerste keer aangeboden in ruil voor een financiële vergoeding. Daarna is het dossier nog een keer aangeboden bij voornoemd advocatenkantoor. Het kwam vervolgens tot een afspraak voor de overdracht van het dossier tegen betaling op de parkeerplaats van [naam van hotel] in Ridderkerk. Op 5 juni 2019 is het dossier door de medeverdachte, in aanwezigheid van verdachte, tegen betaling van € 1500,-- overgedragen aan een tussenpersoon van het advocatenkantoor, zijnde een politiemedewerker. Na deze overdracht van het dossier zijn verdachte en de medeverdachte ter plaatse aangehouden.
Verdachte wordt primair onder A, B en C verweten zich schuldig te hebben gemaakt aan opzetheling dan wel schuldheling, al dan niet in vereniging gepleegd.
Subsidiair wordt verdachte verweten zich schuldig te hebben gemaakt aan medeplegen van verduistering van genoemd dossier, bevattende een hoeveelheid processtukken van een rechtszaak.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde gevorderd. Niet kan worden bewezen dat de rugzak met processtukken door misdrijf is verkregen.
De officier van justitie acht het subsidiair ten laste gelegde medeplegen van verduistering wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank. [1]

De bewijsmiddelen.

Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 12 juni 2019 onder meer inhoudende: (pag. 23-24)
Ik heb die stukken een tijdje in bezit gehad en heb tegen [medeverdachte 1] gezegd “goh, kijk eens of dat advocatenkantoor die stukken terug wil en misschien zit er wel een compensatie in”. Ik heb die papieren afgegeven aan [medeverdachte 1] .
Proces-verbaal verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 5 juni 2019 onder meer inhoudende: (pag. 38-39)
Ongeveer 4 dagen geleden heb ik een persoon ontmoet op de plaats waar ik verblijf in Rotterdam. Deze persoon noemde zichzelf ‘ [alias 1] ’. Dit is ook de persoon die met mij is aangehouden op de parkeerplaats bij [naam van hotel] in Ridderkerk.
Op een gegeven moment bracht hij ter sprake dat hij een dossier in handen had gekregen over een ziekenhuis in Brabant, genaamd [naam ziekenhuis] , en dat dit waarschijnlijk van een advocaat of een student advocaat was.
Er werden misstanden aan het licht gebracht in dit dossier en [alias 1] vertelde dat hij dacht hier wel geld aan te kunnen verdienen. Hij had in eerste instantie een maatje van hem laten bellen, maar die had zich te makkelijk laten afschepen door de advocaat die hij had gebeld.
Hij zocht iemand die voor hem kon bellen. Hij bood er goed geld voor.
Ik ben daarom op het aanbod ingegaan. Hij zei tegen mij dat als de tegenpartij een bedrag aan zou bieden dat wij het sam/sam zouden doen. We zouden het dus eerlijk delen. Hij had wel een richtprijs, namelijk rond de 1500-2000 Euro. Die prijs heb ik ook bedongen, 1500 euro.
Ik had een afspraak gemaakt bij [naam van hotel] in Ridderkerk. Ik ben samen met [alias 1] naar de ontmoetingsplek gereden. We hadden daar een ontmoeting met [betrokkene 2] . Ik heb haar het pakketje gegeven zoals ik dit aangereikt had gekregen van [alias 1] . Deze stukken zaten in een rode rugzak.
Ik ben hierop met haar naar haar auto gelopen waar zij van mij de tas kreeg en ik van haar een enveloppe met geld.

Proces-verbaal bevindingen onder meer inhoudende: (pag. 41)

Op 5 juni 2019 omstreeks 20.20 uur gingen wij in verhoor met verdachte [medeverdachte 1] . Tijdens het verhoor vertelde [medeverdachte 1] aan ons dat hij zich had uitgegeven aan de telefoon als [alias 2] toen hij belde met een advocatenkantoor over een dossier.

Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] onder meer inhoudende: (pag. 50-52)

Op 29 mei 2019 heb ik op het Station ‘s-Hertogenbosch de sprinter van 16:22 uur richting Den Haag genomen. Ik heb mijn voornamelijk rode rugzak in het bagagerek boven mijn zitplaats gelegd. Bij het verlaten van de trein heb ik vergeten mijn rugzak mee te nemen. Ik ben in [gemeente 1] uitgestapt. De rugzak werd niet als gevonden gemeld.
In mijn rugzak zat (onder meer) een volle zwarte ordner met processtukken met als verzoeker in hoger beroep tegen de [naam ziekenhuis]
Bovenop het dossier in deze map hebben pleitnota’s gezeten. Bovenaan 1 van deze pleitnota’s staat [naam advocatenkantoor] en op de andere pleitnota staat [naam] .
Het zijn stukken van beide partijen, zowel voor de rechtbank als in hoger beroep. Dit dossier bestaat uit verschillende processtukken.
Op dinsdag 4 juni 2019 heb ik gesproken met [medewerker advocatenkantoor 1] van [naam advocatenkantoor] . Zij deelde mij mee dat op donderdag 30 mei 2019 ene [verdachte] gebeld had dat er stukken gevonden waren die ze van hem konden kopen.
Proces-verbaal van aangifte van [medewerker advocatenkantoor 2] onder meer inhoudende: (pag. 60-61)
Ik ben werkzaam bij [naam advocatenkantoor] welke gevestigd is
in [gemeente 2] . Op 30 mei 2019 kreeg ik een telefoontje van mijn collega [medewerker advocatenkantoor 1] . Zij had een terugbelverzoek van een onbekend persoon betreffende een dossier. Ik heb toen gebeld met het nummer wat achter is gelaten.
De persoon vertelde, meerdere malen nadrukkelijk, dat hij tussenpersoon was en dat de persoon voor wie hij belde, zijn opdrachtgever, een dossier had gevonden op een station. Het betrof een dossier waar de naam van ons kantoor meerdere malen in voor kwam. Hij zei ook dat er patiëntgegevens in stonden. Tijdens het gesprek heb ik geprobeerd duidelijk te maken dat ik dacht dat het ons dossier niet is, maar dat ik de stukken wel graag terug wilde hebben. Het gesprek kantelde op een gegeven moment toe hij zei dat ze een financieel voorstel wilden hebben en dat de persoon voor wie hij belde in eerste instantie contact wilde leggen met De Telegraaf. Daar heb ik het initiatief over genomen en gezegd dat als de
stukken van iemand anders zijn en hij dit weet dat hij op deze manier strafbaar feit begaat en dat ik me niet laat chanteren.
Op 5 juni 2019 omstreeks 08.30 uur is er weer naar kantoor gebeld.
De persoon die belde maakte zich kenbaar als [alias 2] en belde met telefoonnummer: [telefoonnummer 1] . [naam advocaat] heeft dit gesprek gevoerd.
Hij belde over hetzelfde dossier en vertelde een soortgelijk verhaal.
Noot verbalisant:
tijdens dit relaas kwam [naam advocaat] bij het gesprek zitten om
verduidelijking te geven over het door hem gevoerde telefoongesprek. De aangifte is vanuit het oogpunt van aangever opgetekend. Hij zei duidelijk: “Ik heb hier een dossier...”
Hij zei dat ze bij de Volkskrant aan het uitzoeken waren of ze de stukken mochten publiceren. Mijn collega zei toen dat het toch de bedoeling was dat het dossier terug zou komen. Toen zei deze [alias 2] dat voor niets de zon op kwam.
De strekking van het gesprek was duidelijk, als er geen voorstel kwam of er zou niet worden betaald dan zouden de gegevens uit het dossier openbaar gemaakt worden. Die indruk is duidelijk gewekt in de gesprekken.
Proces-verbaal van bevindingen van pseudokoper A-4224 onder meer inhoudende: (pag. 73-75)
Kreeg ik, A-4224, op woensdag 5 juni 2019, van mijn begeleidingsteam de volgende
opdracht(en):
- Leg telefonisch contact met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1]
- Maak met de gebruiker van het telefoonnummer een afspraak voor woensdag 5 juni 2019
- Om op genoemde dag te komen tot het afnemen van de rugzak met inhoud
Op woensdag 5juni 2019 heb ik, A-4224, telefonisch contact gehad met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Om 13.06 uur, 13.27 uur, 14.58 uur, 15.35 uur, 15.38 uur, 15.52 uur.
Op woensdag 5 juni 2019 omstreeks 15:50 uur parkeerde ik, A-4224, mijn auto op het
parkeerterrein van het [naam van hotel] Hotel Ridderkerk te Ridderkerk.
Ik zag dat er voor de hoofdingang, in een donker kleurige personenauto van het merk
Volvo, twee personen zaten te wachten.
Ik heb gebeld met de gebruiker van mobiel telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Nadat ik de verbindingen had verbroken zag ik uit de Volvo een man stappen. Deze kwam het [naam van hotel] hotel binnen lopen.
Ik hoorde hem zeggen: “Ik ben [alias 2] ”. Hierna volgde kort en
zakelijk weergegeven het volgende:
- Ik hoorde [alias 2] zeggen dat hij de tas in zijn auto had liggen;
- Ik hoorde [alias 2] zeggen dat ik met hem mee kon lopen;
- Ik vroeg [alias 2] de tas uit de auto op te halen en zag dat [alias 2] terugliep naar de
donker kleurige Volvo;
- Ik zag dat [alias 2] een grote rood / zwarte rugzak uit de Volvo pakte;
- Ik zag dat er een tweede man naast de Volvo stond
- Ik zag dat [alias 2] de rugzak over zijn schouder gooide en met de tas het [naam van hotel]
Ridderkerk, binnenliep;
- Ik vroeg aan [alias 2] of hij kon laten zien wat hij allemaal in zijn rugzak had zitten;
- Ik zag dat [alias 2] de rugzak op tafel legde en er een boekwerk uit pakte. Ik
zag dat er naast dit boekwerk meerdere stapels papier in de rugzak lagen;
- Ik zag dat [alias 2] naast de tafel bleef staan en de rugzak stevig vast bleef houden;
- Ik bladerde door de diverse papieren uit de tas.
Ik zag dat [alias 2] ieder stuk papier dat ik had bekeken vastpakte en terug in de rugzak stopte;
- Ik zag dat [alias 2] de rugzak nog steeds stevig vasthield;
- Ik vroeg [alias 2] hoe hij aan de rugzak kwam. Ik hoorde [alias 2] zeggen “(…) zo gevonden op het station
- Ik vroeg of [alias 2] met mij mee wilde lopen naar de auto zodat ik hem zijn 1500,00
Euro kon geven;
- Ik zag dat [alias 2] alle papieren weer in de rugzak stopte en de rugzak op zijn rug
droeg;
- Ik stond met [alias 2] bij de auto en vroeg [alias 2] of ik de rugzak vast mocht houden
zodat ik hem in de auto kon zetten. Ik hoorde [alias 2] zeggen “ik wil gelijk
oversteken”;
- Ik pakte de 1500,00 voor [alias 2] uit de auto en gaf deze aan hem;
- Ik zag dat [alias 2] het geld bekeek maar nog steeds niet de rugzak los wilde laten;
- Ik zei tegen [alias 2] dat hij de rugzak nu wel los mocht laten en hoorde [alias 2] zeggen
“ja, ik denk dat dat wel kan”;
- Ik pakte de rugzak van [alias 2] aan
- Ik zag dat NN1 en [alias 2] samen in de donkerkleurige Volvo stapten. NN1 als
bijrijder en [alias 2] als bestuurder;
- Ik hoorde NN1 zeggen “doe [naam advocaat] (fonetisch) de groeten”.

Proces-verbaal bevindingen onder meer inhoudende: (pag. 70-71)

Kort na haar inzet stelde A-4224, ons verbalisanten B-3003 en 3004, in kennis van haar
bevindingen,
Door mij B-3004 werd een plastic sealbag met daarin het eerder door A-4224 verstrekte
bedrag van € 1500,- Euro aangetroffen in het vak van het deurportier aan de bijrijderszijde van genoemde Volvo.

Proces-verbaal van bevindingen onder meer inhoudende: (pag. 76)

Op 5 juni 2019 werden bij verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] een rode tas, met hierin meerdere
documenten aangetroffen. Deze tas en de inhoud van deze tas werd door mij, [betrokkene 3] ,
getoond aan aangever [aangever] . Toen ik, [betrokkene 3] , de goederen toonde aan aangever [aangever] kon hij met zekerheid zeggen dat de getoonde goederen de goederen zijn welke hij in de trein had laten liggen.

Proces-verbaal bevindingen onder meer inhoudende: (pag. 79)

Op 6 juni 2019 nam ik, [betrokkene 3] , telefonisch contact op met het telefoonnummer
[telefoonnummer 2] . Dit telefoonnummer blijkt, uit het onderzoek, in gebruik te zijn bij [medeverdachte 2] .
Hierna werd door [medeverdachte 2] het volgende, samengevat, verklaard:
- Op 30 mei 2019 nam [verdachte] contact met mij op via Facebook.
- [verdachte] vroeg mij in dit gesprek of ik wilde bemiddelen in een situatie. [verdachte] vroeg mij of
ik een advocatenkantoor wilde bellen, genaamd [naam advocatenkantoor] . Dit omdat [verdachte] documenten
van dit kantoor had gevonden op het station in Gouda en dat hij deze documenten terug
wilde verkopen. [verdachte] heeft mij ook omschreven waar de inhoud van de documenten
overging. [verdachte] zei dat hij wist dat het ging over medische stukken met kans op
imagoschade.
- Ik gaf aan dat ik [verdachte] wel wilde helpen in deze situatie.
- Ik heb vervolgens gebeld met het advocatenkantoor en heb getracht te bemiddelen in het
teruggeven van de documenten met een vergoeding.
Proces-verbaal verhoor [medeverdachte 2] d.d. 12 juni 2019 onder meer inhoudende: (pag. 80-81)
Ik ben benaderd door een vriend van mij. Die is opgepakt. [verdachte] . Hij zei dat hij een document had gevonden en had mij gevraagd wat ik ermee kon. Hij vroeg mij of ik dat wilde doen. De advocaat bellen.
Ik werd toen door die advocaat een beetje overruled. Zo voelde het. Ik heb uiteindelijk dat nummer van die advocaat doorgegeven aan [verdachte] . Ik zei tegen [verdachte] dat hij het zelf maar moest regelen.
A: Hij rekende zich rijk.
A: De bedragen. 50 tot 100k. Later zei hij dat als hij er maar iets voor zou krijgen.
V: Waar waren de stukken uit het dossier dat jullie in bezit hadden?
De stukken waren bij hem. Hij maakte een foto van dat blad wat hij had.
Ik kan de Facebook gesprekken doorsturen.
[naam advocatenkantoor] belde mij terug. Ik zei dat een vriend van mij een dossier had gevonden in Gouda.
Hij vroeg: Wat wil hij ervoor? ‘. Ik zei: Een financiële compensatie’. Ik heb nooit over een bedrag gesproken. Toen werd meneer [naam advocatenkantoor] boos.
Facebook gesprekken van [alias 1] (verdachte [verdachte] ) met [medeverdachte 2] (pag. 84 -102)
[alias 1] :
Gister meegemaakt. Op Gouda station.
30-05 13.23
K heb een dik dossier van een grote zaak tegen [naam ziekenhuis] gevonden allemaal personeel verklaring patiënten medisch gegevens etc.
Het is een bedrijfsbezit dus geen persoonlijk. Dus reputatie schade voorkomen door een enigszins redelijke vergoeding ter voorkoming van dat probleem mag best een prijs he nie waar beter dan kopieën na e… media die er
Zou zo maar NS n dikke 10rugge opleverrn en zonder boze blikken zo.
87
K maak zws eerst kopieën van alles.

Proces-verbaal bevindingen (pag. 117-128)

Uitwerking tapgesprekken [alias 2] ( [medeverdachte 1] ) en [betrokkene 2] (medewerker politie)
Onder meer:
Met [alias 2] . Het gaat over de dossiers die ik in bezit heb.
Euhm, die willen wij jou graag doen terug komen maar uhh ja, voor niks gaat de zon op.
Het is het complete dossier van het [naam ziekenhuis] .
Wij hebben dat hele complete dossier.
Ik denk dat jullie dat terug willen.
[pseudokoper] : Wat wilt u er voor hebben, meneer [alias 2] .
[alias 2] : Voor 1500 kom ik het terug brengen.
[pseudokoper] : ik ken toevallig het Van de Valk hotel in Ridderkerk.
Dat moet voor mekaar te krijgen zijn. Ja hoor.
[pseudokoper] : Oke meneer [alias 2] . Dan zie ik u zo meteen.

Vrijspraak van het primair onder A, B en C ten laste gelegde.

De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het primair onder A, B en C ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Bijzondere overwegingen ten aanzien van het bewijs.

De rechtbank acht op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen het subsidiair ten laste gelegde medeplegen van verduistering van een dossier bevattende een hoeveelheid processtukken van een rechtszaak wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
Subsidiair:
in de periode van 29 mei 2019 tot en met 05 juni in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een dossier bevattende een hoeveelheid processtukken van een rechtszaak, toebehorende aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader, en welk goed verdachte en zijn mededader anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten welk dossier hij had gevonden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
  • een taakstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis;
  • een gevangenisstraf van 141 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
  • toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging betreffende een geldboete van
€ 500,-- subsidiair 10 dagen hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht een straf korter dan de tijd dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten, zijnde 51 dagen, op te leggen. Tevens heeft de raadsman verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen. Als het niet om de stukken van een raadsheer was gegaan, dan was verdachte waarschijnlijk eerder op vrije voeten gesteld.
De raadsheer is niet zorgvuldig geweest, door zijn stukken onbeheerd in een bagagerek te plaatsen en daar achter te laten.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tezamen en in vereniging met de medeverdachte schuldig gemaakt aan verduistering van een dossier van een rechtszaak, waarin onder meer gevoelige medische informatie zat van een procesdeelnemer. Dit dossier is door de verdachte gevonden, nadat een raadsheer dit dossier in de trein heeft laten liggen. Verdachte en zijn mededader hebben contact opgenomen met het in het dossier genoemde advocatenkantoor, teneinde te bewerkstelligen dat zij in ruil voor het dossier een financiële compensatie zouden krijgen. De achterliggende boodschap daarbij was dat men anders de publiciteit zou zoeken en dat deze gevoelige medische informatie in de openbaarheid zou worden gebracht.
Deze ruil heeft daarna ook inderdaad plaatsgevonden.
Verduistering is een ernstig strafbaar feit, zeker als het gaat om privacygevoelige stukken als medische gegevens en processtukken.
Verdachte heeft bij het plegen van het feit gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de benadeelden.
Het initiatief tot het plegen van het strafbare feit ging uit van verdachte. Verdachte heeft de medeverdachte, die op dat moment in geldnood zat, bij zijn plannen betrokken en hem overgehaald contact op te nemen met het advocatenkantoor.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank ten nadele van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte het bewezen verklaarde feit heeft gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 111 dagen met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank zal een deel van 60 dagen van deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 09.268294.14.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 47, 321.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair onder A, B en C is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
subsidiair medeplegen van verduistering verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf.
T.a.v. subsidiair: Gevangenisstraf voor de duur van 111 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd geen strafbaar feit pleegt.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is bij beschikking van 24 juli 2019 met ingang van 26 juli 2019 reeds geschorst.

Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:

Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter 's-Gravenhage d.d.27 augustus 2015, gewezen onder parketnummer 09.268294-14, te weten:
een geldboete van € 500,-- subsidiair 10 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.J.H. van Dellen, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. J.J.A. Donkersloot, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 23 maart 2020.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie districtsrecherche ‘s-Hertogenbosch, genummerd OB1RO19071-43, afgesloten op 29 juli 2019, aantal pagina’s: 1 tot en met 128. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.