Op 17 april 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 1 april 2020 een verzoek ingediend voor het verlenen van verplichte zorg aan betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis. De mondelinge behandeling vond telefonisch plaats in verband met de coronamaatregelen. Tijdens deze behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de behandelend arts en een verpleegkundige.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van ernstig nadeel voor betrokkene en anderen, waaronder het risico op ernstig lichamelijk letsel en levensgevaar. Betrokkene vertoonde agressief gedrag en had zorg nodig om zijn gezondheid te stabiliseren. De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden voor vrijwillige zorg waren en dat verplichte zorg noodzakelijk was. De behandelend arts gaf aan dat betrokkene in de afgelopen week was opgeknapt, maar dat hij nog enkele weken zorg nodig had.
De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van maximaal zes maanden, tot en met 17 oktober 2020, en bepaalde dat de maatregelen, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, konden worden getroffen. De beschikking werd openbaar uitgesproken door rechter M.A. Smits in aanwezigheid van de griffier.