Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[gedaagde sub 1] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 20 maart 2020 met producties, genummerd 1 tot en met 20;
- de brief van mr. Van Stiphout van 16 april 2020, houdende conclusie van antwoord met producties, genummerd 1 tot en met 5;
- de brief van mr. Wieland van 16 april 2020 met producties, genummerd 21 tot en met 33;
- de brief van mr. Wieland van 16 april 2020, houdende akte wijziging van eis met producties, genummerd 34 en 35;
- het e-mailbericht van mr. Wieland van 16 april 2020 met een productie, genummerd 36;
- de brief van mr. Wieland van 17 april 2020 met producties, genummerd 37 en 38;
- de brief van mr. Van Stiphout van 17 april 2020 met een productie, genummerd 6;
- de mondelinge behandeling via skype ter zitting van 17 april 2020;
- de pleitnota van mr. Wieland;
- de pleitnota van [gedaagden] .
2.De feiten
Bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst (…) is werknemer verplicht onverwijld aan werkgever af te geven al hetgeen hij van of voor werkgever ter zake van of in verband met de onderhavige overeenkomst onder zich heeft en hetgeen hem verder door werkgever ter beschikking is gesteld.
3.Het geschil
4.De beoordeling
“Ja klopt, met de vraag of ik nog wat jongens extra kon regelen en daar idd kwam werken, maar ik heb al tegen [gedaagde sub 1] gezegd dat ik dat niet ga doen (…)”(productie 32 van mr. Wieland) In de What’s app-correspondentie tussen [gedaagde sub 1] en [naam 3] vraagt [gedaagde sub 1] op 4 januari 2020 aan [naam 3] :
“Heb je al wat boys gesproken voor werk!?”Ook nadien heeft hij [naam 3] nog benaderd en geeft hij aan:
“Maar ik zou je er graag bij hebben met een paar andere boys”, “ [naam 4] ”, “ [naam 5] ”, “En de rest”, “En die van [naam 6] ”.Vervolgens appt [gedaagde sub 1] nog naar [naam 3] :
“Naar Veghel elke dag of op het fietsje naar mij”(productie 31 van mr. Wieland).
“En voor zeker hetzelfde salaris”.