Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[eiser 1] en
[eiser 2] ,
1.[gedaagde 1] en
[gedaagde 2] ,
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak vorderden eisers, een particulier verhuurder, ontruiming van een huurwoning vanwege een aanzienlijke betalingsachterstand van gedaagden. De huurovereenkomst was in oktober 2019 gesloten, maar gedaagden hadden na de eerste maand geen huur meer betaald, wat leidde tot een achterstand van € 6.300,00 tot en met maart 2020. Ondanks herhaalde betalings toezeggingen van gedaagden, werd er geen betaling gedaan. Eisers stelden dat zij belang hadden bij ontruiming om de woning snel aan een andere huurder te kunnen verhuren. Gedaagden voerden aan dat er sprake was van tijdelijke betalingsonmacht door vertragingen in betalingen vanuit Tunesië, maar de rechter oordeelde dat de betalingsachterstand ernstig was en dat er geen vertrouwen was dat gedaagden hun toezeggingen zouden nakomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van eisers om de woning te ontruimen zwaarder woog dan het belang van gedaagden om in de woning te blijven. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor ontruiming. Daarnaast werden gedaagden veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en incassokosten, en in de proceskosten van eisers.