Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.Het verdere verloop van het geding
- het tussenvonnis van 5 september 2019, waarbij een mondelinge behandeling is gelast;
- een akte met als productie 8 een verzoek voorlopig getuigenverhoor van [eiser] van 10 december 2019;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling gehouden op 17 december 2019;
- een akte van [eiser] van 23 januari 2020;
- een antwoordakte van de Stichting van 20 februari 2020.
2.Inleiding en feiten
Artikel 2 Doelstelling en werkingssfeer
Het jaar 2016 heeft in het teken gestaan van de vorming van het werkbedrijf dat per
Functiegerichte HBO-opleiding, aangevuld met meerdere specifieke (bedrijfs)cursussen/opleidingen.’
Nu de beschrijving en de waardering zijn vastgesteld dient bekeken te worden of u voldoet aan de gestelde eisen van de generieke functie. U ontvangt daartoe (…) een uitnodiging voor een beoordelingsgesprek waarbij uw naast hogere leidinggevende, uw leidinggevende en uw P&O-adviseur aanwezig zijn. Indien u aan de gestelde eisen voldoet, wordt u benoemd en ingeschaald op de functie. Indien u nog niet voldoet aan het nieuwe functieprofiel worden er met u ontwikkelingsafspraken gemaakt. Gedurende deze trajectperiode blijft uw huidige inschaling van toepassing.’
Een medewerker voldoet op het criterium ‘benodigde kennis’ als de medewerker beschikt over een diploma op het vereiste opleidingsniveau of als middels een assessment is aangetoond dat een medewerker beschikt over het werk- en denkniveau waar het functieprofiel op gestoeld is.’
Deze medewerker neemt wellicht al deel aan het generatiepact of kan gaan deelnemen. Gezamenlijk kan overeengekomen worden dat benoeming en de gevraagde ontwikkeling niet aan de orde is. Duidelijk moge zijn dat, bij besluit van het MT d.d. 29 mei 2017, het behoud op de oude profielen niet mogelijk is, daar deze profielen enkel nog voor wsw-medewerkers werkzaam op deze profielen van toepassing zijn.’
de uitzondering toe te passen en hem of als werkleider zijn functie te laten blijven verrichten of hem te benoemen in de functie van assistent-werkleider, maar dan wel met alle bijbehorende arbeidsvoorwaarden, welke een werkleider geniet.’
3.Het geschil
- te verklaren voor recht dat er ten aanzien van hem een ongeoorloofd onderscheid is gemaakt;
- de Stichting te gelasten om de tot aan de fuwa geldende arbeidsvoorwaarden op hem van toepassing te laten zijn;
- de Stichting met terugwerkende kracht te veroordelen tot betaling van het verschil in salaris en overige emolumenten over wat hij op grond van zijn oude arbeidsvoorwaarden had horen te krijgen, met toepassing van de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW en voorzien van een deugdelijke bruto-netto specificatie;
- de Stichting te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover.