ECLI:NL:RBOBR:2020:2467

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 april 2020
Publicatiedatum
4 mei 2020
Zaaknummer
C/01/355358 / EX RK 20-29
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executie van in beslag genomen certificaten van aandelen en de toepassing van statutaire bepalingen

In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, uitgesproken op 30 april 2020, wordt een verzoek behandeld van een besloten vennootschap (verzoekster) die executoriaal beslag heeft gelegd op certificaten van aandelen die in het bezit zijn van een andere besloten vennootschap (verweerster). De verzoekster vraagt de voorzieningenrechter om te bepalen dat de in beslag genomen certificaten kunnen worden verkocht en overgedragen. De zaak is ontstaan uit een eerder vonnis van 8 januari 2019, waarbij de verweerster is veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan de verzoekster. De verweerster heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank overweegt dat de executie van de certificaten kan plaatsvinden, mits de rechten van een derde, Concept Cosmetics Holding B.V., die een pandrecht heeft op een deel van de certificaten, niet worden geschaad. De rechtbank verklaart enkele statutaire bepalingen van de verzoekster en de administratievoorwaarden van de stichting, die de overdracht van de certificaten reguleren, buiten toepassing. Dit is noodzakelijk om de executie mogelijk te maken. De rechtbank wijst de gerechtsdeurwaarder aan die verantwoordelijk zal zijn voor de uitvoering van de verkoop van de certificaten en stelt voorwaarden voor de verkoop om een zo hoog mogelijke opbrengst te realiseren. De termijn voor de verkoop wordt vastgesteld op een jaar, met de mogelijkheid tot verlenging op verzoek van partijen.

De beschikking eindigt met de mededeling dat de rechtbank geen proceskostenveroordeling toekent en dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De uitspraak is gedaan door mr. E. Loesberg en openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rekestnummer: C/01/355358 / EX RK 20-29
Beschikking van 30 april 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekster,
advocaat mr. G.T.J. Hoff te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster,
advocaat mr. J.D. Kleyn te Amsterdam.
Partijen zullen hierna verzoekster en verweerster genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met 24 producties, ingekomen ter griffie op 12 februari 2020
  • de brief van 20 maart 2020 van de zijde van verweerster
  • de brief met bijlage van 27 maart 2020 van gerechtsdeurwaarder R.M.P. van den Bogert
  • de akte van 27 maart 2020 van de zijde van verzoekster, houdende verandering van verzoek en met aanvullende productie 25
  • de brief van de zijde van verweerster van 30 maart 2020
1.2.
Tenslotte is beschikking bepaald op heden.

2.Inleiding

2.1.
Verweerster houdt 295 certificaten van aandelen in het kapitaal van verzoekster, welke certificaten zijn genummerd als 401 tot en met 695 (hierna: de certificaten). De certificaten worden geadministreerd door Stichting [naam stichting] (hierna: de stichting), gevestigd te [vestigingsplaats] . Artikel 3 van de Administratievoorwaarden van de stichting bepaalt onder andere: “Voor overdracht en overgang van certificaten is goedkeuring van het bestuur van de stichting vereist (..). Verder zijn ten aanzien van de overdracht en overgang van de certificaten de wettelijke en statutaire bepalingen die voor de onderliggende aandelen gelden, van overeenkomstige toepassing (..)”. In artikel 13 van de Statuten van verzoekster is een zgn aanbiedingsregeling opgenomen.
2.2.
Bij exploit van beslag van 21 januari 2020 heeft verzoekster ten laste van verweerster executoriaal beslag doen leggen op de certificaten onder de stichting. De stichting heeft de beslag leggende deurwaarder medegedeelde dat op 35 van de certificaten (de nummers 401 tot en met 435) een pandrecht is gevestigd ten gunste van Concept Cosmetics Holding B.V. in liquidatie (hierna: Concept). Uit de brief van de bestuurder van Concept van 11 februari 2020 blijkt dat zij van het beslag en de voorgenomen executie op de hoogte is en zij als belanghebbende geen verweer wenst te voeren tegen het verzoek.
2.3.
De beslagen zijn gelegd uit hoofde van een op 8 januari 2019 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant gewezen vonnis welk vonnis op 9 januari 2019 aan verweerster is betekend met gelijktijdig bevel aan het vonnis te voldoen en aan verzoekster te betalen € 1.640.216,84 aan hoofdsom inclusief rente en kosten.
2.4.
Bij brief van 11 februari 2020 heeft Beheermaatschappij [naam] B.V. afstand van haar rechten onder de statutaire blokkeringsregeling als bedoeld in art. 3 van de Administratievoorwaarden en de artikelen 12 en 13 van de statuten van verzoekster gedaan. Tevens heeft [naam medebestuurder] in haar hoedanigheid van mede bestuurder van de stichting goedkeuring verleend aan de overdracht van de certificaten.
2.5.
Verzoekster wenst de executie te vervolgen door de in beslag genomen certificaten te gelde te maken.
Bij brief van 27 maart 2020 heeft verzoekster haar primaire verzoek ingetrokken en het subsidiaire verzoek gehandhaafd. Verzoekster vraagt thans: te bepalen dat de certificaten onderhands, dan wel openbaar kunnen worden verkocht en overgedragen in elk type transactie die de gerechtsdeurwaarder aangewezen acht.
2.6.
Verweerster heeft bij brief van 30 maart 2020 laten weten dat zij afziet van enig verweer en dat zij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank.

3.De beoordeling

3.1.
Omdat de executie slechts kan plaatsvinden onder handhaving van het pandrecht van Concept, worden haar rechten door de door verzoekster voorgenomen executie niet geschaad. Daar komt bij dat Concept heeft aangegeven haar pandrecht te handhaven en geen verweer te wensen te voeren tegen het verzoek.
3.2.
Bij de executie van de certificaten dienen zowel art. 2:195 BW als art. 474aa jo 474g Rv te worden toegepast. Vgl. Hoge Raad 22 juni 2018, NJ 2018/429. Dit zou betekenen dat de certificaten eerst aan de andere certificaathouder Beheermaatschappij [naam] B.V. zouden moeten worden aangeboden en de executoriale overdracht door de stichting zou moeten worden goedgekeurd. Verweerster heeft afgezien van enig verweer en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Beheermaatschappij [naam] B.V. heeft afstand gedaan van haar rechten onder de statutaire blokkeringsregeling als bedoeld in art. 3 van de Administratievoorwaarden en de artikelen 12 en 13 van de statuten van verzoekster en [naam medebestuurder] heeft in haar hoedanigheid van mede bestuurder van de stichting goedkeuring verleend aan de overdracht van de certificaten. [naam bestuurder verweerster] heeft als (indirect) aandeelhouder en bestuurder van verweerster mogelijk belang een eventuele executoriale overdracht van de certificaten te blokkeren. Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden ziet de rechtbank reden de desbetreffende bepalingen in de administratievoorwaarden van de stichting en de statuten van verzoekster, die zien op de overdracht van de certificaten, op grond van art. 2:195 lid 7 BW buiten toepassing te verklaren.
3.3.
Een verzoek tot verkoop van in beslag genomen certificaten van aandelen kan in beginsel worden toegewezen zolang er sprake is van een executoriale titel op grond waarvan beslag is gelegd. Het vonnis van 8 januari 2019 levert voor verzoekster een executoriale titel op, die voor tenuitvoerlegging vatbaar is. In beginsel mag verzoekster zich aldus ter voldoening van haar vordering op het vermogen van verweerster, dus ook door de executoriale verkoop van de in beslag genomen certificaten, verhalen.
3.4.
De rechtbank kan de op grond van artikel 474g Rv gevraagde voorziening desondanks weigeren, indien hij van oordeel is dat de executant, mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad, misbruik van zijn bevoegdheid maakt, dan wel onvoldoende belang heeft bij de executie.
Dat sprake zou zijn van misbruik van recht of onvoldoende belang aan de zijde van verzoekster is niet gesteld of gebleken.
3.5.
De rechtbankzal verzoekster verlof geven om de certificaten te verkopen onder de voorwaarden zoals vermeld in het dictum.
Gerechtsdeurwaarder R.M.P. van den Bogert te Utrecht heeft bij brief van 27 maart 2020 medegedeeld ermee in te stemmen dat hij, dan wel een kantoorgenoot wordt aangesteld als executerende deurwaarder. Deze gerechtsdeurwaarder zal dan ook worden aangewezen de executie ter hand te nemen waarbij het aan hem is om nadere voorwaarden voor verkoop, inclusief de prijs, te bepalen teneinde een zo hoog mogelijke opbrengst te realiseren.
3.6.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenveroordeling.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter,
4.1.
verklaart buiten toepassing art. 12 van de statuten van verzoekster en art. 12 en 13 van de administratievoorwaarden van Stichting [naam stichting] , voor zover die bepalingen zien op de executoriale overdracht van de certificaten,
4.2.
bepaalt dat de ten laste van verweerster in executoriaal beslag genomen certificaten van aandelen in het kapitaal van verzoekster kunnen worden verkocht en overgedragen, zoveel als nodig om de vordering en de kosten van verzoekster te kunnen voldoen,
4.3.
wijst de heer R.M.P. van den Bogert, deurwaarder werkzaam bij Groot&Evers gerechtsdeurwaarders en incassobureau te Utrecht, dan wel een door hem aan te wijzen vervangende deurwaarder (hierna: de deurwaarder) verbonden aan dit kantoor, aan als de deurwaarder met de executie belast;
4.4.
bepaalt dat de deurwaarder nadere voorwaarden en proceduregels met betrekking tot de verkoop kan vaststellen teneinde een zo hoog mogelijke opbrengst te realiseren,
4.5.
bepaalt de termijn, waarbinnen de verkoop en overdracht van de aandelen dient plaats te vinden op een jaar na heden, met dien verstande dat deze termijn, indien nodig op verzoek van (een van) partijen, door de rechtbank kan worden verlengd, waarbij geldt dat een eventueel verzoek hiertoe de rechtbank uiterlijk op 30 april 2021 dient te hebben bereikt,
4.6.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.7.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2020.