5.11.De kantonrechter stelt voorop dat een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten op voet van artikel 7:297 BW slechts kan worden toegekend als die kosten daadwerkelijk worden gemaakt. Voorwaarde is dus dat de exploitatie van de snackbar na ontruiming van het gehuurde door [gedaagden] elders wordt voortgezet. Verder duidt de term tegemoetkoming er op dat de wetgever niet heeft bedoeld om een mogelijkheid te scheppen tot volledige vergoeding van de kosten van een gedwongen verhuizing en de daarmee gepaard gaande inrichting van een nieuwe bedrijfsruimte. Bij het vaststellen van de hoogte van een vergoeding als bedoeld in artikel 7:297 BW moet de kantonrechter rekening houden met de concrete omstandigheden van het geval. [gedaagden] zal de voor vergoeding in aanmerking komende kosten aannemelijk moeten maken en in het oog moet worden gehouden dat het moet gaan om kosten die verbonden zijn met het feitelijk betrekken van nieuwe bedrijfsruimte. Met in gedachten deze uitgangspunten overweegt de kantonrechter het volgende.
5.11.1.Bij vaststelling van een tegemoetkoming ex artikel 7:297 BW gaat de kantonrechter uit van de huidige bedrijfsomvang en het huidige inrichtingsniveau. Vast staat dat [gedaagden] van de gemeente 76m2 bedrijfsruimte huurt. Uit de overgelegde stukken volgt dat zij in de nieuwe situatie die oppervlakte aanmerkelijk wenst te vergroten. Voor zover daartegen geen ruimtelijke of andere bezwaren bestaan, staat dit haar uiteraard vrij. De kosten die met een dergelijke uitbreiding zijn gemoeid, zijn een gevolg van eigen keuzes en dienen voor eigen rekening te blijven.
5.11.2.Tussen partijen staat inmiddels ook vast dat de kosten voor aanschaf van een nieuwe bakwand, ter vervanging van de huidige bakwand die niet meer aan de huidige eisen voldoet, niet in beeld komen bij het begroten van een tegemoetkoming ex artikel 7:297 BW. Dit geldt evenzeer voor andere investeringen die zijn ingegeven door het feit dat te vervangen zaken niet meer aan de eisen der tijd voldoen. [gedaagden] heeft de daarop betrekking hebbende kostenposten terecht buiten haar bijgestelde begroting gelaten.
5.11.3.De in het rapport van ConcreetAdvies opgenomen kosten van verhuizing van de bestaande inboedel (€ 1.000,00 ex btw) zijn niet betwist en komen de kantonrechter niet onredelijk voor. De gemeente heeft in haar akte van 12 maart 2020 overtuigend verwoord dat er geen noodzaak is voor de snackbar van [gedaagden] om een tijdelijke unit te betrekken na ontruiming van het gehuurde. De gesprekken over bouw van een nieuwe bedrijfsruimte voor de snackbar zijn al geruime tijd gaande en er resteert nog een tiental maanden tot het moment van beëindiging. Grootste risicofactor is volgens de gemeente de besluitvorming binnen [gedaagden] . Mocht vertraging als gevolg daarvan tot extra kosten leiden, dan dienen die meerkosten voor rekening van [gedaagden] te blijven. Nog daargelaten dat de kosten voor een tijdelijke locatie niet kunnen worden aangemerkt als verhuis- of inrichtingskosten en alleen om die reden al buiten beschouwing moeten blijven in dit verband, is er dus ook geen noodzaak voor het plaatsen van een dergelijke voorziening. Gelet op de (niet weersproken) toelichting van de gemeente moet het mogelijk zijn om de nieuwbouw gerealiseerd te hebben voordat ontruiming van het gehuurde dient plaats te vinden.
5.11.4.De kantonrechter volgt de gemeente niet in haar standpunt dat de kosten die zijn gemoeid met aansluiting van nutsvoorzieningen en de aanleg van een vetvangput, niet bij het begroten van de tegemoetkoming in de inrichtingskosten behoren te worden betrokken. De kantonrechter vindt dit kosten die noodzakelijk zijn om in de nieuwe bedrijfsruimte aan de slag te kunnen gaan. Dat [gedaagden] er ook voor had kunnen kiezen om een bestaande horeca-locatie te huren waardoor zij wellicht minder hoge aansluitingskosten zou hebben gehad, moge zo zijn, maar dat is niet de situatie die voor ligt. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagden] niet kan worden tegengeworpen dat de hiervoor genoemde kosten een gevolg zijn van een eigen keuze. Zij is immers tot verhuizing genoodzaakt omdat de gemeente het complex, waarin [gedaagden] al sinds jaar en dag bedrijfsruimte huurde, nodig had voor herontwikkeling. De kantonrechter zal de kosten die zijn opgegeven voor aansluiting van nutsvoorzieningen dus bij haar begroting betrekken, met uitzondering van de kosten van een tijdelijke aansluiting. Voor de motivering van die uitzondering verwijst de kantonrechter naar wat is vermeld in rechtsoverweging 5.11.3. Ook de kosten voor aanleg van de vetput komen in beeld bij begroting van de tegemoetkoming ex artikel 7:297 BW. Voor een aftrek nieuw voor oud ziet de rechtbank bij deze posten geen aanleiding. De aanlegkosten zijn eenmalige kosten, waarbij afschrijving geen rol speelt. Ook bij een vetput is van afschrijving naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake.
5.11.5.De gemeente heeft niet betwist dat kosten die gemoeid zijn met het realiseren van vloeistofdichte vloeren, wandbetegeling, plafondafwerking en verlichting kunnen worden gerekend tot inrichtingskosten. Gelet op het feit dat in het rapport van ConcreetAdvies is gerekend met een geplande nieuwbouw die ongeveer een kwart groter is dan de bestaande bedrijfsruimte, zal de kantonrechter uitgaan van vergoeding van 75% van de opgegeven kosten. Vervolgens dient er voor de wandbetegeling en de verlichting nog een aftrek nieuw voor oud in aanmerking te worden genomen. De kantonrechter begroot die aftrek op een percentage van 50%, gelet op het feit dat gesteld noch gebleken is dat er tijdens de huurperiode substantiële investeringen zijn gedaan ter verbetering van de inrichting van het gehuurde en [gedaagden] ervoor kiest om de nieuwe cafetaria van een geheel nieuwe en moderne uitstraling te voorzien.
5.11.6.Tegen de kosten die zijn gemoeid met de aanleg van een alarmsysteem is geen bezwaar gemaakt en die kosten komen de kantonrechter ook niet onredelijk voor. Hetzelfde geldt voor de kosten van gevelverlichting.
5.11.7.De kosten van marketing en communicatie kunnen (in de vorm van verhuisberichten en advertentiekosten) vallen onder verhuiskosten. Dat zijn immers kosten die nauw samenhangen met verplaatsing van het bedrijf. De omvang van de opgevoerde kosten vindt de kantonrechter echter te ruim, in aanmerking genomen dat de snackbar binnen het herontwikkelingsgebied gehuisvest blijft. Dat de bereikbaarheid tijdelijk minder zal zijn, is niet ondenkbaar maar dat is een aspect dat niet onder de noemer verhuis- en inrichtingskosten voor een vergoeding in aanmerking komt. Verder gaat de kantonrechter om hiervoor omschreven redenen er niet van uit dat er sprake hoeft te zijn van een tijdelijke huisvestingssituatie, althans niet één die is toe te rekenen aan de gemeente. Dat er meerdere flyers gemaakt moeten worden over de voortgang van de verhuizing, ziet de kantonrechter niet in. Zij gaat ervan uit dat de gemeente communiceert over de voortgang van de herontwikkeling. Ook als dat niet zo is, moet een eenmalige berichtgeving toereikend zijn aangezien de verhuizing van de snackbar kan aansluiten op de ontruiming van het gehuurde. De kantonrechter raamt de kosten van verhuisberichten, advertentiekosten en aanpassen van de website ex aequo et bono op een bedrag van € 2.000,00, excl. btw.
5.11.8.De kosten die zijn opgevoerd onder de kopjes “kosten gemeente”, “advieskosten” en “winstderving” vindt de kantonrechter geen kosten die zijn te vatten onder de noemer verhuis- en inrichtingskosten. Die kosten zal zij dus niet bij de begroting van de tegemoetkoming in aanmerking nemen.