ECLI:NL:RBOBR:2020:2316

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 maart 2020
Publicatiedatum
22 april 2020
Zaaknummer
8100554 \ CV EXPL 19-7118
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid bij ondertekening van een overeenkomst van opdracht en gevolgen voor rechtsgeldigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 26 maart 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Grizzly New Marketing B.V. en een vennootschap onder firma, waarbij de rechtsgeldigheid van een overeenkomst van opdracht ter discussie stond. Eiseres, Grizzly New Marketing B.V., vorderde betaling van een bedrag van € 4.075,61, vermeerderd met wettelijke handelsrente, op basis van een overeenkomst die op 26 juli 2018 was gesloten met de vennootschap onder firma. Eiseres stelde dat de overeenkomst was ondertekend door een werknemer van de gedaagden, maar gedaagden betwistten de rechtsgeldigheid van de overeenkomst omdat deze was ondertekend door een onbevoegde persoon zonder toereikende volmacht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst was ondertekend door een werknemer die niet bevoegd was om namens de vennootschap onder firma te handelen. Eiseres had nagelaten het handelsregister te raadplegen om de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de werknemer te verifiëren. De rechter concludeerde dat er geen schijn van volmachtverlening was en dat gedaagden de overeenkomst niet hadden bekrachtigd. Hierdoor was er geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand gekomen.

De vordering van eiseres werd afgewezen en eiseres werd veroordeeld in de proceskosten. De rechter oordeelde dat gedaagden niet gebonden waren aan de overeenkomst en dat de vordering van eiseres niet kon worden toegewezen. Dit vonnis benadrukt het belang van het verifiëren van vertegenwoordigingsbevoegdheid bij het aangaan van overeenkomsten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel Recht
Zittingslocatie 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: 8100554 \ CV EXPL 19-7118
vonnis van 26 maart 2020
in de zaak van:
de besloten vennootschap Grizzly New Marketing B.V.
gevestigd te Breda
eiseres,
gemachtigde: TeRecht Gerechtsdeurwaarders en Incasso B.V.
tegen

1.de vennootschap onder firma [naam VOF]

gevestigd te [vestigingsplaats]

2. [gedaagde sub 2]

wonende te [woonplaats]
3
. [gedaagde sub 3]
wonende te [woonplaats]
gedaagden,
gemachtigde mr. J.R.J.J. Somers.
Partijen worden hierna eiseres en gedaagden genoemd. Daar waar gedaagde sub 1 is bedoeld, zal deze worden aangeduid als [naam VOF] .

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van het tussenvonnis van 30 januari 2020 en de daarin genoemde processtukken. In het tussenvonnis is een mondelinge behandeling bepaald. Deze heeft plaatsgevonden op 10 maart 2020. Voor eiseres is daar verschenen [naam operationeel manager] , operationeel manager. De gemachtigde van eiseres is niet verschenen. Namens gedaagden is [gedaagde sub 2] verschenen, bijgestaan door gemachtigde mr. Somers. Verder is als informant verschenen [naam voormalig werknemer] , voormalig werknemer van [naam VOF] . Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen naar voren hebben gebracht.
2.1.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter een datum voor vonnis bepaald.

2.De vordering en het verweer

2.1.
Eiseres vordert dat de kantonrechter gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 4.075,61, te vermeerderen met wettelijke handelsrente over € 3.339,60 vanaf datum dagvaarding. Verder vordert eiseres dat gedaagden worden veroordeeld in de proceskosten.
2.2.
Eiseres heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat zij op 26 juli 2018 met [naam VOF] een overeenkomst heeft gesloten. Uit hoofde van die overeenkomst heeft zij verschillende facturen gestuurd, die onbetaald zijn gebleven. Omdat er sprake is van een handelsovereenkomst maakt eiseres aanspraak op de wettelijke handelsrente. Aangezien de facturen ondanks betalingsherinneringen onbetaald bleven, heeft eiseres haar vordering uit handen moeten geven aan een incassobureau. Zij wenst een vergoeding te ontvangen voor de gemaakte buitengerechtelijke incassokosten.
2.3.
Gedaagden hebben de vorderingen van eiseres betwist. Zij hebben aangevoerd dat degene die de overeenkomst, waarop eiseres zich beroept, heeft getekend ( [naam voormalig werknemer] ) daartoe niet bevoegd was. Als eiseres het handelsregister bij de Kamer van Koophandel had geraadpleegd, dan was ze daarvan op de hoogte geweest. Gedaagden hebben op geen enkele wijze de schijn gewekt dat [naam voormalig werknemer] bevoegd was om namens gedaagden te contracteren. Voor het geval zou worden geoordeeld dat gedaagden wel contractueel zijn gebonden, stellen zij zich op het standpunt dat eiseres haar contractuele verplichtingen niet is nagekomen. Eiseres heeft nog niets van haar werkzaamheden opgeleverd, gedaagden hebben hun eventuele betalingsverplichting opgeschort en dus is er geen sprake van een opeisbare vordering.

3.De beoordeling

3.1.
Het meest verstrekkende verweer is dat gedaagden niet gebonden zijn aan de overeenkomst waarop eiseres zich beroept omdat deze is ondertekend door een daartoe onbevoegde.
3.2.
Vast staat dat de overeenkomst waarop eiseres haar vordering heeft gebaseerd namens [naam VOF] is ondertekend door haar toenmalige werknemer [naam voormalig werknemer] . [naam voormalig werknemer] heeft getekend achter het kopje “naam gemachtigde”. Gesteld noch gebleken is dat [naam voormalig werknemer] , die ter zitting aanwezig was, beschikte over een door [naam VOF] verstrekte volmacht om in haar naam rechtshandelingen te verrichten. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij het handelsregister van de Kamer van Koophandel niet heeft geraadpleegd om te verifiëren of [naam voormalig werknemer] vertegenwoordigingsbevoegd was. Ook is nergens uit gebleken dat zij heeft geïnformeerd bij [naam voormalig werknemer] of elders of hij in het bezit was van een toereikende volmacht. Gezien het bedrag van de investering, heeft eiseres volgens haar eigen verklaring geen noodzaak gezien om dergelijke checks te doen.
3.3.
Gesteld noch gebleken is dat gedaagden door verklaringen of gedragingen de schijn hebben gewekt dat [naam voormalig werknemer] beschikte over een toereikende volmacht. Eiseres heeft niet aangevoerd dat zij ook met anderen dan [naam voormalig werknemer] contact heeft gehad over de verstrekte opdracht. Verder heeft [naam voormalig werknemer] ter zitting verklaard dat hij aan de vertegenwoordiger van eiseres, [naam vertegenwoordiger] , heeft gezegd dat hij nog maar net werkzaam was bij [naam VOF] . Ook heeft hij gezegd dat hij het een en ander aan de website veranderd wilde zien maar dat hij dit nog wel zou moeten overleggen met zijn baas. [naam vertegenwoordiger] zou toen hebben gezegd dat [naam voormalig werknemer] de overeenkomst wel kon tekenen en omdat [naam voormalig werknemer] graag dingen wil beslissen, heeft hij dit naar eigen zeggen gedaan. Eiseres heeft dit relaas van [naam voormalig werknemer] niet deugdelijk weersproken. Ter zitting heeft eiseres slechts aangegeven dat [naam vertegenwoordiger] had vernomen van [naam voormalig werknemer] dat hij 25% van de aandelen in het bedrijf had. Nog daargelaten dat [naam voormalig werknemer] heeft weersproken dat hij een dergelijke uitspraak heeft gedaan, had het feit dat [naam VOF] een vennootschap onder firma is [naam vertegenwoordiger] al aanleiding moeten geven om te twijfelen aan de juistheid van de gestelde uitspraak. Conclusie is dat van enige schijn van volmachtverlening niet is gebleken.
3.4.
Vast staat dat gedaagden de door [naam voormalig werknemer] ondertekende overeenkomst niet hebben bekrachtigd. Eiseres heeft dit namelijk niet gesteld en bovendien is er niets dat op een dergelijke bekrachtiging wijst.
3.5.
Slotsom van dit alles is dat het verweer van gedaagden slaagt. [naam voormalig werknemer] was niet bevoegd namens [naam VOF] te tekenen en daarmee is er geen rechtsgeldige overeenkomst tussen partijen tot stand gekomen. De vordering van eiseres zal om die reden worden afgewezen.
3.6.
Eiseres wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden aan de kant van gedaagden tot vandaag begroot op
€ 240,00 wegens bijdrage in het gemachtigdensalaris (niet met btw belast).

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen af;
4.2.
veroordeelt eiseres in de kosten van de procedure, aan de zijde van gedaagden tot vandaag begroot op € 240,00;
4.3.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is bij vervroeging gewezen door de kantonrechter mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2020.