Op 20 april 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging voor een betrokkene met een autismespectrumstoornis. De officier van justitie had op 31 maart 2020 een verzoek ingediend voor een zorgmachtiging aansluitend op een voortzetting van een crisismaatregel, zoals bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde datum, waarbij de officier van justitie niet ter zitting verscheen omdat een nadere toelichting niet nodig werd geacht.
De rechtbank oordeelde dat de Wvggz van toepassing is, ondanks het standpunt van de advocaat van de betrokkene dat de Wet zorg en dwang (Wzd) van toepassing zou zijn. De rechtbank concludeerde dat de betrokkene zorg nodig heeft om ernstig nadeel te voorkomen, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade. De betrokkene vertoonde dreigend gedrag en had eerder medebewoners en personeel in gevaar gebracht.
De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, tot en met 20 oktober 2020, en bepaalde dat de verplichte zorg onder andere het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles omvat. De rechtbank oordeelde dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren en dat de voorgestelde zorg evenredig en effectief was. De beschikking werd openbaar uitgesproken door rechter J.W. Brunt in aanwezigheid van de griffier.