ECLI:NL:RBOBR:2020:2550

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2020
Publicatiedatum
8 mei 2020
Zaaknummer
SHE 19/2256
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor zendmast en rechtsgevolgen van vernietigd besluit

In deze zaak gaat het om een omgevingsvergunning die is verleend aan KPN B.V. voor het plaatsen van een vakwerkmast in Sint-Oedenrode. De rechtbank heeft te oordelen over de rechtmatigheid van het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad, dat het bezwaar van de eiser ongegrond heeft verklaard. De eiser, die in de nabijheid van de geplande mast woont, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunning is verleend met toepassing van binnenplanse afwijkingsregels, waarbij de noodzaak voor de nieuwe mast en de mogelijkheid van site-sharing aan de orde zijn gekomen. Tijdens de procedure heeft KPN aanvullende informatie verstrekt over de noodzaak van de mast en de dekking van het netwerk. De rechtbank oordeelt dat de gemeente voldoende mogelijkheden voor participatie heeft geboden en dat de noodzaak voor de mast voldoende is onderbouwd. Echter, de rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onvoldoende inzicht biedt in de mogelijkheden voor site-sharing. Daarom vernietigt de rechtbank het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de omgevingsvergunning in stand blijft. De rechtbank bepaalt dat de gemeente het griffierecht aan de eiser moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 19/2256

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad, verweerder
(gemachtigden: mr. M. Ondersteijn en L. Scholten).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: KPN B.V., te Den Haag, gemachtigde: mr. C. van Stralendorff.

Procesverloop

Bij besluit van 8 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend aan KPN B.V. voor het plaatsen van een vakwerkmast ter hoogte van Den Ekker 1a (Sportpark Ekkerzicht) te Sint-Oedenrode.
Bij besluit van 27 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De zaak is behandeld op 5 maart 2020. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. De gemachtigde van de derde-partij is verschenen.
Na de zitting heeft de derde-partij inlichtingen verschaft. Eiser heeft hier op gereageerd. Daarna heeft de rechtbank het onderzoek gesloten met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
  • Op 18 december 2018 heeft KPN B.V. (KPN) een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een vakwerkmast/zendmast ter hoogte van Den Ekker 1a (Sportpark Ekkerzicht) te Sint-Oedenrode. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Olland” en daarin heeft deze locatie de enkelbestemming “Sport” (artikel 8) en dubbelbestemming “Archeologie”. Eiser woont aan [adres] , vlakbij het sportpark Ekkerzicht.
  • Het bouwplan voldoet niet aan de bouwregels van het bestemmingsplan aangezien de hoogte van de zendmast 39,9 meter bedraagt, terwijl op grond van het bestemmingsplan de hoogte van een zend-/ontvangstmast maximaal 15 meter mag bedragen.
2. In het primaire besluit is verweerder met toepassing van artikel 8.4 van de planregels (zie de bijlage bij deze uitspraak) en artikel 2.12, eerste lid onder a1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) afgeweken van het bestemmingsplan. In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.
3.1
Eiser heeft aangevoerd dat er onvoldoende mogelijkheid is geboden tot participatie in het besluitvormingsproces en dat de procedure onjuist is verlopen.
3.2
Verweerder heeft in 2017 met alle wijk- en dorpsraden een samenwerkingsovereenkomst gesloten waarin is afgesproken dat de gemeente de wijk- en dorpsraden in een vroegtijdig stadium betrekt bij het opstellen, uitvoeren en evalueren van beleid en projecten. De Dorpsraad Olland heeft samen met de gemeente en KPN een informatieavond verzorgd. Ook de wettelijke procedure van vergunningverlening is gevolgd. Het besluit op de aanvraag van KPN is voorbereid overeenkomstig de zogenaamde reguliere voorbereidingsprocedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wabo. Binnen deze procedure is er geen wettelijke mogelijkheid om een zienswijze in te dienen. Het college was dus niet gehouden om de ingekomen zienswijze van eiser te betrekken bij het bestreden besluit.
3.3
Volgens de rechtbank heeft verweerder de reguliere voorbereidingsprocedure op een juiste wijze doorlopen. Verweerder heeft ook voldoende mogelijkheden geboden voor participatie. Dat eiser zich niet gehoord voelt en dat de informatieavond anders is verlopen dan hij zich had voorgesteld, leidt niet tot een ander oordeel. Overigens is participatie in besluiten zoals het primaire besluit in de algemene inspraakverordening van verweerders gemeente niet verplicht gesteld. Deze beroepsgrond faalt.
4.1
Volgens eiser is er geen noodzaak om een mast te plaatsen en is er twijfel aan de keuze voor de aangewezen locatie. Hij heeft in ieder geval voldoende bereik met zijn mobiele telefoon (overigens van een andere provider). Hij vindt ook dat er onvoldoende is gekeken of gebruik kon worden gemaakt van reeds bestaande masten in de omgeving (site-sharing).
4.2
Volgens verweerder is in de ruimtelijke onderbouwing bij de aanvraag voldoende onderbouwd dat KPN op dit moment behoefte heeft aan capaciteit en dekking in het dorp Olland. Bovendien is de bereikbaarheid van het alarmnummer 112 in Olland onvoldoende. Over de (belabberde) mobiele bereikbaarheid van 112 in Olland zijn ook in de Tweede Kamer vragen gesteld. Bestaande gebouwen en bestaande masten bieden onvoldoende soelaas om aan de huidige vraag van dekking, kwaliteit en capaciteit te voldoen. Er is onderzoek gedaan naar drie alternatieve locaties en de locaties genoemd op de informatieavond. De andere opties liggen (te ver) buiten het zoekgebied en/of zijn niet (goed) te bereiken met zwaar materieel. Voor de locatie achter de kerk komt daar nog bij dat een mast zo dicht bij het monumentale aanzicht van kerk, pastorie en bomen niet wenselijk is. De locatie achter De Misse is ook met het oog op herontwikkeling van het gebied met woningen niet geschikt. De huidige locatie is niet de meest ideale locatie, maar wel het minste der kwaden.
4.3
KPN heeft benadrukt dat de kwaliteit van het netwerk (4G dekking) duidelijk te wensen over laat tussen de aanwezige spoorbaan in het Noorden en het plaatsje Olland. Zij streeft naar het blijvend verbeteren van haar mobiele netwerk. Niet alleen dekking (bereikbaarheid) is een onderdeel van dit streven, maar ook het bieden van voldoende capaciteit (het tegelijkertijd gebruik kunnen maken van het netwerk en voldoende snelheid (data)).
4.4
In artikel 8.4 van de planregels zijn de volgende voorwaarden gesteld: De installatie op de gekozen locatie moet onmisbaar zijn voor de realisering van een adequaat dekkend netwerk en de mogelijkheid van sitesharing van de te plaatsen installatie moet voldoende zijn gewaarborgd of benut.
4.5
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat KPN voldoende heeft onderbouwd dat op dit moment geen sprake is van een adequaat dekkend netwerk. Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat het niet alleen gaat om mobiele bereikbaarheid (binnenshuis en buitenshuis) maar ook om de kwaliteit van het datanetwerk. KPN heeft dit nader toegelicht in de brief van 3 februari 2020 en op de zitting. Eiser heeft deze onderbouwing onvoldoende weerlegd. De verwijzing naar de eigen mobiele bereikbaarheid bij een andere provider is onvoldoende. Eiser stelt dat KPN het effect van opstelpunt 5199 en 1960 niet heeft meegewogen en verwijst naar de website van KPN waaruit zou blijken dat de actuele bereikbaarheid wel voldoende is. KPN heeft aangegeven dat opstelpunt 5199 op 3,6 kilometer afstand van Olland ligt en dat er andere opstelpunten dichterbij liggen. Opstelpunt 1960 is volgens KPN niet in gebruik. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de verbeeldingen in de brief van 3 februari 2020 en is er inderdaad voldoende noodzaak voor een extra mast vanwege de verminderde bereikbaarheid binnenshuis en verminderde kwaliteit van het datanetwerk.
4.6
In het kader van de betwisting van de noodzaak voert eiser ook aan dat, als er al een extra mast zou moeten worden geplaatst, diverse andere locaties beter geschikt zijn. Indien een project op zichzelf aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts dan tot het onthouden van medewerking nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:787). Er is slechts dan geen noodzaak indien sprake is van een alternatieve locatie met een gelijkwaardig resultaat met aanmerkelijk minder bezwaren. De door eiser genoemde locaties voldoen niet aan deze voorwaarden. Verweerder heeft dit voldoende gemotiveerd in het bestreden besluit. De (verhoging van de bestaande) mast dichtbij de kerk, pastorie en bomen is niet wenselijk en de locatie achter de Misse is ook niet geschikt vanwege de voorgenomen herontwikkeling van het gebied met woningen. Het gemeenschapsgebouw is niet eerder genoemd dan in de laatste reactie van eiser. Dit vindt de rechtbank te laat. Bovendien heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat met antennes aan het gemeenschapsgebouw hetzelfde resultaat kan worden bereikt. Het gemeenschapshuis is niet 39 meter hoog.
4.7
In het primaire besluit en in het bestreden besluit is niet inzichtelijk gemaakt wat de mogelijkheden waren voor sitesharing. Daarom slaagt deze beroepsgrond. KPN heeft (de afwezigheid van deze mogelijkheid) wel toegelicht in de brief van 17 maart 2020. Hierop staan diverse opstelpunten aangegeven. Verschillende providers maken gebruik van hetzelfde opstelpunt. De rechtbank is van oordeel dat nu wel voldoende is onderbouwd dat de mogelijkheden voor site-sharing voldoende zijn benut.
5.1
Eiser vreest de gezondheidsrisico’s verbonden aan een zendmast en wijst op diverse onderzoeken.
5.2
Verweerder wijst op de uitspraak van de Afdeling van 14 januari 2009 (ECLI:NL:RVS:2009:BG9796) waarin wordt verwezen naar een deskundigenbericht en het standpunt van de Gezondheidsraad. Deze uitspraak is in de uitspraak van de Afdeling van 13 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:787) bevestigd. Er wordt voldaan aan de ICNIRP blootstellingslimieten.
5.3
KPN heeft ter zitting bevestigd dat wordt voldaan aan de blootstellingslimieten.
5.4
De rechtbank ziet in de door eiser genoemde stukken en wat hij op basis daarvan heeft aangevoerd, geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder niet heeft kunnen terugvallen op het standpunt van de Gezondheidsraad. Daarbij betrekt de rechtbank dat de Gezondheidsraad tot op heden de blootstellingslimieten van de ICNIRP nog steeds onderschrijft. Verweerder hoefde daarom geen andere limieten te hanteren. Eiser heeft niet betwist dat de blootstellingslimieten van de ICNIRP niet worden overschreden. Daarom heeft verweerder de omgevingsvergunning in redelijkheid kunnen verlenen. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de geldende rechtspraak van de Afdeling (zie de uitspraak van de Afdeling van 1 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:924).
6. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het beroep gegrond is, omdat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat wordt voldaan aan voorwaarde 8.4, tweede lid van de planregels. Daarom vernietigt de rechtbank het bestreden besluit. Gelet op de nadere onderbouwing van KPN laat de rechtbank de rechtsgevolgen in stand. Dat betekent dat het bezwaarschrift nog steeds ongegrond is en dat het primaire besluit in stand blijft.
7. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • laat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 8 mei 2020 door mr. M.J.H.M Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van mr. I.M.C. van Og, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

BIJLAGE

artikel 8.4 bestemmingsplan “Olland”
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van artikel 8.2.2 sub d voor het oprichten van antenne-installaties ten dienste van
(tele)communicatiedoeleinden hoger dan 15 meter, met inachtneming van de volgende regels:
De aanvragen dient aan te tonen dat:
1. De installatie op de gekozen locatie onmisbaar is voor de realisering van een adequaat dekkend netwerk;
2. De mogelijkheid van sitesharing van de te plaatsen installatie voldoende zijn gewaarborgd of benut;
3. De installatie dient van geringe horizontale afmetingen te zijn; om horizonvervuiling zoveel mogelijk te beperken, wordt gestreefd naar het beperken van het aantal antenne-installaties en het optimaal benutten van sitesharing;
4. Er moet zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals reclamemasten en hoogspanningsmasten;
5. De hoogte van een nieuwe mast ten behoeve van de antenne-installatie mag maximaal 50 meter bedragen en in ieder geval niet hoger dan 65 meter boven NAP;
6. De installatie moet ruimtelijk en landschappelijk worden ingepast.