ECLI:NL:RBOBR:2020:1996

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 april 2020
Publicatiedatum
6 april 2020
Zaaknummer
8015182_E02042020
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling huurovereenkomst en geschil over facturatie van printers

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is een geschil ontstaan tussen Ricoh Nederland B.V. en Kopieer en Print Service Nederland B.V. (KPS) over de afwikkeling van een huurovereenkomst voor twee printers. De huurovereenkomst, die op 4 juni 2014 werd gesloten, had een looptijd van 66 maanden en omvatte een vast bedrag per maand, met extra kosten voor overmatig gebruik. KPS heeft de huurbetalingen vanaf april 2018 niet voldaan, en er ontstond een geschil over de facturatie van de tellertikken, waarbij KPS stelde dat er een registratiefout was bij printer A, wat leidde tot onjuiste facturatie. KPS heeft de overeenkomst op verschillende momenten buitengerechtelijk ontbonden, maar Ricoh betwistte de rechtsgeldigheid van deze ontbinding. De kantonrechter oordeelde dat KPS niet rechtsgeldig had ontbonden, omdat de printers functioneel waren en de registratiefout niet leidde tot een tekortkoming die ontbinding rechtvaardigde. KPS werd veroordeeld tot betaling van de achterstallige huurtermijnen, buitengerechtelijke incassokosten en de teruggave van de printers aan Ricoh. De kantonrechter wees de vorderingen van KPS in reconventie af, omdat de schadevergoeding niet was onderbouwd en Ricoh niet in verzuim was.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer: 8015182 CV EXPL 19-6118
Vonnis van 2 april 2020
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Ricoh Nederland B.V.,
gevestigd te ‘s-Hertogenbosch,
eiseres in conventie,
gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie,
gemachtigde: mr. I. Soetens,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Kopieer en Print Service Nederland B.V.,
voorheen handelend onder de statutaire naam Kopieerservice Hengelo B.V.,
gevestigd te Alkmaar,
gedaagde in conventie,
eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
gemachtigde: mr. C.N.M. Kras.
Partijen worden hierna “Ricoh” en “KPS” genoemd.

1.De procedure

in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie:
1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
het tussenvonnis van 14 november 2019 en de daarin genoemde processtukken;
de op 19 februari 2020 ter griffie ontvangen conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie, ook houdende wijziging van eis in conventie, met bijlagen 13 tot en met 16.
1.2
Op 2 maart 2020 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij hebben partijen nadere informatie verstrekt en hun standpunten toegelicht. Verder hebben partijen vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht.
1.3
Vervolgens is wijzen van het vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie:
2.1
Ricoh houdt zich bezig met de levering van print-, scan- en kopieerapparaten en alles wat daarmee samenhangt. Onder levering wordt verstaan zowel de verhuur als de verkoop van deze producten. Ook biedt zij bijbehorende producten en diensten aan.
2.2
KPS exploiteert een copyshop. In de copyshop kunnen klanten kopieer- en drukwerk laten vervaardigen. De rechtsvoorganger van KPS is Kopieerservice Hengelo B.V.
2.3
Op 4 juni 2014 is tussen Ricoh en Kopieerservice Hengelo B.V. een huurovereenkomst gesloten voor de duur van 66 maanden. Ter uitvoering daarvan heeft Ricoh aan Kopieerservice Hengelo B.V. twee multifunctional printers verhuurd, namelijk:
de (kleuren) printer met type omschrijving PROC651EX, serienummer V9032500037;
de (zwart-wit) printer met type omschrijving PRO8100S, serienummer E804C870015.
Deze printers worden hierna ook wel afzonderlijk aangeduid als “printer A” en “printer B”. Beide printers worden hierna samen genoemd: “de printers”.
De huurprijs van de printers bestaat uit een vast bedrag per maand van € 2.296,00 (exclusief btw), met een vrij volume van 88.000 tellertikken (80.000 zwart-wit en 8.000 kleur) per maand, en € 0,0048 per extra tellertik (meerverbruik) voor zwart-wit en € 0,048 per extra tellertik voor kleur per maand.
2.4
Op de huurovereenkomst zijn van toepassing de “Algemene voorwaarden huurovereenkomst Ricoh Nederland B.V. (Ricoh) (revisiedatum april 2014)” (hierna: de algemene voorwaarden). Daarin is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
Artikel 1 – Inhoud duur, prijs en facturering
1.1
De overeenkomst vangt aan nadat Relatie rechtsgeldig heeft ondertekend. De looptijd bedraagt het, op de overeenkomst, vermelde aantal maanden en start nadat de apparatuur is geïnstalleerd. (…) De overeenkomst wordt telkens stilzwijgend verlengd met 24 maanden, tenzij de overeenkomst minimaal drie maanden voor het verstrijken van de huurperiode door één van de partijen aan de andere partij door middel van een aangetekend schrijven zal zijn opgezegd. (…)
1.3
Onder tellertik wordt verstaan een afdruk van het formaat A4. Bij een copyprinter worden zowel de tellertik, als het masterverbruik [kantonrechter, meerverbruik] als een A4 geregistreerd. Bij plaatsing van een A3-druk worden zowel de tellertik als het masterverbruik, als tweemaal A4 geregistreerd. Bij afdrukapparatuur voorzien van een A3-drum wordt de A3-tellertik tevens als tweemaal A4 geregistreerd. (…)
1.8
De huurovereenkomst wordt voor bepaalde tijd aangegaan. Relatie kan de overeenkomst niet tussentijds opzeggen. (…)
Artikel 2 – Levering, gebrek en staat van de apparatuur(…)
2.3
Van een gebrek is sprake indien de apparatuur als gevolg van een niet aan Relatie toe te rekenen eigenschap niet het genot kan verschaffen dat Relatie daarvan bij het aangaan van de overeenkomst mocht verwachten. Eventuele gebreken dienen binnen vierentwintig uren schriftelijk aan RICOH te worden gemeld. (…)
Artikel 6 – Betaling(…)
6.2
Relatie kan geen beroep doen op opschorting, korting dan wel verrekening plaats laten vinden, met betrekking tot de betalingsverplichtingen jegens RICOH. (…)
6.4
Betaling (...) van het door Relatie verschuldigde bedrag zal plaatsvinden op het op de factuur aangegeven betaaladres binnen dertig dagen na factuurdatum. (…)
Artikel 8 – Recht tot ontbinding
8.1
RICOH heeft het recht deze overeenkomst terstond zonder rechterlijke tussenkomst en zonder dat daartoe een ingebrekestelling nodig is, te beëindigen en zich op kosten van Relatie in het bezit van de apparatuur te stellen, indien Relatie enige bepaling van deze overeenkomst niet stipt nakomt, in het bijzonder enige factuur niet op tijd voldoet (…). Onverminderd het recht van RICOH op volledige schadevergoeding, zal Relatie tenminste aan RICOH verschuldigd zijn een bedrag, gelijk aan het totaal van alle dan nog niet betaalde, vervallen termijnen, alsmede de termijnen die zouden verschijnen, wanneer de overeenkomst niet zou zijn beëindigd. (…)
Artikel 10 – Einde van de overeenkomst
10.1
Relatie is verplicht de apparatuur bij het einde van de overeenkomst in goede en complete staat aan RICOH ter beschikking te stellen. (…)
10.2
Voor retourtransporten zullen kosten in rekening worden gebracht. Deze kosten worden bepaald aan de hand van de op dat moment bij RIOCH in gebruik zijnde tabel vervoerskosten per gewichtsgroep. (…)
10.3
Indien Relatie weigert de apparatuur bij einde van de overeenkomst overeenkomstig artikel 10.1 aan RICOH ter beschikking te stellen verbeurt Relatie direct een boete van euro 100,- per apparaat per dag, dagdeel daaronder begrepen, voor iedere dag dat de apparatuur niet wordt afgegeven met een maximum van € 5.000,- per apparaat. (...)
Artikel 13 – Kosten, opschorting en rente
13.1
Indien een Relatie niet binnen de overeengekomen, of anderszins hiervoor bepaalde, termijn betaalt is de Relatie van rechtswege in verzuim. RICOH is in dat geval gerechtigd een vergoeding wegens renteverlies in rekening te brengen van 1,25% per maand, of de wettelijke (handels)rente wanneer deze hoger is.
13.2
In geval van verzuim van Relatie is Relatie aansprakelijk voor alle gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten van RIOCH. De buitengerechtelijke kosten bedragen tenminste 15% van het te vorderen bedrag met een minimum van euro 150,-. (…)”
2.5
In maart 2018 heeft KPS de onderneming van Kopieerservice Hengelo B.V., inclusief de hiervoor onder 2.3 genoemde huurovereenkomst met Ricoh, overgenomen.
2.6
Vanaf april 2018 heeft KPS de maandelijkse huurbetalingen onbetaald gelaten.
2.7
Na melding van KPS, heeft een monteur van Ricoh op 17 juli 2018 geconstateerd dat bij printer A sprake is van een onjuiste registratie van het aantal tellertikken.
2.8
Op 26 juli 2018 heeft KPS een e-mail aan Ricoh verzonden. De inhoud van deze
e-mail is ook per brief aan Ricoh verstuurd. Die inhoud luidt als volgt:
“(…) Op vrijdag 13 juli jl. heeft er een meeting plaatsgevonden bij u op kantoor (…).
Aanleiding voor deze meeting is de constatering door ondergetekende van een dubbele A3 tellerregistratie op uw machine, de [kantonrechter, printer A] (…).
Daar de onderneming Kopieer Service Hengelo B.V. is geconfronteerd met hogere kosten dan blijkens uw huurcontract, waarin is opgenomen “A3=A4”, ondertekend d.d. 4 juli 2014 met een looptijd van 66 maanden heeft de onderneming schade geleden waarvoor zij u aansprakelijk stelt.
Omdat onze onderneming hierdoor jarenlang een te hoge inkoop last heeft gedragen en zij hierdoor vrijwel geen gezonde marge heeft kunnen behalen, hebben wij verzocht deze schade binnen 1 week met ons te hebben afgewikkeld.
Vervolgens heeft uw management verzocht om haar eigen bevindingen te doen op deze machine, waartoe er op dinsdag 17 juli jl. een onderzoek heeft plaatsgevonden door een service engineer van u. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat er inderdaad sprake is van een dubbele teller registratie bij A3 afdrukken. (…)
Hierdoor stellen wij dat er ten onrechte een bedrag van € 29.261,90 excl. BTW is gefactureerd welke wij van u terug vorderen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente van 8% rente en kosten tot een bedrag van € 36.860 excl. BTW.
Wij verzoeken u dan ook dit bedraguiterlijk vrijdag 27 juli 2019 voor 12:00 uurte hebben voldaan (…) Tevens willen wij het huurcontract voor de [kantonrechter, printer A]en de [kantonrechter, printer B] welke expireert op of omstreeks 3 januari 2019per directontbinden. (…)”
2.9
In reactie daarop heeft Ricoh bij e-mail van 30 juli 2018 als volgt geantwoord:
“(…) In het gesprek [kantonrechter, 13 juli 2018] hebben wij aangegeven er bij jullie op terug te komen na het uitdraaien van een SMC lijst uit het systeem. In deze lijst staat informatie met betrekking tot diverse tellers en wat er is geproduceerd op A4 en A3. Om tot een goede en correcte afhandeling te komen is het e.e.a. uitgezocht. (…)
[Kantonrechter, printer B] staat correct ingesteld A3=A4.
[Kantonrechter, printer A] staat op A3=2xA4, had moeten zijn A3=A4. (…)
Het te corrigeren bedrag voor kleur [kantonrechter, printer A] is (479.150/2) maal de afdrukprijs
€ 0,048 € 11.499,60.
Het te corrigeren bedrag voor zwart wit [kantonrechter, printer B] is (16.976/2) maal de afdrukprijs is € 0,0048 € 40,74. Totale credit € 11.540,34 (…)
Graag een akkoord op bovenstaande credit, zodat Ricoh een creditfactuur kan opstellen.
Voor vandaag 30 juli 2018 staat een afspraak ingepland om de tellerstand door Ricoh aan te passen van A3=2xA4. (…) Jullie hebben echter aangegeven dat dit niet nodig is, nu het huurcontract inmiddels is ontbonden.(…)
Voor zover de ontbinding gegrond zou zijn op de onjuiste tellerstand, heeft te gelden dat dit door middel van een creditfactuur zal worden hersteld, zodat van verzuim aan de zijde van Ricoh geen sprake is. (…) Ik verzoek jullie dan ook de technicus van Ricoh vandaag toegang tot de copyshop te verschaffen, zodat hij de tellerstand kan aanpassen. (…)
De ontbinding wordt door Ricoh derhalve niet geaccepteerd. Ricoh verzoekt jullie dan ook om de verplichtingen uit het huurcontract correct en tijdig na te komen. (…)”
2.1
Bij brief van 3 augustus 2018 heeft (de voormalige gemachtigde van) KPS aan Ricoh verzocht om aan haar de inlogcodes van printer A te verschaffen, zodat er via een nulmeting met SMC-lijsten kan worden vastgesteld hoe de afdrukken worden geregistreerd.
2.11
Bij e-mail van 6 augustus 2018 heeft Ricoh daarop als volgt gereageerd:
“(…) Sinds drie maanden is er door Kopieer Service Hengelo een e-service account aangemaakt, met wachtwoord en gebruikers naam. Hiermee is het mogelijk om inzage te krijgen in de tellerstanden van het systeem. Indien er geen inlog gegevens beschikbaar zijn is Ricoh bereid om een afspraak in te plannen om in bij zijn van jou of een medewerker een SMC lijst uitdraai te produceren en het systeem op A3-A4 te zetten waardoor het verschil niet groter kan worden. (…). Graag verneem ik of er een afspraak moet worden gemaakt om het systeem op A3=A4 te zetten. (…)”
2.12
Bij brief van 8 augustus 2018 heeft (de voormalige gemachtigde van) KPS onder andere meegedeeld dat KPS niet bereid is om Ricoh toegang tot printer A te verlenen.
2.13
Op 13 augustus 2018 heeft Ricoh een e-mail aan KPS gestuurd, waarin staat:
“(…) Ricoh Nederland heeft aangeboden om het systeem op de juiste wijze in te stellen en de te veel berekende afdrukken te crediteren, graag ontvangen wij een akkoord op de credit van € 11.540,34 welke Ricoh Nederland heeft berekend a.d.h.v. de SMC lijst van 17 juli 2018. De SMC lijst is via We Transfer in het bezit gekomen van [naam 1] (…) De service dienst van Ricoh Nederland wordt niet toegelaten om de systemen aan te passen (…) Op het ogenblik wordt er geen vast maandbedrag afgedragen terwijl er wel gebruik gemaakt wordt van het systeem (…) Ik wil u verzoeken om afspraak te maken om het systeem op correcte wijze te laten instellen en de opgelopen achterstand zo spoedig mogelijk te voldoen, daarnaast ontvang ik ook graag een akkoord op het creditbedrag (…)”
2.14
In de op 29 oktober 2018 van Ricoh aan KPS verstuurde e-mail staat:
“(…) Ik probeer al enige weken contact met je te krijgen om zaken verder in gang te zetten en ook zaken af te ronden. Ik krijg je helaas niet te pakken en zo blijft onder andere het opmaken van de credit liggen. Tevens verneem ik dat tot op heden geen facturen betaald worden. Zou je aub zo snel mogelijk met mij contact kunnen opnemen. (…)”
2.15
Op 9 november 2018 heeft Ricoh een e-mail aan KPS gestuurd, waarin onder andere een overzicht van de facturen is bijgevoegd. Ook is daarin vermeld:
“Credit zoals eerder berekend (niet meer 100% accuraat vanwege laatste facturen)
- € 11.540,34. Totaal kopieerservice Hengelo € 19.476,13. (…)”
2.16
Op 13 november 2018 heeft Ricoh de volgende e-mail aan KPS gezonden:
“(…) De afspraak staat voor donderdagmorgen 15 November a.s. [naam 2] zal de setting aanpassen en een SMC lijst en tellerstandenlijst samen uitdraaien ter ondertekening. Een kopie van de tellerstandenlijst en de SMC lijst zal hij achterlaten als bewijs dat de settings zijn aangepast. Hij zal tussen 09:00-10:00 ter plaatse zijn in Hengelo. (…)”
2.17
Op 14 november 2018 heeft KPS op laatstgenoemde e-mail als volgt gereageerd:
“(…) De afspraak van morgen willen wij uitstellen tot nader order. Er zijn bij ons namelijk nog een aantal zaken m.b.t. tot registratie van de A3-SRA3 niet correct. (…)”
2.18
Op 19 maart 2019 heeft KPS een e-mail aan Ricoh gestuurd. Daarin is het volgende vermeld:
“(…) Hierbij willen wij aangeven dat Kopieer Service Hengelo B.V. de samenwerking met Ricoh wil beëindigen. Het tellerstand issue en de als gevolg daarop ontstane schade die de onderneming heeft geleden liggen hieraan ten grondslag. Kopieer Service Hengelo bestrijd zoals eerder aan jullie gemeld de juistheid van de tellerstanden en de op de printers geïnstalleerde software. Daarnaast hebben jullie informatie over onze groeiplannen, welke wij vertrouwelijk met jullie bespraken gedeeld met derden. Dit alles heeft ertoe geleid dat onze aandeelhouders het vertrouwen in Ricoh als partner hebben verloren en de overeenkomst willen beëindigen. De bij jullie gehuurde printers (…) mogen per direct worden opgehaald. Graag vernemen wij wanneer de apparatuur opgehaald kan worden, zodat wij de medewerkers kunnen informeren. (…)”
2.19
In reactie op de e-mail van 19 maart 2019 van KPS, heeft (de gemachtigde van) Ricoh op 16 mei 2019 een brief aan KPS gestuurd. In die brief staat onder meer:
“(…)Tussentijdse beëindiging huurovereenkomst
(…) Op grond van de van toepassing zijnde algemene voorwaarden is tussentijds opzeggen van de overeenkomst uitgesloten. Bovendien heeft sowieso te gelden dat sprake is van een contract voor bepaalde tijd, met daarbij een bepaling omtrent de automatische verlenging van de duur van de huurovereenkomst, is tussentijdse beëindiging van de huurovereenkomst niet mogelijk, althans niet zonder de medewerking van cliënte. Partijen zullen elkaar aldus moeten vinden in de voorwaarden waaronder een tussentijdse beëindiging mogelijk is. Cliënte heeft daar bij schrijven van d.d. 19 april 2019 reeds een voorstel toe gedaan. Dit voorstel is bij gebreke van een reactie komen te vervallen en daarmee heeft de huidige overeenkomst tussen partijen nog altijd te gelden. (…)
Cliënte wenst, ten overvloede, te reageren op de argumenten waarom u de samenwerking zou willen beëindigen. (…) Cliënte betwist uitdrukkelijk dat er sprake is van foutieve software en het delen van vertrouwelijke informatie met derden. Juist is dat abusievelijk een onjuiste tellerstand is genoteerd. Cliënte heeft dit erkend en een creditering toegezegd van de in veel gebrachte tellertikken. Nu u cliënte de toegang ontzegd tot uw pand waardoor cliënte de foutieve registratie van de tellertikken niet kan verhelpen, heeft cliënte besloten deze creditering, waarmee een bedrag ad € 14.691,48 gemoeid is, nog niet uit te voeren. Dit brengt met zich mee dat u in verzuim bent komen te verkeren, andermaal ook op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden. Het gevolg daarvan is dat u van cliënte niet kan verlangen dat zij haar “verplichtingen” jegens u nakomt. U zult medewerking moeten verlenen alvorens cliënte een creditnota zal verzenden (en daar opvolging aan zal geven). (…)Betalingsachterstanden
Naast uw wens om de samenwerking met cliënte te beëindigen, moet cliënte constateren dat u reeds sinds april 2018 (!) niet voldoet aan de op u jegens cliënte rustende betalingsverplichting. Op dit moment dient een bedrag ad € 54.916,42 voldaan te worden. (…) Dit bedrag dientuiterlijk woensdag 29 mei 2019 te 12:00 uurte zijn ontvangen (…)”.
2.2
Op 29 juli 2019 heeft (de gemachtigde van) KPS op voornoemde brief van Ricoh gereageerd, en wel, voor zover van belang, als volgt:
“(…) In juli 2018 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen partijen. Hierbij is besproken dat de software van [kantonrechter, printer A] ondeugdelijk was. Deze ondeugdelijkheid is ook bevestigd door uw cliënte. (…)
Door deze ondeugdelijke software schiet uw cliënte tekort in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst met cliënte. Vanwege die tekortkoming is uw cliënte al geruime tijd in verzuim. Uw cliënte heeft tot op heden nagelaten om dit verzuim te zuiveren door hieruit voortvloeiende schade te crediteren. Gelet op artikel 6:59 BW jo. 6:86 BW kon cliënte derhalve niet in verzuim komen.
De door cliënte geleden schade dient uw cliënte te vergoeden op grond van artikel 6:74 BW. In dat kader merkt cliënte (…) het volgende op. Bij de overname van het (toenmalig) Kopieerservice Hengelo B.V. heeft cliënte haar beslissing voor een groot gedeelte gebaseerd op de kopieergeschiedenis van de onderneming. Hierbij waren de uitdraaien van de machines leidend. (…)
U zult begrijpen dat de uitdraaien van de kopieermachines een zwaar vertekend beeld hebben verschaft, waardoor de opgestelde prognose geheel misplaatst bleken. De onderneming bleek in praktijk namelijk veel minder winst te generen dan de uitdraaien deden vermoeden. Met de kennis van nu had cliënte de onderneming niet overgenomen, althans niet voor de door haar betaalde prijs. De door cliënte teveel betaalde koopsom vormt eveneens schade die voortvloeit uit de tekortkoming van uw cliënte. Immers, indien de tellerstanden van uw cliënte juist waren, was een andere prijs betaald. (…)
Naast de te hoge koopsom voor de onderneming, is door uw cliënte ook jarenlang teveel gefactureerd op basis van onjuiste tellerstanden. (…)
Aangezien de software niet is aangepast nadat cliënte hiervan melding maakte, is de door uw cliënte geschetste vordering van € 54.916,42 om dezelfde reden onjuist. Deze is immers ook berekend met ondeugdelijke programmatuur c.q. onjuiste tellerstanden van de machines, en niet op basis van A3=A4. De vordering zal na correctie naar verwachting circa € 30.000,- tot € 35.000,- bedragen. (…) Tot slot en los van het bovenstaande zegt cliënte voor zover nog vereist de overeenkomsten met Ricoh hierbij formeel op. (…)”
2.21
In alinea 26 (en verder) van de door Ricoh op 23 augustus 2019 uitgebrachte dagvaarding staat het volgende:
“Ricoh kiest er in deze procedure voor om gebruik te maken van het haar toekomende recht om de overeenkomst tussentijds te ontbinden, zulks indachtig artikel 8.1 zoals hiervoor is geciteerd. In deze dagvaarding zal Ricoh aanspraak maken op betaling van alle reeds verschenen termijnen alsook van alle toekomstige termijnen voor de duur van de overeenkomst, zijnde tot 31 maart 2020 (zijnde 66 maanden na 1 oktober 2014).”
2.22
Op verzoek van KPS heeft gerechtsdeurwaarder [naam gerechtsdeurwaarder] op 4 september 2019 een zogenoemd “Proces Verbaal van Constatering d.d. 04 september 2019 betreffende de Ricoh Pro C651EX met serienummer V9032500037” opgesteld (kosten: € 534,00).
2.23
Op 2 maart 2020 (mondelinge behandeling) bevinden de printers zich bij KPS.

3.De vordering, de grondslag en het verweer

in conventie:
3.1
Ricoh vordert na wijziging van eis - kort gezegd - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, KPS te veroordelen tot:
1. betaling van € 85.952,79 aan hoofdsom, althans een door de kantonrechter in redelijkheid te bepalen bedrag, te vermeerderen met rente;
2. betaling van € 12.892,92 aan buitengerechtelijke incassokosten, althans
€ 1.634,53, althans een door de kantonrechter in redelijkheid te bepalen bedrag, te vermeerderen met rente;
3. het op kosten van KPS terug bezorgen van de printers aan Ricoh, binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, althans een door de kantonrechter te bepalen redelijke termijn, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat KPS daarmee in gebreke blijft, althans een door de kantonrechter in redelijkheid te bepalen dwangsom;
4. de proceskosten, te vermeerderen met rente;
5. de nakosten van € 157,00, te vermeerderen met € 82,00 indien het vonnis wordt betekend.
3.2
Aan het gevorderde legt Ricoh - samengevat - het volgende ten grondslag.
Primair beroept Ricoh zich op nakoming van de huurovereenkomst, in die zin dat KPS de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen voor een totaalbedrag van € 85.952,79 nog moet nakomen. Het bedrag van € 85.952,79 bestaat uit drie posten, namelijk: 1) € 54.916,42 aan vervallen huurtermijnen vanaf april 2018 tot en met april 2019, 2) € 30.559,63 aan nog resterende huurtermijnen vanaf mei 2019 tot en met maart 2020 en 3) € 476,74 aan ophaalkosten (inclusief btw). Op basis van de contractuele (artikel 13.1 algemene voorwaarden) en de wettelijke bepalingen (artikel 6:83 onder c van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW) is KPS met betaling van de facturen van rechtswege in verzuim komen te verkeren. Bij dagvaarding heeft Ricoh de tussen partijen gesloten overeenkomst ontbonden (artikel 8.1 algemene voorwaarden), zodat zij recht heeft op alle verschenen huurtermijnen tot aan de einddatum van het contract, te weten 31 maart 2020.
Subsidiair vordert Ricoh de vergoeding van schade ten aanzien van de nog niet verschenen termijnen, omdat zij schade lijdt als gevolg van het aanhoudende wanpresteren van KPS. Het verzuim is ingetreden op grond van artikel 6:82 lid 2 BW in samenhang met artikel 6:83 onder c BW. De omvang van die schade is gelijk aan de al verschenen huurtermijnen
(€ 54.916,42), vermeerderd met de vergoeding van schade (€ 31.036,37).
Verder vordert Ricoh een bedrag van € 13.036,66 aan al verschenen contractuele rente (berekend tot en met 31 maart 2020) dan wel een bedrag aan wettelijke (handels)rente. Daarnaast vordert zij een bedrag van € 12.892,92 aan buitengerechtelijke incassokosten (13.2 van de algemene voorwaarden), dan wel een bedrag van € 1.634,53 (Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, hierna: het Besluit).
Tot slot vordert zij, op kosten van KPS, teruggave van de printers, op straffe van een dwangsom.
3.3
KPS heeft daartegen verweer gevoerd. Zij concludeert:
1. primair tot afwijzing van de vorderingen;
2. subsidiair de vorderingen van KPS te verrekenen met de vorderingen van Ricoh;
3. zowel primair als subsidiair Ricoh te veroordelen in de proceskosten, waaronder de kosten van € 534,00 ter vaststelling van schade door de deurwaarder en een bedrag aan nakosten.
3.4
Daartoe heeft KPS - kort gezegd - het volgende verweer gevoerd.
Het is KPS achteraf duidelijk geworden dat Ricoh van meet af aan tekort schiet in de nakoming van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst, omdat Ricoh meer afdrukken in rekening heeft gebracht dan KPS daadwerkelijk heeft gemaakt. Vervolgens hebben partijen een geschil gekregen over de hoogte van het door Ricoh te crediteren bedrag op grond waarvan KPS is overgegaan tot ontbinding dan wel opschorting van haar verplichtingen jegens Ricoh.
Meer specifiek heeft KPS aangevoerd dat zij de huurovereenkomst bij e-mail van 26 juli 2018 buitengerechtelijk heeft ontbonden. Als gevolg van die ontbinding zijn partijen bevrijd van hun verplichtingen en zijn alle nadien verschenen facturen van Ricoh zonder rechtsgrond verzonden (artikel 6:271 BW).
Indien de kantonrechter hier anders over oordeelt, heeft KPS de huurovereenkomst met Ricoh bij e-mail van 19 maart 2019 buitengerechtelijk ontbonden. In dit verband heeft KPS aangevoerd dat de vanaf 4 juni 2014 onjuist ingestelde printer A heeft geresulteerd in talloze onjuiste facturen, die telkens door KPS zijn voldaan, zodat nakoming door Ricoh ter zake blijvend onmogelijk is geworden. Het verhelpen van de foutieve registratie bij printer A is irrelevant, omdat de overeenkomst al is ontbonden, aldus KPS.
Daarnaast heeft KPS aangevoerd dat Ricoh door het niet toezenden van de inlogcodes KPS heeft belet om de berekening van Ricoh over de voorgestelde creditering te kunnen controleren. KPS betwist de door Ricoh opgestelde berekening over de creditering. Gelet op de door KPS opgestelde berekening heeft zij € 23.454,43 aan schade geleden (€ 43.909,44 is in rekening gebracht terwijl slechts € 20.455,01 in rekening gebracht had mogen worden). Indien de kantonrechter oordeelt dat beide buitengerechtelijke ontbindingen van KPS niet rechtsgeldig zijn, heeft KPS aangevoerd dat zij als kleine onderneming vergelijkbaar is met een consument, waardoor aan haar reflexwerking van de zwarte en grijze lijst toekomt. Daarom is zij gerechtigd om tot vernietiging van artikel 6.2 van de algemene voorwaarden (uitsluiting opschorting) over te gaan. Dit geldt ook voor artikel 8.1 (uitsluiting ontbinding) en artikel 13 (rente en buitengerechtelijke incassokosten). Voor zover dit niet opgaat, doet zij een beroep op de open norm (artikel 6:233 aanhef en onder a BW) en/of stelt zij dat het beroep van Ricoh op de algemene voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 6:248 lid 2 BW).
Verder heeft KPS gesteld dat, omdat de overeenkomst is ontbonden, althans doordat Ricoh weigert de volledige schade van KPS te vergoeden, Ricoh in verzuim verkeert en KPS rechtsgeldig haar verplichtingen heeft opgeschort. Daardoor kon KPS gelet op artikel 6:59 BW niet in verzuim geraken (zie ook: Hoge Raad 7 december 2018, ECLI:NL:HR2018:255). Omdat zij niet in verzuim verkeert of verkeerde, is zij geen rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. Als de kantonrechter hier anders over oordeelt, doet KPS een beroep op vernietiging van de toepasselijke bepaling in de algemene voorwaarden; de rente en buitengerechtelijke incassokosten zijn immers buitensporig.
Voorts heeft KPS aangevoerd dat de huurovereenkomst, met een looptijd van 66 maanden, eindigt op 4 december 2019. Zij betwist dan ook dat die overeenkomst op 31 maart 2020 eindigt zoals Ricoh stelt. Om te voorkomen dat de huurovereenkomst automatisch wordt verlengd, heeft KPS op 29 juli 2019 die overeenkomst volledigheidshalve opgezegd.
Indien toch komt vast te staan dat Ricoh een vordering heeft op KPS, dan beroept KPS zich op verrekening in de zin van artikel 6:127 BW. KPS heeft namelijk als gevolg van de dubbele tellertikken een vordering uit hoofde van schadevergoeding van € 23.454,43 op Ricoh, vermeerderd met rente (€ 4.934,92) en buitengerechtelijke kosten (€ 3.518,16).
Doordat Ricoh de printers niet heeft opgehaald, terwijl KPS daarom wel heeft gevraagd, heeft Ricoh in strijd gehandeld met haar schadebeperkingsplicht van artikel 6:101 BW.
Ten slotte heeft KPS aangevoerd dat zij, om misverstanden te voorkomen, op 4 september 2019 een proces-verbaal heeft laten opstellen door een deurwaarder (kosten: € 534,00).
in (voorwaardelijke) reconventie:
3.5
KPS vordert - samengevat - op voorwaarde dat het door KPS in conventie gedane verzoek (verweer) tot verrekening niet slaagt, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Ricoh te veroordelen tot:
1. betaling van de door KPS geleden schade van € 23.454,43 en de gemaakte kosten;
2. betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 3.518,16, althans € 1.009,54, althans een door de kantonrechter in redelijkheid te bepalen bedrag;
3. betaling van het onder 1. genoemde bedrag aan schade te vermeerderen met rente;
4. de proceskosten, waaronder de kosten van € 534,00 ter vaststelling van schade door de deurwaarder en een bedrag aan nakosten.
3.6
Met betrekking tot de grondslag van deze tegenvordering verwijst KPS naar wat zij hierover in conventie heeft aangevoerd.
3.7
Ricoh heeft - kort gezegd - het volgende verweer gevoerd.
De beide door KPS gestelde buitengerechtelijke ontbindingen komen geen rechtskracht toe, omdat KPS zelf in gebreke was met het voldoen aan haar betalingsverplichtingen uit de huurovereenkomst. Ook heeft KPS Ricoh niet in gebreke gesteld. Bovendien heeft KPS aan Ricoh geen termijn gegeven voor herstel. Sterker nog, KPS heeft in het geheel niet meegewerkt aan herstel, terwijl Ricoh meerdere keren heeft aangeboden daartoe over te willen gaan. Dit moet voor rekening en risico van KPS komen. Volgens Ricoh is dus geen sprake van verzuim aan haar zijde, zodat ontbinding door KPS niet mogelijk was. Daarbij komt dat weliswaar door een (niet bewuste) foutieve instelling bij printer A te veel tellertikken in rekening zijn gebracht, maar dat doet niets af aan het feit dat KPS het genot van de printers heeft gehad dat zij bij het aangaan van de huurovereenkomst mocht verwachten. Printer A functioneerde goed. Ook na de “ontbindingen” heeft KPS nog altijd het genot gehad van de printers.
Daarnaast heeft KPS de gevorderde schade niet gespecifieerd en/of onderbouwd.
Verder heeft Ricoh aangevoerd dat zij nog altijd bereid is om de te veel in rekening gebrachte tellertikken aan KPS terug te betalen.
Ook betwist Ricoh de door KPS gevorderde deurwaarderskosten. Deze kosten zijn onnodig gemaakt, omdat Ricoh daarvoor al had erkend dat er sprake was van een foutieve telling.
Voorts betwist Ricoh dat KPS een beroep op reflexwerking toekomt. Zo handelt KPS binnen het gebied van haar professionele activiteit en is het huren van professionele kopieer-/printmachines zoals onderhavige bij uitstek een handeling die door bedrijven wordt gedaan. Daarbij komt dat KPS een rechtspersoon is met een winstoogmerk. Ook daarom is geen sprake van gelijkenis met een consument. Vernietiging van de algemene voorwaarden is dan ook niet aan de orde.
Tot slot heeft Ricoh aangevoerd dat de einddatum van de huurovereenkomst wel degelijk 31 maart 2020 is. Immers, zij heeft op verzoek van KPS de feitelijke ingangsdatum van 4 juni 2014 verplaatst naar 1 oktober 2014, zodat de looptijd ten aanzien van de printers gelijk werd getrokken.
in conventie en in reconventie:
3.8
Op de overige stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie:
Inleiding
4.1
Partijen zijn het eens over het volgende. Op 4 juni 2014 heeft Ricoh als verhuurder en Kopieerservice Hengelo B.V. als huurder een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot printer A en printer B. In maart 2018 heeft KPS de onderneming van Kopieerservice Hengelo B.V., inclusief de huurovereenkomst met Ricoh, overgenomen. Op basis van deze huurovereenkomst is KPS een vast huurbedrag per maand aan Ricoh verschuldigd. In dit huurbedrag is een vastgesteld aantal tellertikken begrepen. Indien er meer tellertikken worden vastgesteld, is KPS boven op het vaste huurbedrag een meerprijs verschuldigd. Een tellertik is een afdruk van het formaat A4. De printer registreert het aantal tellertikken. Op grond van die registratie wordt er maandelijks gefactureerd. Vanaf april 2018 heeft KPS de facturen van Ricoh onbetaald gelaten. Op enig moment, maar in ieder geval op 17 juli 2018, is er bij printer A een probleem met de registratie (en de daaraan gekoppelde facturatie) van de tellertikken geconstateerd, in die zin dat de printer registreert A3=2xA4 en dit had moeten zijn A3=A4 (A3 wordt dus ten onrechte dubbel geregistreerd en gefactureerd). Bij printer B is geen sprake van een registratiefout of anderszins een defect. Begin maart 2020 bevinden de printers zich bij KPS.
4.2
Partijen verschillen in de kern van mening over het antwoord op de vraag hoe de tussen hen gesloten overeenkomst moet worden afgewikkeld. Ricoh stelt zich op het standpunt dat de afwikkeling moet bestaan uit het betalen van alle openstaande huurbetalingen tot en met het einde van de huurovereenkomst (31 maart 2020), vermeerderd met de ophaalkosten van de printers. KPS stelt zich op het standpunt dat de huurovereenkomst voortijdig is geëindigd door buitengerechtelijke ontbinding, dan wel dat haar een opschortingsrecht toekomt. Ook heeft zij een beroep gedaan op vernietiging van de algemene voorwaarden. Volgens KPS hoeft zij de gevorderde factuurbedragen niet te betalen en moet Ricoh nog een bedrag aan schadevergoeding aan haar voldoen.
4.3
De kantonrechter zal hierna eerst de vorderingen (in conventie) van Ricoh beoordelen. Daarna zal de kantonrechter, afhankelijk van de uitkomst in conventie, de vorderingen (in voorwaardelijke reconventie) van KPS behandelen.
in conventie:
Huurtermijnen vanaf april 2018
4.4
Het meest verstrekkende verweer van KPS is dat zij de huurovereenkomst op
26 juli 2018 dan wel op 19 maart 2019 buitengerechtelijk heeft ontbonden (zoals hiervoor in belangrijke mate bij 2.8 en 2.18 is weergegeven). Volgens KPS is zij vanaf dat moment niet meer verplicht om huur aan Ricoh te betalen. Ricoh heeft daartegen verweer gevoerd en betwist dat de huurovereenkomst door KPS inmiddels rechtsgeldig is ontbonden. KPS is gelet daarop nog wel degelijk huurbetalingen aan haar verschuldigd.
4.5
De kantonrechter is met Ricoh van oordeel dat KPS de huurovereenkomst niet rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft ontbonden. Zij licht dit als volgt toe.
4.6
Vast staat dat bij printer A op enig moment, maar in ieder geval op 17 juli 2018, een fout in de registratie van de teller van het aantal afdrukken is geconstateerd. Door die registratiefout heeft Ricoh te veel tellertikken bij KPS in rekening gebracht. De vraag is of dit een tekortkoming is, en zo ja, of deze tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Gelet op het bepaalde in artikel 6:265 lid 1 BW geeft een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Slechts een tekortkoming van voldoende gewicht, beoordeeld in het licht van alle omstandigheden van het geval, geeft recht op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst (Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810).
4.7
De vraag die in dit kader moet worden beantwoord is of de printers beantwoorden aan de overeenkomst. Bij een ontkennende beantwoording is sprake van een tekortkoming als bedoeld in het hiervoor genoemde wetsartikel. Hiertoe wordt overwogen als volgt. Vast staat dat de tussen partijen gesloten huurovereenkomst betrekking heeft op twee printers, namelijk printer A en printer B. Verder staat vast dat printer B vanaf het aangaan van de overeenkomst in 2014 tot op de dag van vandaag goed functioneert. Bij printer B is dus geen sprake van een tekortkoming. Dit geldt ook voor printer A. Weliswaar staat vast dat bij printer A sprake is van een registratiefout (wat vervolgens heeft geleid tot een onjuiste facturering), maar dit heeft niet tot gevolg dat printer A niet gebruikt kon en kan worden zoals partijen dat bij het aangaan van de overeenkomst beoogd hebben. KPS heeft niet gesteld dat zij op een bepaald moment niet in staat is geweest om met printer A afdrukken en/of kopieën te maken. Printer A is dan ook geschikt voor feitelijk gebruik, in die zin dat er zonder problemen printafdrukken en kopieën gemaakt kunnen worden. Dit is de essentiële functie van een printer. In het kader van het vaststellen van de tekortkoming is het registratieprobleem en het daarmee verband houdende facturatieprobleem van ondergeschikt belang.
4.8
Het voorgaande leidt tot de tussenconclusie dat Ricoh aan KPS twee printers heeft geleverd die in beginsel het feitelijk gebruik als door KPS beoogd mogelijk maken. Gelet op alle omstandigheden van het geval beantwoorden zowel printer A als printer B naar het oordeel van de kantonrechter aan de overeenkomst. Van een tekortkoming is dus geen sprake, zodat KPS niet bevoegd was om de huurovereenkomst met Ricoh te ontbinden. De door KPS gestelde ontbindingen zijn dan ook niet rechtsgeldig.
4.9
Voor zover er wel sprake zou zijn van een tekortkoming bij printer A, overweegt de kantonrechter dat ook in die situatie KPS de huurovereenkomst niet rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft ontbonden, en wel vanwege het volgende. Los van het feit dat het op grond van de overeenkomst en de algemene voorwaarden niet mogelijk is om de overeenkomst tussentijds te beëindigen, is er geen sprake van verzuim. Verzuim is wel vereist. Immers, voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, waarvan in dit geval sprake is (de teller kan immers gemaakt worden), ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas wanneer de schuldenaar in verzuim is (artikel 6:265 lid 2 BW). Een schuldenaar verkeert op grond van artikel 6:81 BW in verzuim als de verbintenis opeisbaar is en er niet (deugdelijk) gepresteerd wordt binnen de redelijke termijn die is gesteld in de ingebrekestelling (artikel 6:82 BW, zie uitzonderingen artikel 6:83 BW). Het begrip ‘verzuim’ betreft dus de periode van toerekenbare vertraging die (in principe) aanvangt na verloop van de bij ingebrekestelling gestelde termijn. De ingebrekestelling moet een redelijke termijn bevatten, zodat de wederpartij alsnog kan nakomen (artikel 6:82 BW).
4.1
De door KPS op 26 juli 2018 verzonden e-mail is niet aan te merken als een ingebrekestelling, omdat daarin - kort gezegd - staat dat KPS het huurcontract per direct ontbindt. KPS heeft Ricoh dus in het geheel niet de kans gegeven om (alsnog) na te komen (oftewel de registratiefout te herstellen). Hetzelfde geldt voor de op 19 maart 2019 door KPS aan Ricoh gestuurde e-mail. Overigens blijkt ook uit andere stukken en de door KPS tijdens de mondelinge behandeling gegeven toelichting dat zij, ondanks dat Ricoh dit meerdere keren heeft aangeboden, Ricoh niet in de gelegenheid heeft gesteld om tot herstel over te kunnen gaan (zie bijvoorbeeld 2.12 en 2.17). Sterker nog, tijdens de mondelinge behandeling is namens KPS verklaard dat zij Ricoh wantrouwt en haar daarom geen toegang tot het pand heeft verleend. Niet gebleken is bovendien dat herstel onmogelijk is. De stelling van KPS dat Ricoh vertrouwelijke informatie heeft gedeeld met derden wat volgens KPS ook voldoende aanleiding is om tot ontbinding over te gaan, is niet door KPS onderbouwd en wordt dus verworpen. Daarbij komt dat KPS met haar verweer volledig voorbij gaat aan het feit dat tussentijdse beëindiging van de overeenkomst contractueel is uitgesloten. Gelet op het voorgaande dient KPS haar verplichtingen uit de huurovereenkomst, waaronder betaling van de huurtermijnen, in beginsel alsnog na te komen.
4.11
KPS heeft verder, zo begrijpt de kantonrechter, aangevoerd dat Ricoh in schuldeisersverzuim is komen te verkeren doordat Ricoh geen deugdelijke uitvoering heeft gegeven aan de overeenkomst. Aangevoerd is dat Ricoh onjuist heeft gefactureerd en dat aan KPS daarom een opschortingsrecht toekomt. In dit verband heeft KPS een beroep gedaan op artikel 6:59 BW (schuldeisersverzuim) in samenhang met artikel 6:86 BW (aanbod schuldenaar zuivering verzuim). Gelet daarop heeft KPS de huurbetalingen vanaf april 2018 volledig terecht opgeschort, zo meent KPS. Ricoh heeft daartegen verweer gevoerd.
4.12
De kantonrechter deelt dit standpunt van KPS niet. Zij licht dit als volgt toe.
4.13
Voor schuldeisersverzuim op grond van artikel 6:59 BW is vereist dat de schuldeiser tekortschiet ten aanzien van een eigen verbintenis jegens de schuldenaar, dat de tekortkoming aan de schuldeiser toerekenbaar is en dat de schuldenaar op die grond bevoegdelijk de nakoming van zijn verbintenis jegens de schuldeiser opschort.
4.14
De kantonrechter stelt voorop dat in dit geval sprake is van een wederkerige overeenkomst, want partijen hebben een overeenkomst gesloten op grond waarvan Ricoh zich heeft verbonden om printers te leveren aan KPS en KPS zich heeft verplicht om voor het gebruik daarvan een prijs te betalen. Vervolgens is de volgorde van presteren door partijen van belang. In dit kader overweegt de kantonrechter als volgt. Vast staat dat op elke factuur een betalingstermijn is vermeld van 30 dagen na ontvangst van de factuurdatum (artikel 6.4 algemene voorwaarden). Zo staat bijvoorbeeld op de factuur van 10 april 2018 (betreffende de periode 1 april 2018 tot en met 30 april 2018) vermeld
: “Betaling binnen 30 dagen na factuurdatum; vervaldatum 10 mei 2018”(bijlage 4 bij dagvaarding). Dit betekent dat met overschrijding van deze fatale betalingstermijn KPS zonder ingebrekestelling direct in (schuldenaars)verzuim is gekomen (artikel 6:83 sub a BW). Hetzelfde geldt voor de verstreken betalingstermijnen van de andere facturen. Vast staat ook dat Ricoh heeft erkend dat er sprake is van een registratiefout bij printer A. Niet ter discussie staat verder dat zij meerdere keren heeft aangeboden om dit te herstellen en dat herstel ook mogelijk is. In dit verband heeft Ricoh aangevoerd dat KPS haar echter niet in de gelegenheid heeft gesteld om dit probleem te verhelpen. Zo werden afspraken steeds door KPS afgezegd en verkreeg zij geen toegang tot printer A. Uit de stukken, maar ook uit hetgeen KPS tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard, blijkt dat zij Ricoh inderdaad niet in de gelegenheid heeft gesteld om de registratiefout bij printer A op te lossen (zie in dit kader ook wat hierover in rechtsoverweging 4.10 is overwogen). Daarnaast heeft KPS niet betwist dat dit beletsel haar is toe te rekenen. Dit betekent dat er sprake is van schuldeisersverzuim aan de zijde van KPS. Als gevolg daarvan komt KPS op basis van artikel 6:54 aanhef en sub a BW geen beroep op opschorting toe.
4.15
Daarbij komt dat het recht op opschorting regelend recht is, zodat dit recht inderdaad contractueel (in de algemene voorwaarden) kan worden uitgesloten, nog daargelaten het antwoord op de vraag of de algehele opschorting (zij heeft sinds april 2018 helemaal niets betaald) de toets van vaste jurisprudentie (van de Hoge Raad) hierover kan doorstaan.
4.16
Omdat KPS in verzuim is en de nakoming van haar verbintenis niet bevoegdelijk heeft opgeschort, komt haar op grond van artikel 6:54 BW in samenhang met artikel 6:59 BW geen beroep toe op schuldeisersverzuim aan de zijde van Ricoh en is zij gehouden de facturen van Ricoh te voldoen. Het door KPS gedane beroep op artikel 6:86 BW kan overigens niet slagen, omdat niet aan de in dat artikel vermelde eisen is voldaan.
4.17
KPS heeft daarnaast een beroep gedaan op de onredelijk bezwarendheid van de door Ricoh ingeroepen bedingen uit de algemene voorwaarden. Zo heeft KPS gesteld dat het op grond van artikel 6:236 onder c BW niet mogelijk is om een beroep op opschorting uit te sluiten, zoals Ricoh in artikel 6.2 van de algemene voorwaarden wel heeft gedaan (hetzelfde geldt overigens voor bepalingen met betrekking tot verrekening, ontbinding en tussentijdse beëindiging). Ook heeft KPS gesteld dat de bedingen met betrekking tot rente (13.1 algemene voorwaarden) en buitengerechtelijke incassokosten (13.2 algemene voorwaarden) onredelijk bezwarend zijn. Ricoh heeft hiertegen verweer gevoerd. In de kern komt haar verweer erop neer dat KPS niet een met een consument vergelijkbare positie inneemt, zodat van reflexwerking geen sprake is.
4.18
In dit verband overweegt de kantonrechter dat de artikelen 6:236 BW en 6:237 BW in deze zaak toepassing missen, omdat KPS handelt in de uitoefening van bedrijf of beroep. Uit de feiten en omstandigheden blijkt dat KPS handelt onder de noemer van de besloten vennootschap en duidelijk is dat zij aan het zakelijk verkeer deelneemt. Ook handelt zij met een winstoogmerk. Voor toepassing van reflexwerking van de hiervoor genoemde artikelen is verder geen plaats, omdat KPS onvoldoende heeft gesteld om te oordelen dat zij materieel met een consument te vergelijken is. Weliswaar heeft KPS gesteld dat zij een klein bedrijf is en dat zij daardoor niet de (juridische) expertise in huis heeft om bij het aangaan van overeenkomsten de algemene voorwaarden grondig te bestuderen, maar dit maakt het voorgaande niet anders. Immers, indien een professionele onderneming zoals KPS onvoldoende kennis in huis heeft, ligt het naar het oordeel van de kantonrechter op haar weg om die kennis in te huren of anderszins te verkrijgen.
4.19
Voor zover KPS zich heeft willen beroepen op het bepaalde in artikel 6:233 aanhef en sub a BW (open norm) wordt ook daaraan, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en alle relevante omstandigheden in aanmerking genomen, voorbij gegaan. Hetzelfde geldt voor het door KPS gedane beroep op artikel 6:248 lid 2 BW (redelijkheid en billijkheid).
4.2
Het voorgaande betekent dat KPS gehouden is om de resterende huurtermijnen tot aan het einde van de huurovereenkomst aan Ricoh te voldoen. Het door KPS gedane beroep op artikel 6:91 BW, in die zin dat het beding op grond waarvan Ricoh eventueel aanspraak zou kunnen maken op de termijnen na ontbinding kwalificeert als boetebeding, kan, gelet op het voorgaande ook niet slagen. In de eerste plaats heeft er van de zijde van KPS geen rechtsgeldige buitengerechtelijke ontbinding plaatsgevonden. Weliswaar heeft Ricoh in haar dagvaarding gesteld dat zij ervoor kiest om in deze procedure gebruik te maken van het haar toekomende recht de overeenkomst te ontbinden. Ter zitting heeft Ricoh, bij monde van haar gemachtigde, echter verklaard dat dit beroep is bedoeld als subsidiair gedaan. Primair beroept Ricoh zich op nakoming van de overeenkomst. Deze (als verduidelijking bedoelde) verklaring in aanmerking nemende, kan niet worden vastgesteld dat de overeenkomst buitengerechtelijk door Ricoh is ontbonden. Gevolg is dat de verplichtingen van partijen over en weer zijn blijven bestaan. In het geval wel van ontbinding door Ricoh zou moeten worden uitgegaan, dan kan het beroep op vernietiging van artikel 8.1 van de algemene voorwaarden niet slagen om redenen die hiervoor in rechtsoverweging 4.18 en verder uiteen zijn gezet. Overigens wijst de kantonrechter er in dit verband nog op dat vast staat dat KPS nog altijd in het bezit is van de printers en deze ook na vermeende ontbindingsdatum heeft gebruikt of heeft kunnen gebruiken. De kantonrechter zal hierna nog nader ingaan op de verschuldigdheid van rente en buitengerechtelijke incassokosten.
Einddatum huurovereenkomst
4.21
Uitgaande van de verklaring van Ricoh ter zitting dat de bij dagvaarding ingeroepen ontbinding slechts een subsidiair karakter heeft en Ricoh zich primair op nakoming van de overeenkomst heeft beroepen, is vervolgens de vraag aan de orde wanneer de huurovereenkomst eindigt. Ricoh heeft zich op standpunt gesteld dat de einddatum van het contract 31 maart 2020 is. KPS heeft zich op het standpunt gesteld dat dit 4 december 2019 is.
4.22
De kantonrechter overweegt als volgt. Partijen zijn het erover eens dat de huurovereenkomst op 4 juni 2014 namens Ricoh en (de rechtsvoorganger van) KPS is ondertekend. Vast staat ook dat die overeenkomst is aangegaan voor de duur van 66 maanden. Dat er sprake zou zijn van een aanvullende overeenkomst waaruit zou blijken dat de ingangsdatum is verschoven naar 1 oktober 2014 zoals Ricoh stelt, is niet gebleken. Dit standpunt is immers niet door Ricoh (met stukken) onderbouwd. Hieraan wordt dan ook voorbij gegaan. De kantonrechter gaat dus uit van 4 december 2019 als einddatum (4 juni 2014 plus 66 maanden). Conform artikel 1 van de algemene voorwaarden moet KPS de huur voor de hele maand december 2019 betalen. Dit betekent dat KPS de huurtermijnen vanaf april 2018 tot en met december 2019 aan Ricoh moet voldoen. Dit brengt mee dat drie huurtermijnen (januari, februari en maart 2020) in mindering moeten strekken op het door Ricoh gevorderde bedrag, omdat daarvoor geen grondslag is.
Verrekening schade
4.23
KPS heeft in conventie ook aangevoerd dat zij haar schade (€ 23.454,43) wenst te verrekenen met het bedrag wat zij nog aan Ricoh verschuldigd is. Die schade bestaat - kort gezegd - uit hetgeen KPS te veel aan Ricoh heeft betaald door de onjuiste facturering (volgens KPS is een bedrag van € 43.909,44 door Ricoh is in rekening gebracht terwijl slechts een bedrag van € 20.455,01 in rekening gebracht had mogen worden). Ricoh heeft verweer gevoerd.
4.24
De kantonrechter overweegt hierover als volgt. Het door KPS gedane beroep op verrekening wordt verworpen. Artikel 6:136 BW bepaalt dat de rechter een vordering ondanks een beroep van de gedaagde (KPS) op verrekening kan toewijzen, indien de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en de vordering overigens voor toewijzing vatbaar is. Gelet op het standpunt van Ricoh hieromtrent is de kantonrechter van oordeel dat de gegrondheid van het verrekeningsverweer van KPS, voor zover al aanwezig, niet op eenvoudige wijze is vast te stellen, terwijl de vordering overigens voor toewijzing vatbaar is. Het beroep op verrekening wordt daarom gepasseerd.
Teruggave printers
4.25
De vordering van Ricoh om KPS te veroordelen tot het terug bezorgen van de printers (zoals is weergeven onder 3.1 onderdeel 3) zal worden toegewezen. De kantonrechter licht dit als volgt toe. Hiervoor is in rechtsoverweging 4.22 geoordeeld dat de huurovereenkomst in december 2019 is geëindigd. Op KPS rust vanaf dat moment de verplichting om de printers aan Ricoh terug te geven (artikel 10.1 algemene voorwaarden). Aan die verplichting heeft KPS (nog) niet voldaan. In dit verband heeft KPS aangevoerd dat zij (onder andere) in haar e-mail van 19 maart 2019 aan Ricoh heeft gevraagd wanneer Ricoh de printers komt ophalen. Dit moge zo zijn, maar het had naar het oordeel van de kantonrechter in de hiervoor geschetste omstandigheden van het geval, waarin een afhoudende houding van KPS in het oog springt, op de weg van KPS gelegen om vervolgens daartoe concrete acties te ondernemen. Te denken valt bijvoorbeeld aan het maken van een ophaalafspraak. Niet gesteld of gebleken is dat zij dit heeft gedaan. Sterker nog, KPS heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij de printers bewust onder zich heeft gehouden in verband met eventuele bewijsvoering.
4.26
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter KPS veroordelen tot het terug bezorgen van de printers aan Ricoh binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis. De kantonrechter zal ook, zoals gevorderd, een dwangsom aan deze veroordeling verbinden. In de omstandigheden van het geval ziet de kantonrechter aanleiding om aansluiting te zoeken bij hetgeen in artikel 10.3 van de algemene voorwaarden is bepaald, namelijk dat KPS een dwangsom verbeurt van € 100,00 per printer voor iedere dag dat zij de printer niet aan Ricoh geeft, met een maximum van € 5.000,00 per printer.
Ophaalkosten
4.27
Ricoh vordert verder (als onderdeel van de hoofdsom) een bedrag van € 476,74 aan ophaalkosten. De kantonrechter zal dit onderdeel van de vordering afwijzen, omdat hiervoor is overwogen dat KPS veroordeeld zal worden tot het terug bezorgen van de printers aan Ricoh. Niet valt in te zien, althans Ricoh heeft daarover niets gesteld, dat Ricoh in dat geval nog ophaalkosten moet maken.
Rente
4.28
Met betrekking tot de gevorderde contractuele rente over de hoofdsom (artikel 13.1 algemene voorwaarden), verwijst de kantonrechter naar hetgeen zij hierover in rechtsoverwegingen 4.18 tot en met 4.20 heeft geoordeeld. De primair gevorderde contractuele rente zal dan ook, zoals hierna in rechtsoverweging 4.30 is vermeld, worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.29
Het (primair) door Ricoh gevorderde bedrag van € 12.892,92 aan buitengerechtelijke incassokosten is gebaseerd op een tussen partijen overeengekomen beding (artikel 13.2 algemene voorwaarden). De vraag of buitengerechtelijke kosten verschuldigd zijn, wordt daarom getoetst aan de eisen die zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Op grond van dit rapport kan een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten worden toegekend. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is echter veel hoger dan het in het Besluit bepaalde, en door de kantonrechter, redelijk geachte tarief. Daarom zal de kantonrechter, zoals ook subsidiair door Ricoh is gevorderd, een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten toewijzen conform het Besluit. Gelet op de door KPS te betalen hoofdsom komt dit neer op een vergoeding van € 1.551,18 wegens buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter zal ook de gevorderde wettelijke rente aan deze veroordeling verbinden, zoals hierna onder de beslissing is vermeld. Het door KPS gedane beroep op vernietiging van artikel 13.2 van de algemene voorwaarden kan, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet slagen.
Conclusie in conventie
4.3
Samenvattend, komt al het voorgaande erop neer dat KPS in conventie zal worden veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 77.141,60. Dit bedrag is als volgt samengesteld:
- € 54.916,42 aan vervallen huurtermijnen vanaf april 2018 tot en met april 2019;
- € 22.225,18 aan vervallen huurtermijnen vanaf mei 2019 tot en met december 2019 (€ 30.559,63 – huurtermijnen januari, februari en maart 2020, 3 x € 2.778,15).
Ook zal over dit totaalbedrag de contractuele rente van 1,25% per maand worden toegewezen vanaf de vervaldata van de betreffende facturen tot aan de dag van volledige betaling. Verder zal KPS worden veroordeeld tot betaling van € 1.551,18 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zal KPS worden veroordeeld tot het terug bezorgen van de printers aan Ricoh, op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld.
in (voorwaardelijke) reconventie:
Voorwaarde vervuld?
4.31
KPS heeft haar vordering in reconventie tot vergoeding van de door haar geleden schade van € 23.454,43 met nevenvorderingen (zoals hiervoor is weergegeven onder 3.5), ingesteld onder de voorwaarde dat haar vorderingen op Ricoh niet kunnen worden verrekend met de vorderingen van Ricoh op KPS. Uit hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 4.24 is overwogen, volgt dat de voorwaarde waaronder KPS de tegenvordering heeft ingesteld is vervuld. In conventie is verrekening immers niet toegestaan. Daarom zal de kantonrechter de vorderingen in reconventie hierna behandelen.
Schadevergoeding en nevenvorderingen
4.32
KPS verwijst in reconventie naar hetgeen zij over schade in conventie heeft aangevoerd. Samengevat komt dit neer op het volgende. Volgens KPS is Ricoh de huurovereenkomst jegens haar niet correct nagekomen, omdat Ricoh te hoge bedragen in rekening heeft gebracht. Weliswaar heeft Ricoh erkend dat zij op basis van foutieve registratie heeft gefactureerd en wil Ricoh deze fout herstellen door aan KPS een bedrag te crediteren, maar volgens KPS is het door Ricoh in dit kader voorgestelde bedrag ontoereikend om de fout te herstellen. Nakoming is blijvend onmogelijk geworden. KPS heeft namelijk een groter bedrag betaald dan wat zij terug zou krijgen van Ricoh. Ricoh heeft daartegen verweer gevoerd.
4.33
Voor zover KPS heeft bedoeld een beroep te doen op artikel 6:74 BW, geldt dat het standpunt van KPS dat nakoming blijvend onmogelijk is, mede met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen, wordt verworpen. Immers, voor zover Ricoh al een onjuiste creditering heeft voorgesteld – wat de kantonrechter op basis van de berekeningen die in het geding zijn gebracht niet kan onderschrijven –, dan heeft in elk geval te gelden dat nakoming op dit punt niet blijvend onmogelijk is. KPS had Ricoh dus op de wettelijk voorgeschreven manier in gebreke moeten stellen. Pas daarna kan zij een beroep doen op het eerste lid van artikel 6:74 BW. De brief van 26 juli 2018 kwalificeert naar het oordeel van de kantonrechter niet als een deugdelijke ingebrekestelling. Immers, op dat moment had Ricoh nog geen voorstel omtrent creditering gedaan (en dus kan er ook geen sprake van een foutief voorstel zijn). Bovendien is inmiddels gebleken dat de berekeningswijze die KPS in die brief ten grondslag heeft gelegd aan het bedrag dat zij meent terug te moeten krijgen, onjuist is. Dat er nadien een deugdelijke ingebrekestelling aan Ricoh is verzonden is niet gesteld en evenmin gebleken. Dit betekent dat Ricoh niet in verzuim is geraakt en dus is er ook (nog) geen verbintenis ontstaan die Ricoh verplicht schade te vergoeden die KPS vanwege de onjuiste facturering/creditering lijdt. Alleen daarom al is de schadevergoedingsvordering van KPS niet toewijsbaar.
4.34
Als de hoofdvordering (schadevergoeding) niet slaagt, houdt dit vanzelfsprekend ook afwijzing van de nevenvorderingen (betaling van gemaakte kosten, buitengerechtelijke incassokosten en rente) in.
Deurwaarderskosten
4.35
KPS heeft vergoeding van de door haar gemaakte deurwaarderskosten van
€ 534,00 gevorderd. In dit verband heeft KPS aangevoerd dat zij (in het kader van het vergaren van bewijs) genoodzaakt was om een onafhankelijke deurwaarder in te schakelen die kon vaststellen dat er bij één van de twee printers sprake was van een foutieve tellerstand. Dit heeft geresulteerd in het “Proces Verbaal van Constatering van 4 september 2019 betreffende de Ricoh Pro C652EX met serienummer V9032500037” (bijlage 8 bij conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende voorwaardelijke eis in reconventie).
4.36
Ricoh heeft aangevoerd dat de door KPS gemaakte deurwaarderskosten volledig voor haar rekening moeten komen en blijven, omdat nooit ter discussie heeft gestaan dat de tellerstand van één van de printers per abuis verkeerd was ingesteld. Ricoh heeft ruim voordat KPS is overgegaan tot het opmaken van voornoemd proces-verbaal al erkend dat bij printer A sprake was van een registratiefout, bijvoorbeeld op 17 juli 2018 en 13 augustus 2018 (zoals hiervoor is weergeven bij 2.7 en 2.13).
4.37
De kantonrechter is met Ricoh van oordeel dat de door KPS gevorderde deurwaarderskosten van € 534,00 voor rekening van KPS dienen te blijven. Er was immers geen, in elk geval onvoldoende, aanleiding om die kosten te maken. De kantonrechter vindt het dan ook niet redelijk dat Ricoh wordt veroordeeld tot betaling van de door KPS gemaakte deurwaarderskosten. Daarom wordt de vordering van KPS op dit onderdeel afgewezen.
Conclusie in reconventie
4.38
De conclusie is dat alle door KPS in reconventie ingestelde vorderingen worden afgewezen.
in conventie en in reconventie:
Slotopmerking
4.39
Wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen nadere bespreking meer, omdat dit in het licht van al hetgeen in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.

5.De kosten

in conventie:
5.1
KPS zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden aan de zijde van Ricoh tot en met vandaag vastgesteld op € 2.495,83. Dit bedrag is als volgt opgebouwd: € 81,83 aan dagvaardingskosten, € 972,00 aan griffierecht en € 1.442,00 (twee punten x € 721,00 per punt conform het liquidatietarief kantonzaken) als bijdrage in het salaris van de gemachtigde van Ricoh (niet met btw belast).
5.2
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de vijftiende dag nadat KPS tot het betalen van deze kosten is aangemaand.
5.3
KPS zal ook, zoals gevorderd, worden veroordeeld tot betaling van de nakosten. De nakosten worden conform landelijk beleid in kantonzaken begroot op een half salarispunt, met een maximum van € 120,00. In dit geval wordt een bedrag van € 120,00 toegewezen. De over dit bedrag gevorderde betekeningskosten zullen worden toegewezen zoals hierna in de beslissing is vermeld.
in reconventie:
5.4
KPS zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden aan de zijde van Ricoh tot en met vandaag vastgesteld op € 480,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde van Ricoh (niet met btw belast). De kantonrechter kent twee halve punten van € 480,00 per punt conform het liquidatietarief kantonzaken toe, omdat de reconventie in belangrijke mate over hetzelfde onderwerp gaat als de conventie.
5.5
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de vijftiende dag nadat KPS tot het betalen van deze kosten is aangemaand.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
6.1
veroordeelt KPS om aan Ricoh te betalen een bedrag van € 77.141,60 aan hoofdsom (zoals hiervoor gespecificeerd onder rechtsoverweging 4.30), te vermeerderen met de contractuele rente van 1,25% per maand over dat bedrag vanaf de vervaldata van de betreffende facturen tot aan de dag van betaling;
6.2
veroordeelt KPS om aan Ricoh te betalen een bedrag van € 1.551,18 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag nadat KPS schriftelijk tot betaling is aangemaand tot de dag van betaling;
6.3
veroordeelt KPS om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis tot het in goede staat en met alle toebehoren aan Ricoh terug te bezorgen de twee printers (zoals hiervoor gespecificeerd onder rechtsoverweging 2.3), op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 100,00 per printer voor iedere dag dat KPS in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 5.000,00 per printer;
6.4
bepaalt dat de onder 6.3 genoemde dwangsommen vatbaar zijn voor matiging voor zover handhaving ervan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding;
6.5
veroordeelt KPS in de kosten van de procedure, aan de zijde van Ricoh tot en met vandaag vastgesteld op € 2.495,83 (zoals hiervoor gespecificeerd onder rechtsoverweging 5.1), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag nadat KPS schriftelijk tot betaling is aangemaand tot de dag van betaling;
6.6
veroordeelt KPS in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op € 120,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), en te vermeerderen, onder de voorwaarde dat KPS niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van de betekening van het vonnis;
6.7
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie:
6.8
wijst de vorderingen af;
6.9
veroordeelt KPS in de kosten van de procedure, aan de zijde van Ricoh tot en met vandaag vastgesteld op € 480,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag nadat KPS schriftelijk tot betaling is aangemaand tot de dag van betaling;
in conventie en in reconventie:
6.1
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 2 april 2020.