Uitspraak
1.De procedure
- het verzoekschrift van 24 februari 2020, door de griffie van de rechtbank ontvangen op 27 februari 2020;
- het verweerschrift van 16 april 2020, door de griffie van de rechtbank ontvangen op 20 april 2020.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 15 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurder en verhuurder over de ontruiming van een bedrijfsruimte. De huurder, die sinds 1 januari 2010 de bedrijfsruimte huurt voor zijn cateringactiviteiten, heeft verzocht om verlenging van de ontruimingstermijn, die door de verhuurder was aangezegd per 1 maart 2020. De verhuurder had de huur opgezegd per 31 december 2019, maar de huurder betwistte de rechtsgeldigheid van deze opzegging en stelde dat er een opzegtermijn van drie maanden in acht genomen had moeten worden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen duidelijke afspraken waren gemaakt over de toepasselijkheid van algemene voorwaarden, waardoor de opzegtermijn niet kon worden vastgesteld. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de belangen van de huurder zwaarder wegen dan die van de verhuurder, vooral gezien de afhankelijkheid van de huurder van zijn cateringbedrijf en de huidige coronacrisis. De ontruimingstermijn is verlengd tot 1 januari 2021, en de gebruiksvergoeding voor de periode tussen 1 januari 2020 en 1 januari 2021 is vastgesteld op € 386,82 exclusief btw per maand. De verhuurder is in de proceskosten veroordeeld.