ECLI:NL:RBOBR:2020:1942

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 april 2020
Publicatiedatum
1 april 2020
Zaaknummer
8346410 CV EXPL 20-1069
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige concurrentie door ex-werknemer na afloop van concurrentie- en relatiebeding met gebruik van vertrouwelijke informatie

In deze zaak heeft VTS Constructions B.V. (hierna: VTS) een kort geding aangespannen tegen [gedaagde sub 1], Go Track Weert BV en HTS Rubbertracks BV. VTS stelt dat [gedaagde sub 1], een ex-werknemer, onrechtmatig handelt door vertrouwelijke informatie van VTS te gebruiken om klanten te winnen voor zijn nieuwe werkgever, HTS. VTS vordert een verbod op het benaderen van haar klanten en het gebruik van vertrouwelijke gegevens. De kantonrechter oordeelt dat VTS voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde sub 1] gebruik maakt van vertrouwelijke informatie en dat hij klanten van VTS benadert met commerciële doeleinden. De rechter legt een verbod op aan [gedaagde sub 1] om klanten van VTS te benaderen, voor zover hij daarbij gebruik maakt van technische gegevens van producten die deze klanten voorheen bij VTS hebben afgenomen. De vordering van VTS wordt in zoverre toegewezen, maar de rechter wijst de vorderingen tegen Go Track en HTS af, omdat onvoldoende bewijs is dat zij onrechtmatig handelen. In reconventie vorderen de gedaagden opheffing van bewijsbeslagen, maar ook deze vorderingen worden afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 8346410 \ CV EXPL 20-1069
Vonnis van 1 april 2020
in de zaak van:
VTS Constructions B.V.,
gevestigd te Maarheeze,
eiser(es) in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigden: mr. M. Ambags en mr E.J. Louwers.
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

2. de besloten vennootschap Go Track Weert BV,

gevestigd te Soerendonk,

3. HTS Rubbertracks BV,

gevestigd te Weert,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie gemachtigde: mr. H.H.T. Beukers.
Eiseres in conventie, verweerster in reconventie wordt hierna “VTS” genoemd.
Gedaagden in conventie, verweerders in reconventie worden hierna respectievelijk “ [gedaagde sub 1] ”, “Go Track” en “HTS” genoemd. Gezamenlijk zullen zij ” [gedaagden] ” genoemd worden.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 maart 2020 met 13 producties
  • de brief van mr. Beukers van 13 maart 2020 met 28 producties en aankondiging van een eis in reconventie
  • de brief van mr. Ambags van 16 maart 2020 met producties 14 tot en met 26
  • de brief van mr. Beukers van 17 maart 2020 met productie 29
  • de mondelinge behandeling op 18 maart 2020
  • de pleitnota van mr. Ambags
  • de pleitnota van mr. Beukers, tevens houdende eis in reconventie.

2.De feiten

2.1.
VTS drijft een onderneming die zich onder meer bezighoudt met de ontwikkeling van rupsmobiele oplossingen op diverse toepassingsgebieden. Zij ontwerpt en vervaardigt in dat kader onder meer rupsonderstellen.
2.2.
VTS maakt onderdeel uit van de [A] .
2.3.
[gedaagde sub 1] is op 14 januari 2013 bij VTS in dienst getreden in de functie van Sales Engineer. Het betrof een dienstverband voor onbepaalde tijd.
2.4.
In de arbeidsovereenkomst is een relatie- concurrentie- en geheimhoudingsbeding opgenomen. Het concurrentie- en relatiebeding golden tot één jaar na het eindigen van de arbeidsovereenkomst.
2.5.
In het kader van de uitoefening van zijn functie maakte [gedaagde sub 1] onder meer technische ontwerpen en bouwtekeningen van rupsonderstellen voor klanten van VTS.
2.6.
In 2018 is de functie van [gedaagde sub 1] gewijzigd van Sales Engineer naar Sales Manager.
2.7.
Bij brief van 24 september 2018 heeft [gedaagde sub 1] de arbeidsovereenkomst met VTS opgezegd tegen 1 november 2018.
2.8.
Vanaf 1 januari 2020 is [gedaagde sub 1] werkzaamheden gaan verrichten voor HTS. HTS drijft een groothandel in rupsonderstellen en is een concurrent van VTS.
2.9.
In het kader van hun samenwerking hebben [gedaagde sub 1] en HTS eind 2019 de joint venture Go Track opgericht. De aandelen daarvan worden gehouden door HTS Holding en [B] (hierna [B] ), de persoonlijke holding van [gedaagde sub 1] .
2.10.
HTS Holding Weert B.V. (hierna: HTS Holding) is enig aandeelhouder en bestuurder van HTS. De heer [naam 1] is (indirect) aandeelhouder van HTS Holding.
2.11.
Op 25 en 28 februari 2020 heeft VTS ten laste van [gedaagde sub 1] , [B] , Go Track, HTS en HTS Holding conservatoir bewijsbeslag gelegd. VTS stelt in dat kader dat [gedaagde sub 1] het geheimhoudingsbeding uit de arbeidsovereenkomst heeft overtreden door tekeningen en klantgegevens van VTS aan HTS te verstrekken.

3.Het geschil in conventie

3.1.
VTS vordert, samengevat en na wijziging van eis:
[gedaagde sub 1] en Go Track te verbieden om gedurende een periode van drie-en-een-half jaar primair zakelijke relaties van VTS in het algemeen en subsidiair de relaties vermeld op de als productie 13 overgelegde lijst, aangevuld met HTS en HTS Holding, met commerciële doelstellingen te benaderden en/of zakelijk contact met hen te hebben en om HTS te verbieden om dat via [gedaagde sub 1] en Go Track te doen;
[gedaagde sub 1] en Go Track te verbieden om direct of indirect betrokken te zijn bij het sluiten en/of uitvoeren van transacties met de relaties vermeld op de als productie 13 overgelegde lijst op het gebied van rupsmobiele oplossingen, inclusief transacties ter zake het onderhoud en/of reparatie daarvan en/of het verlenen van enigerlei medewerking daaraan en/of betrokken te zijn direct of indirect bij dergelijke transacties met die partijen en om HTS te verbieden dat via [gedaagde sub 1] en Go Track te doen;
[gedaagden] te verbieden om werknemers van VTS over te halen om bij VTS te vertrekken en om voor [gedaagden] te gaan werken;
it alles op straffe van een dwangsom van € 100.000,00 per overtreding vermeerderd met een dwangsom van € 2.500,00 per dag of gedeelte daarvan dat de overtreding voortduurt.
3.2.
VTS legt daaraan, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
[gedaagden] handelen onrechtmatig jegens VTS. [gedaagde sub 1] en Go maken misbruik van de specifieke klantgebonden kennis die [gedaagde sub 1] tijdens zijn dienstverband bij VTS heeft opgedaan om stelselmatig klanten ertoe te bewegen over te stappen naar HTS.
Dat levert een onrechtmatige daad op in de zin van artikel 6:162 BW, waarvoor [gedaagden] hoofdelijk aansprakelijk zijn op grond van artikel 6:166 BW.
Daarnaast heeft [gedaagde sub 1] zich niet als goed werknemer gedragen in de zin van artikel 7:611 BW. Het gebruik van de gegevens is ook in strijd met artikel 2 lid 2 van de Wet Bescherming Bedrijfsgegevens,
[gedaagde sub 1] heeft daarmee ook het geheimhoudingsbeding uit de arbeidsovereenkomst overtreden.
[gedaagde sub 1] heeft ook in strijd met het concurrentiebeding gehandeld omdat de voorbereidende handelingen al hebben plaatsgevonden voor het einde van de looptijd van dat beding.
Omdat VTS door de handelwijze van [gedaagden] grote financiële schade dreigt te lijden door het verlies van klanten heeft zij een spoedeisend belang bij het gevorderde.
Een termijn van drie-en-een-half jaar is in dit geval redelijk.
3.3.
[gedaagden] voeren daartegen, zakelijk weergegeven, het volgende verweer.
[gedaagden] betwisten dat zij onrechtmatig handelen jegens VTS. Van inbreuk op de contractuele bedingen is geen sprake.
Het concurrentie- en relatiebeding hebben door de promotie van [gedaagde sub 1] naar Sales Manager hun werking verloren. De bedingen zijn als gevolg van de promotie aanmerkelijk zwaarder op [gedaagde sub 1] gaan drukken en hadden daarom opnieuw overeengekomen moeten worden.
[gedaagde sub 1] heeft de bedingen overigens ook helemaal niet geschonden. Pas na de looptijd is [gedaagde sub 1] voor HTS gaan werken.
Een geheimhoudingsbeding beoogt niet te beschermen tegen het gebruik van opgedane kennis ten behoeve van een ander. Dat kan alleen met een concurrentiebeding. [gedaagde sub 1] gebruikt bij HTS bovendien vooral kennis die hij voor zijn dienstverband bij VTS heeft opgedaan.
[gedaagde sub 1] maakt ook geen gebruik van bedrijfsgeheime informatie van VTS. De
De door VTS gemaakte ontwerpen voor rupsonderstellen zijn gebaseerd op algemene uitgangspunten en niet uniek. [gedaagden] betwisten ook dat VTS haar tekeningen opslaat in een digitale kluis. VTS vertrekt haar tekeningen gewoon aan haar klanten, die er vervolgens mee naar de concurrent gaan. De tekeningen zijn bovendien vrij toegankelijk op de website van VTS.
Van onrechtmatige concurrentie door [gedaagden] is evenmin sprake. [gedaagde sub 1] heeft niet stelselmatig klanten van VTS benaderd. Voor zover [gedaagde sub 1] al klanten heeft benaderd dan was dat na afloop van de contractuele bedingen en was dat dus niet verboden. [gedaagde sub 1] heeft daarbij geen gebruik gemaakt van vertrouwelijke gegevens van VTS. De klanten zijn ook niet exclusief aan VTS verbonden.
De vorderingen tegen Go Track kunnen sowieso niet worden toegewezen. Zij ontplooit geen commerciële activiteiten. Indien [gedaagde sub 1] al onrechtmatig heeft gehandeld jegens VTS dan wist Go Track daar niets van.
Een absoluut verbod om commercieel contact te onderhouden met klanten is disproportioneel. Dat geldt ook voor de gevorderde duur van 3,5 jaar.
Een grondslag voor het onder b. gevorderde verbod ontbreekt. Het staat HTS vrij om haar onderneming uit te oefenen en klanten te bedienen.
De door VTS overgelegde klantenlijst is ondeugdelijk. [gedaagden] hebben geen van de klanten op de lijst ooit onrechtmatig benaderd. Veel klanten zijn ook klant van HTS. Daarnaast staan er ten onrechte ook leveranciers op de lijst.
Voor een ronselverbod zoals gevorderd onder c. bestaat geen grond. Het is HTS niet verboden om werknemers van VTS te benaderen.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagden] vorderen in reconventie, samengevat, het volgende:
primair: opheffing van de ten laste van [gedaagden] gelegde bewijsbeslagen, subsidiair: VTS te veroordelen de bewijsbeslagen op te heffen op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per dag of gedeelte daarvan
primair: de gerechtelijke bewaring van de beslagen bescheiden, data en gegevensdragers te beëindigen, subsidiair: VTS te veroordelen de bewaring te beëindigen op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per dag of gedeelte daarvan;
VTS te verbieden om zich tegenover derden negatief uit te laten over [gedaagde sub 1] en/of HTS, waaronder de mededeling dat [gedaagde sub 1] bedrijfsvertrouwelijke gegevens van VTS heeft ontvreemd en VTS onrechtmatig beconcurreert in de ruimste zin des woords op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per overtreding;
VTS te veroordelen in de proceskosten.
4.2.
[gedaagden] leggen daaraan, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
VTS heeft het verlof voor het leggen bewijsbeslag verkregen op basis van een misleidend beslagrekest. [gedaagden] ondervinden aanzienlijke hinder van de beslagen.
VTS doet onjuiste lasterlijke uitlatingen tegen werknemers en klanten over [gedaagde sub 1] en HTS. Zij dient zich daarvan te onthouden.
4.3.
VTS voert daartegen verweer.

5.De beoordeling

In conventie
5.1.
Het spoedeisend belang van VTS bij de gevorderde voorzieningen is evident. Zij stelt dat [gedaagden] haar onrechtmatig beconcurreert en dat zij daar schade van ondervindt welke schade steeds verder oploopt. Van VTS kan dan niet worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
5.2.
In de arbeidsovereenkomst tussen VTS en [gedaagde sub 1] is een concurrentie- en relatiebeding opgenomen. De looptijd van de bedingen is inmiddels verstreken. Dat betekent dat het [gedaagde sub 1] in beginsel vrij staat om zijn voormalige werkgever te beconcurreren, ook als VTS daarvan nadeel ondervindt. Dat neemt niet weg dat de concurrentie onder omstandigheden toch onrechtmatig kan zijn. Uit het arrest Boogaard/Vesta (Hoge Raad 9 december 1955, NJ 1956/157) volgt dat moet zijn voldaan aan een drietal voorwaarden. Er moet sprake zijn van:
a) het stelselmatig en substantieel afbreken van
b) het duurzame bedrijfsdebiet van de voormalige werkgever, dat de voormalige werknemer in het kader van de arbeidsovereenkomst heeft meehelpen opbouwen
c) met de hulpmiddelen die hij daartoe vertrouwelijk van zijn voormalige werkgever ter beschikking kreeg.
5.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter zijn er concrete aanwijzingen om aan te nemen dat daarvan in dit geval mogelijk sprake is. [gedaagde sub 1] heeft tijdens zijn dienstverband bij VTS als engineer VTS rupsonderstellen voor klanten van VTS ontworpen. VTS heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het ontwerpen en ontwikkelen van de rupsonderstellen gebeurt op basis van de specifieke wensen van de klant. Die wensen worden door de engineer technisch uitgewerkt in de vorm van bouwtekeningen. [gedaagde sub 1] had als engineer kennis en toegang tot die technische, klantgebonden informatie. VTS heeft ook voldoende aannemelijk gemaakt dat dit was op basis van vertrouwelijkheid. Zij stelt dat de informatie wordt opgeslagen in een digitale kluis waartoe slechts een beperkt aantal van haar medewerkers toegang heeft. [gedaagden] betwisten dat weliswaar en stellen dat de informatie eenvoudig en vrij toegankelijk is op de website van VTS en daarnaast op eerste verzoek zonder enige verplichting tot geheimhouding door (potentiële) klanten kan worden opgevraagd, maar zij hebben dat onvoldoende aannemelijk gemaakt. [gedaagden] hebben ter onderbouwing van hun stelling onder meer tekeningen van rupsonderstellen overgelegd die vrij toegankelijk zouden zijn (geweest) op de website van VTS. VTS hebben gemotiveerd betoogd dat het niet gaat om technische bouwtekeningen maar slechts om artist impressions van de buitenzijde van rupsonderstellen bedoeld voor reclamedoeleinden en hebben in dat kader ter zitting voorbeelden getoond van technische bouwtekeningen zoals die volgens haar uitsluitend in de digitale kluis worden bewaard. De getoonde tekeningen zijn op het eerste gezicht in technisch zin duidelijk anders dan de door [gedaagden] overgelegde voorbeelden. Dat [gedaagde sub 1] als engineer in staat is om aan de hand van deze “artist impressions” de onderliggend technische informatie voor een belangrijk deel te destilleren is op zich niet verwonderlijk. [gedaagde sub 1] heeft de onderliggende tekeningen immers veelal zelf gemaakt tijdens zijn dienstverband bij VTS. Dat de tekeningen ook zonder deze specifieke kennis voldoende bruikbaar zijn als basis om rupsonderstellen voor klanten te ontwikkelen hebben [gedaagden] onvoldoende aannemelijk gemaakt.
5.4.
Vast staat dat [gedaagde sub 1] namens HTS eind 2019 een offerte voor een rupsonderwagen heeft uitgebracht aan een klant van VTS, de heer [naam 2] . Dat blijkt uit de door VTS als productie 14 overgelegde e-mails. Uit het feit dat namens HTS een rupsonderwagen wordt geoffreerd blijkt dat de door HTS aangeboden diensten verder gaan dan alleen het door haar gestelde leveren van losse onderdelen. Zij is dus wel degelijk een directe concurrent van VTS. De geoffreerde rupsonderwagen is volgens [gedaagde sub 1] in de e-mail “1 op 1 uitwisselbaar met die van VTS. Alle rollen, wielen, tracks, aandrijvingen hebben dezelfde maten en specificaties, zie ook tekening.” De offerte is dus gedaan met kennis van het technische ontwerp van de oorspronkelijk door VTS aan [naam 2] geleverde rupsonderwagen. Dat wordt door [gedaagden] ook niet betwist. [gedaagde sub 1] stelt namelijk dat hij de oorspronkelijke ontwerptekeningen van VTS van [naam 2] heeft gekregen. [gedaagde sub 1] heeft dat onvoldoende aannemelijk gemaakt. VTS heeft als productie 17 een e-mail van [naam 2] overgelegd van 14 februari 2020 waarin laatstgenoemde desgevraagd aan VTS verklaart dat hij aan [gedaagde sub 1] geen maatvoeringen of tekeningen heeft verstrekt. [naam 2] geeft ook aan dat [gedaagde sub 1] niet bij hem langs is geweest zodat [gedaagde sub 1] ook niet ter plekke zelf de maten heeft kunnen opnemen. De kantonrechter ziet vooralsnog onvoldoende aanleiding om aan de juistheid van de verklaring van [naam 2] te twijfelen. De enkele stelling van [gedaagden] dat de inhoud van de e-mail simpelweg onjuist is en dat [naam 2] kennelijk niet aan VTS wil laten blijken dat hij wilde overstappen naar HTS, is daarvoor in elk geval onvoldoende.
5.5.
VTS heeft als productie 15 een memo overgelegd van [C] , leverancier van het CAD-systeem SolidWorks, waarmee VTS haar modeltekeningen vervaardigt. [C] heeft een vergelijkende analyse gemaakt tussen een SolidWorks modeltekening uit de digitale kluis van VTS en de door [gedaagde sub 1] namens HTS vervaardigde tekening die was meegezonden bij de offerte aan [naam 2] . Het enkele feit dat [C] het systeem aan VTS heeft geleverd betekent niet dat [C] niet onafhankelijk is en de analyse ondeugdelijk, zoals [gedaagden] stellen. De kantonrechter ziet vooralsnog onvoldoende reden om de analyse niet serieus te nemen. [C] heeft opvallende overeenkomsten geconstateerd in de maatvoeringen en specifieke eigenschappen van het rupsonderstel zoals de atypische verdeling van de bovenrollen, de wijze waarop de platen aan de binnenkant van het frame zijn bevestigd en een niet-standaard gekozen combinatie als aansluiting op de aandrijving. De overeenkomsten lijkt te bevestigen dat [gedaagde sub 1] gebruik heeft gemaakt van vertrouwelijke gegevens van VTS bij het doen van de offerte aan [naam 2] . Dat [gedaagde sub 1] degene is geweest die de oorspronkelijke ontwerptekening van VTS voor [naam 3] heeft vervaardigd doet aan de vertrouwelijkheid van die informatie niet af. [gedaagde sub 1] mag die niet zomaar gebruiken.
5.6.
Het lijkt er ook op dat [gedaagde sub 1] [naam 2] actief heeft benaderd kennelijk met de bedoeling om hem als klant over te laten stappen van VTS naar HTS. [naam 2] geeft in de eerdergenoemde e-mail van 14 februari 2020 aan dat [gedaagde sub 1] degene is geweest die (meermaals) het contact heeft gezocht. [gedaagde sub 1] heeft dat onvoldoende weerlegd. Zij betwist het slechts zonder nadere onderbouwing. Enig bewijs waaruit blijkt dat het juist [naam 2] is geweest die contact heeft gezocht met [gedaagde sub 1] is niet overgelegd.
5.7.
Slotsom is dat naar het oordeel van de kantonrechter concrete aanwijzingen bestaan dat [gedaagde sub 1] bezig is om klanten van VTS te benaderen om hen met gebruikmaking van vertrouwelijk bij VTS verkregen informatie ertoe te bewegen over te stappen naar HTS. In welke mate dat gebeurt kan de kantonrechter op dit moment niet goed beoordelen. VTS heeft als productie 8 wel een lijst overgelegd met namens van klanten die door [gedaagde sub 1] zouden zijn benaderd, maar [gedaagden] hebben de juistheid daarvan betwist en - afgezien van het eerdergenoemde voorbeeld van [naam 2] - heeft VTS bij gebrek aan een nadere onderbouwing onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze klanten inderdaad door [gedaagde sub 1] zijn benaderd. Dat neemt niet weg dat, mede gelet op de wederzijdse belangen, voldoende grond bestaat om [gedaagde sub 1] te verbieden klanten van VTS te benaderen met commerciële doeleinden voor zover hij daarbij gebruik maakt van technische informatie over de producten die de klanten bij VTS hebben afgenomen. De vorderingen van VTS zullen daarom in zoverre worden toegewezen. Voor een verdergaande maatregel bestaat naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende grond. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als na te melden.
5.8.
De kantonrechter ziet ook geen grond om aan Go Track of HTS enig verbod op te leggen. Onvoldoende aannemelijk is dat zij onrechtmatig handelen jegens VTS. Daarvoor is onvoldoende dat zij enkel profiteren van het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] jegens zijn ex-werkgever. Er moet sprake zijn van bijkomende omstandigheden. Het bestaan van dergelijke omstandigheden is onvoldoende aannemelijk geworden. De vorderingen worden voor het overige daarom afgewezen.
5.9.
Omdat partijen over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd.
In reconventie
5.10.
[gedaagden] vorderen in reconventie opheffing van de door VTS gelegde bewijsbeslagen en beëindiging van de gerechtelijke bewaring van de in beslaggenomen goederen. Daarvoor bestaat onvoldoende grond. Nog daargelaten dat uit hetgeen in reconventie is overwogen volgt dat concrete aanleiding bestaat om te veronderstellen dat [gedaagde sub 1] onrechtmatig handelt jegens VTS en [gedaagde sub 1] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de voorzieningenrechter in het beslagrekest door VTS bewust is misleid, geldt dat afweging van de wederzijdse belangen aan toewijzing van de vorderingen in de weg staat. VTS heeft een zwaarwegend belang bij handhaving van de beslagen in het kader van haar bewijspositie in een bodemprocedure. Indien de beslagen worden opgeheven zullen voor eventueel voor [gedaagde sub 1] belastende gegeven op de beslagen gegevensdragers waarschijnlijk voorgoed buiten het bereik van VTS komen. Het belang van [gedaagden] bij opheffing van de beslagen lijkt gering. Van de in beslag genomen gegevens dragers zijn kopieën gemaakt die aan [gedaagden] zijn vertrekt zodat zij gewoon over de informatie kunnen beschikken. [gedaagden] hebben ook niet gesteld dat informatie ontbreekt of dat hun bedrijfsvoering door het voortduren van de belagen wordt gehinderd. Dat de feitelijke beslaglegging destijds met name voor [gedaagde sub 1] de nodige impact heeft gehad is geen reden om de beslagen nu op te heffen. De vorderingen zullen daarom worden afgewezen.
5.11.
Ook de vordering tot het opleggen van een verbod aan VTS tot het doen van lasterlijke uitlatingen over [gedaagden] zal worden afgewezen. [gedaagden] hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat VTS bezig is met een lastercampagne tegen [gedaagde sub 1] en zich op onrechtmatige wijze over hen hebben uitgelaten. De enkele verklaring van een oud-werknemer die [gedaagde sub 1] ter onderbouwing van zijn vordering heeft overgelegd biedt daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. zich op onrechtmatige wijze hebben uitgelaten over [gedaagde sub 1] jegens derden.
5.12.
[gedaagden] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie in de proceskosten worden veroordeeld, begroot op een bedrag van € 480,00 (0,5x€ 960,00) aan salaris gemachtigde.

6.De beslissing

De kantonrechter
rechtdoende als voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
verbiedt [gedaagde sub 1] om klanten van VTS te benaderen met commerciële doeleinden, voor zover hij daarbij gebruik maakt van technische gegevens van producten die deze klanten voorheen bij VTS hebben afgenomen,
6.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan VTS een dwangsom te betalen van € 10.000,00 per voor iedere keer dat hij niet aan de in 6.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt,
6.3.
bepaalt dat geen dwangsommen zullen worden verbeurd voor zover dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
compenseert de proceskosten, met dien verstande dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.7.
wijst de vorderingen af,
6.8.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten aan de zijde van VTS begroot op een bedrag van € 480,00 aan salaris gemachtigde,
6.9.
verklaart dit vonnis in reconventie met betrekking tot de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2020