ECLI:NL:RBOBR:2020:2622

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 mei 2020
Publicatiedatum
15 mei 2020
Zaaknummer
C/01/355180 / KG ZA 20-59
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen tot opheffing van conservatoir beslag in kort geding tussen Bike040 B.V. en curator Niek Vinke

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 12 mei 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Bike040 B.V. en de curator Niek Vinke, die optreedt namens de failliete Mihatra B.V. en The Bike B.V. Bike040 vorderde de opheffing van een conservatoir beslag dat door de curator en de Rabobank was gelegd op de Mihatra-fietsen die in het bezit van Bike040 waren. De rechtbank oordeelde dat Bike040 niet summierlijk had aangetoond dat het ingeroepen recht van de curator en de Rabobank ondeugdelijk was. De rechtbank concludeerde dat de Mihatra-fietsen op het moment van verkoop aan een derde nog steeds eigendom waren van Mihatra, en dat er geen grond was voor opheffing van het beslag. De vorderingen van Bike040 werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank benadrukte dat Bike040 niet voldoende had onderbouwd dat het beslag vexatoir of onrechtmatig was, en dat haar beroep op verrekening niet kon slagen omdat de vordering op Mihatra niet voldoende was aangetoond. De beslissing werd genomen na een zorgvuldige afweging van de belangen van beide partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/355180 / KG ZA 20-59
Vonnis in kort geding van 12 mei 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BIKE040 B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. A. Kara te Maastricht,
tegen

1.MR. NIEK VINKE q.q.,

in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MIHATRA B.V.,
kantoor houdende te Eindhoven,
2.
MR. NIEK VINKE pro se,
kantoor houdende te Eindhoven,
3. de coöperatie
COÖPERATIE COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden,
advocaat mr. T.G.G. Raijmakers te Eindhoven.
Partijen zullen hierna Bike040 en Vinke c.s. genoemd worden. Waar nodig zullen gedaagden afzonderlijk de curator, Vinke en de Rabobank worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de (concept-) dagvaarding met begeleidende brief van 5 februari 2020 van Bike040 met producties 1 t/m 4;
  • de brief van Bike040 van 7 februari 2020 met producties 5 t/m 10;
  • de brief van Bike040 van 12 maart 2020 met producties 11 t/m 16;
  • de e-mail van Vinke c.s. van 17 april 2020 met producties 1 t/m 11;
  • de e-mail van Bike040 van 17 april 2020 (17:04) met bijlagen 1 t/m 3;
  • de e-mail van Bike040 van 17 april 2020 (17:08) met bijlage 4;
  • de e-mail van Bike040 van 20 april 2020 (08:30) met bijlagen 5 t/m 7;
  • de e-mail van Bike040 van 20 april 2020 (08:53) met (nogmaals) producties 7 t/m 10;
  • de mondelinge behandeling via Skype op 21 april 2020;
  • de pleitnota van Bike040;
  • de pleitnota van Vinke c.s..
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bike040 exploiteert een groothandel die onder andere handelt in elektrische fietsen.
2.2.
Ook de ondernemingen Mihatra B.V. en The Bike B.V. (hierna te noemen Mihatra en The Bike) handelden in elektrische fietsen. Bike040, Mihatra en The Bike hebben in het verleden zaken met elkaar gedaan. Zij hebben koopovereenkomsten met elkaar gesloten met betrekking tot fietsen en fietsonderdelen en Bike040 heeft een aantal elektrische fietsen van het merk Mihatra voor Mihatra in opslag gehouden (hierna: de Mihatra-fietsen). Mihatra betaalde hiervoor opslagkosten aan Bike040.
2.3.
Deze zakelijke relatie tussen Bike040 enerzijds en Mihatra en The Bike anderzijds is op enig moment verstoord geraakt.
2.4.
Mihatra en The Bike zijn ondertussen failliet verklaard (Mihatra op 30 juli 2019). In beide faillissementen treedt mr. Vinke op als curator.
2.5.
Op 2 en op 5 november 2018 heeft Mihatra conservatoir beslag tot afgifte laten leggen ten laste van Bike040 op onder meer de zich in de loods van Bike040 bevindende Mihatra-fietsen.
2.6.
Bij vonnis in kort geding van 8 januari 2019 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank - samengevat - Bike040 veroordeeld om de Mihatra-fietsen aan Mihatra terug te geven, maar onder de opschortende voorwaarde dat Mihatra eerst zekerheid stelt ten behoeve van Bike040. Mihatra heeft die zekerheid vervolgens niet gesteld.
2.7.
Mihatra heeft vervolgens op 2 en 4 april 2019 opnieuw beslag laten leggen onder Bike040 op onder meer de Mihatra-fietsen. Ook zijn de fietsen toen in gerechtelijke bewaring genomen. In eerste instantie heeft Vacancesoleil B.V. als bewaarder van de fietsen opgetreden, maar dit is later gewijzigd naar Gebr. Van Eijk B.V. (hierna Gebr. Van Eijk).
2.8.
Bij vonnis in kort geding van 24 mei 2019 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank dit beslag opgeheven.
2.9.
Gebr. Van Eijk heeft vervolgens de Mihatra-fietsen aan Bike040 teruggegeven. De fietsen van het merk The Bike, die ook waren beslagen en in bewaring waren genomen, heeft Gebr. Van Eijk echter niet aan Bike040 willen afgeven, omdat intussen onder andere de Rabobank zich bij haar had gemeld als pandhouder van deze fietsen.
2.10.
Bij vonnis in kort geding van 15 november 2019 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank is Gebr. Van Eijk - kort en zakelijk weergegeven - veroordeeld om de fietsen van het merk The Bike aan Bike040 af te geven, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Ook is Gebr. Van Eijk veroordeeld in de proceskosten.
2.11.
Kort voor dit kort-gedingvonnis, namelijk op 14 november 2019, heeft mr. Vinke (in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van The Bike) echter de fietsen van het merk The Bike - die volgens hem tot de boedel van The Bike zouden behoren - feitelijk onder zich genomen. In verband hiermee heeft Gebr. Van Eijk deze fietsen niet aan Bike040 afgegeven.
2.12.
Bike040 heeft vervolgens jegens Gebr. Van Eijk aanspraak gemaakt op verbeurde dwangsommen, omdat Gebr. Van Eijk niet aan de veroordeling in het kort-gedingvonnis van 15 november 2019 heeft voldaan.
2.13.
Gebr. Van Eijk heeft Bike040 en mr. Vinke (als curator van The Bike) vervolgens in kort geding betrokken en onder meer gevorderd - samengevat - de opheffing van de aan haar opgelegde dwangsom, een verbod voor Bike040 om executiemaatregelen te treffen en een gebod voor mr. Vinke om de fietsen aan Bike040 af te geven.
2.14.
Bij vonnis in kort geding van 24 januari 2020 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank mr. Vinke veroordeeld de fietsen aan Bike040 af te geven, onder de voorwaarde dat Bike040 de fietsen niet mag vervreemden of bezwaren, totdat een bodemrechter zich heeft uitgelaten over de vraag wie eigenaar van de fietsen is. De vorderingen van Gebr. Van Eijk met betrekking tot de dwangsom en de executiemaatregelen heeft de voorzieningenrechter afgewezen.
2.15.
Bike040 heeft de hiervoor onder 2.9 genoemde Mihatra-fietsen verkocht aan opkoper [naam opkoper] (hierna: [naam opkoper] ) voor een bedrag van € 8.000,-.
2.16.
Bij dagvaarding van 19 november 2019 hebben de curator en de Rabobank Bike040 in rechte betrokken bij deze rechtbank. Zij stellen in die bodemprocedure - kort en zakelijk weergegeven - dat de Mihatra-fietsen tot het vermogen van Mihatra behoren, dat de Rabobank een pandrecht op de Mihatra-fietsen heeft en dat Bike040 onrechtmatig heeft gehandeld door deze fietsen aan [naam opkoper] te verkopen en af te geven. De curator en de Rabobank begroten de schade primair op € 239.625,-.
2.17.
De curator en de Rabobank hebben in verband hiermee, na een op 3 februari 2020 verkregen verlof van de voorzieningenrechter, ten laste van Bike040 conservatoir verhaalsbeslag laten leggen onder Gebr. Van Eijk. Het beslag is gelegd op al hetgeen Gebr. Van Eijk schuldig is en/of schuldig zal worden en/of onder haar berusting heeft en of zal verkrijgen aan/van Bike040. In het beslagverlof is de vordering van de curator en de Rabobank, inclusief rente en kosten, begroot op € 311.500,-.
2.18.
Gebr. Van Eijk heeft het door haar aan Bike040 te betalen bedrag aan verbeurde dwangsommen (€ 50.000,-) en proceskosten ondertussen - met toestemming van de beslagleggers - bevrijdend betaald op de derdengeldrekening van de advocaat van Bike040. Daar wordt het bedrag in depot gehouden.

3.Het geschil

3.1.
Bike040 vordert, na wijziging van eis ter zitting, samengevat:
A. primair: veroordeling van de curator en de Rabobank om het onder Gebr. Van Eijk ten laste van Bike040 gelegde derdenbeslag op te heffen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
subsidiair: veroordeling van de curator en de Rabobank om het depotbedrag, gehouden door Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor Wyck, onmiddellijk vrij te geven ten gunste van Bike040, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
veroordeling van de Rabobank om aan Bike040 een kopie af te geven van de door haar gedane strafrechtelijke aangifte;
met veroordeling van Vinke c.s. in - primair - de werkelijke kosten van deze procedure.
3.2.
Aan deze vorderingen legt Bike040 het volgende ten grondslag.
Bike040 kreeg, nadat Gebr. Van Eijk de Mihatra-fietsen had vrijgegeven, enkele vrachtwagens vol onbruikbare, weinig waarde vertegenwoordigende fietsen afgeleverd. Aan Bike040 zijn andere Mihatra-fietsen geleverd dan welke in eerste instantie bij haar waren weggehaald en bij Gebr. Van Eijk in bewaring waren gegeven. Bike040 heeft deze fietsen - die zij kwalificeert als rotzooi of schroot - verkocht, omdat de opslagkosten niet opwogen tegen de waarde van de fietsen.
De Mihatra-fietsen waren overigens eerder al door Mihatra verkocht aan derden en deze zijn later ingeruild voor The Bike-fietsen door The Bike. De Mihatra-fietsen zijn daarom - anders dan de curator stelt - niet in de voorraad van Mihatra gevallen en er kleven dan ook geen pandrechten van de Rabobank aan, aldus Bike040.
Ook betwist Bike040 de door Vinke c.s. gestelde waarde van de Mihatra-fietsen.
Het beslag dient te worden opgeheven, vanwege de ondeugdelijkheid van de door de beslagleggers gepretendeerde vordering en het verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen. Daarnaast is het beslag volgens Bike040 vexatoir en daarmee onrechtmatig.
Zelfs indien Vinke c.s. enige vordering op Bike040 zou hebben, dan heeft Bike040 recht op verrekening op basis van artikel 53 van de Faillissementswet met een vordering die Bike040 al voor het faillissement van Mihatra op haar had.
Indien de curator in het ongelijk wordt gesteld, kan hij zich achter het faillissement van Mihatra verschuilen, waarbij gezegd kan worden dat aan Bike040 geen geld betaald zal worden. Daarom heeft Bike040 ook Vinke (pro se) in deze procedure betrokken, zodat de gevorderde werkelijk gemaakte en te maken kosten voor rechtsbijstand effectief betaald kunnen worden.
De Rabobank heeft kennelijk aangifte gedaan tegen Bike040. Bike040 heeft recht op en belang bij de afgifte van die aangifte.
3.3.
Vinke c.s. voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vinke c.s. stelt zich op het standpunt dat de brief van Bike040 van 7 februari 2020 en de latere brieven en e-mails, inclusief alle producties en bijlagen, niet aan de processtukken mogen worden toegevoegd. Dat Bike040 ervoor kiest om haar betoog gefragmenteerd in tal van brieven en e-mails te presenteren, is volgens Vinke c.s. in strijd met de goede procesorde.
De voorzieningenrechter gaat aan dit bezwaar voorbij. Anders dan Vinke c.s. stelt, is het juridisch debat in een kort geding niet zonder meer beperkt tot de stellingen zoals vervat in de dagvaarding en datgene dat gedurende de zitting aan de orde komt. De gefragmenteerde en daardoor warrige wijze van procederen in dit kort geding door Bike040 is niet in zodanige mate strijdig met de goede procesorde, dat als sanctie de brieven, e-mails en producties/bijlagen buiten beschouwing moeten worden gelaten. Hierbij acht de voorzieningenrechter van belang, dat Vinke c.s. ter zitting een gedegen verweer heeft kunnen voeren, waarbij zij gemotiveerd op de genoemde nagekomen stukken heeft gereageerd.
4.2.
Volgens Vinke c.s. heeft Bike040 geen spoedeisend belang meer bij haar vordering tot opheffing van het beslag. Gebr. Van Eijk heeft haar schuld aan Bike040 immers bevrijdend betaald op de derdengeldrekening van mr. Kara.
De voorzieningenrechter gaat ook hieraan voorbij. Aan Vinke c.s. kan worden toegegeven dat er geen sprake meer is van een derdenbeslag onder Gebr. Van Eijk, dat bij toewijzing van de vordering tot opheffing van Bike040 onder A kan worden opgeheven. De voorzieningenrechter begrijpt partijen echter aldus, dat zijn oordeel over het al dan niet opheffen van het beslag, bepaalt of het depotbedrag al dan niet aan Bike040 moet worden uitgekeerd. Om redenen van praktische aard, zal de voorzieningenrechter de primaire vordering onder A inhoudelijk behandelen. De subsidiaire vordering onder A behoeft dan geen bespreking.
4.3.
De vorderingen voor zover zij zich richten tot Vinke (pro se) worden afgewezen. De curator en de Rabobank hebben het beslag gelegd waar het in dit kort geding om gaat. Vinke is dus geen beslaglegger en kan daarom, bij toewijzing van de vorderingen, geen rol spelen bij het opheffen van dat beslag. De enkele bij Bike040 levende vrees dat de curator bij een toewijzend vonnis de proceskosten niet aan Bike040 zal (kunnen) betalen, biedt geen grondslag om Vinke tot betaling van die kosten te veroordelen. Het verweer van Vinke c.s. op dit punt slaagt.
4.4.
Ook de vordering van Bike040 onder B tot afgifte door de Rabobank van de door haar gedane aangifte wijst de voorzieningenrechter af. Bike040 heeft niet toegelicht op welke grond de Rabobank is gehouden de aangifte af te geven. Voor zover Bike040 heeft bedoeld zich bij deze vordering te beroepen op artikel 843a Rv, kan haar dat niet baten. Voor toewijzing van een vordering als bedoeld in dat artikel is immers onder meer vereist, dat degene die de vordering instelt daarbij een rechtmatig belang heeft. De enkele stelling dat Bike040 belang heeft bij die afgifte, is onvoldoende. Een nadere toelichting, inhoudende een concrete invulling van dat belang van Bike040, ontbreekt.
4.5.
Dan resteert de vraag of het derdenbeslag onder Gebr. Van Eijk moet worden opgeheven. Volgens artikel 705 lid 2 Rv dient het beslag onder meer te worden opgeheven, indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hieraan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.6.
Binnen deze kaders schieten de stellingen van Bike040 tekort.
De curator en de Rabobank pretenderen een schadevergoedingsvordering op Bike040 te hebben, omdat Bike040 zonder recht of titel de Mihatra-fietsen, die volgens de curator en de Rabobank eigendom waren van Mihatra en bezwaard waren met een pandrecht van de Rabobank, heeft verkocht aan een derde. Zij betwisten bovendien de door Bike040 gestelde waarde van deze fietsen van € 8.000,-.
De gestelde ondeugdelijkheid van dit vorderingsrecht van de curator en de Rabobank grondt Bike040 in wezen op haar stelling dat de Mihatra-fietsen op het moment dat Bike040 ze aan [naam opkoper] verkocht, niet tot het vermogen van Mihatra behoorden. In die stelling kan de voorzieningenrechter Bike040 vooralsnog echter niet volgen.
Tijdens een eerdere zitting, op 21 mei 2019, verklaart Bike040 dat de fietsen in haar opslag geleverd zijn aan Mihatra en The Bike en dat Bike040 die fietsen voor hen houdt (vgl. het extract uit het audiëntieblad van die zitting dat Vinke c.s. als haar productie 5 in het geding heeft gebracht). Tot deze fietsen behoren ook de Mihatra-fietsen, die door Gebr. Van Eijk in bewaring zijn genomen en die zij later aan Bike040 moest teruggeven. Bike040 suggereert nu echter dat de Mihatra-fietsen die zij van Gebr. Van Eijk heeft teruggekregen, niet de fietsen zijn die Bike040 voor Mihatra in haar magazijn had opgeslagen en die in eerste instantie in bewaring zijn gegeven aan Vacancesoleil B.V. (en later aan Gebr. Van Eijk). Een onderbouwing van deze stelling ontbreekt echter, terwijl van Bike040 mag worden verwacht dat zij die wel geeft. Van de Mihatra-fietsen die Bike040 oorspronkelijk voor Mihatra in opslag hield, zijn immers de framenummers en batterijnummers bekend. De deurwaarder heeft die nummers al genoteerd bij de (eerste) inbeslagname in november 2018 (vgl. hiervoor onder de feiten randnummer 2.5). Bike040 heeft niet, laat staan gemotiveerd, gesteld dat de frame- en batterijnummers van de Mihatra-fietsen die zij van bewaarder Gebr. Van Eijk heeft teruggekregen niet corresponderen met die eerder genoteerde nummers.
Tegen deze achtergrond kan Bike040 vooralsnog ook niet worden gevolgd in haar stelling dat de Mihatra-fietsen niet in het vermogen van Mihatra kunnen vallen, omdat ze zouden zijn verkocht aan derden en vervolgens ingeruild voor The Bike-fietsen. Volgens de eigen stellingen van Bike040 vond deze verkoop immers al plaats in de jaren 2016 en 2017 en de inruil medio 2018. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is hiermee niet te rijmen dat Bike040 op de zitting van 21 mei 2019 verklaart dat zij de fietsen voor Mihatra houdt. Overigens hebben de curator en de Rabobank de gestelde omruil van Mihatra-fietsen voor fietsen van The Bike betwist.
De voorzieningenrechter gaat er daarom voorlopig van uit, dat de Mihatra-fietsen die Bike040 heeft teruggekregen van Gebr. Van Eijk en vervolgens heeft verkocht en afgegeven aan [naam opkoper] , op dat moment nog in eigendom toebehoorden aan Mihatra.
Bike040 heeft daarom niet summierlijk de ondeugdelijkheid van het door de curator en de Rabobank ingeroepen vorderingsrecht aannemelijk gemaakt. Hierin is geen grond gelegen voor opheffing van het beslag.
4.7.
Bike040 stelt zich verder op het standpunt dat sprake is van verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, maar zij licht dat niet verder toe. De curator en de Rabobank merken dat terecht in hun verweer op. De voorzieningenrechter gaat daarom aan deze blote stelling van Bike040 voorbij.
4.8.
Ook is het beslag van de curator en de Rabobank volgens Bike040 vexatoir en daarmee onrechtmatig.
De curator en de Rabobank hebben betwist dat hiervan sprake is, waarbij zij er onder meer op wijzen dat Bike040 haar stellingen op dit punt niet onderbouwt.
De voorzieningenrechter stelt hierbij voorop dat volgens vaste rechtspraak de vraag of het leggen van een conservatoir beslag als misbruik van recht en daarom als vexatoir en onrechtmatig moet worden aangemerkt, in beginsel dient te worden beantwoord aan de hand van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging, waaronder de hoogte van de te verhalen vordering, de waarde van de beslagen goederen en de eventueel onevenredig zware wijze waarop de schuldenaar door het beslag op (een van) die goederen in zijn belangen wordt getroffen.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is van onrechtmatig handelen aan de zijde van de curator en de Rabobank geen sprake. Bike040 stelt dat de curator en de Rabobank beslag hebben gelegd met geen ander doel dan om haar te schaden, maar zij licht dat niet toe. Ook onderbouwt zij haar stelling dat zij onevenredig zwaar door het beslag in haar belangen wordt getroffen niet. Aan deze stellingen van Bike040 gaat de voorzieningenrechter daarom voorbij.
Bike040 heeft in dit kader ook de hoogte van de vordering van de curator en de Rabobank betwist. Die hoogte hangt samen met de waarde van de Mihatra-fietsen. Volgens Bike040 bedraagt die waarde niet meer dan € 8.000,-. Bike040 heeft dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter vooralsnog echter onvoldoende aannemelijk gemaakt. Ter onderbouwing beroept Bike040 zich op een aantal foto’s en op verklaringen van de heren [naam opkoper 2] en [naam opkoper] . De voorzieningenrechter acht dit onvoldoende overtuigend. Daarbij speelt dat [naam opkoper 2] en [naam opkoper] opkopers/fietsenhandelaars zijn, die door Bike040 zijn benaderd als potentiële kopers van de Mihatra-fietsen. Zij hebben in die hoedanigheid - de curator en de Rabobank wijzen hier terecht op - een eigen belang bij een zo laag mogelijke koopprijs van de Mihatra-fietsen. Ook de foto’s van een aantal (frames van) Mihatra-fietsen kunnen op zichzelf niet als voldoende onderbouwing van de door Bike040 gestelde lage waarde dienen.
Een verdere onderbouwing van de stelling van Bike040 dat sprake is van onrechtmatig handelen door de curator en de Rabobank ontbreekt.
De voorzieningenrechter concludeert uit het voorgaande voorlopig dat geen sprake is van een vexatoir en/of onrechtmatig beslag.
4.9.
Het beroep van Bike040 op verrekening als bedoeld in artikel 53 van de Faillissementswet kan al daarom niet slagen, omdat Bike040 haar (gepretendeerde) vordering op Mihatra niet voldoende heeft onderbouwd. De precieze aard en omvang van deze vordering is onduidelijk gebleven. Bike040 maakt in de dagvaarding enkel melding van een schadevergoedingsvordering van € 1.948.583,-. In haar productie 15 (bij de brief van 12 maart 2020) licht Bike040 weliswaar dit bedrag toe, maar uit die toelichting wordt niet duidelijk in hoeverre dit schade is waarvoor volgens Bike040 Mihatra aansprakelijk kan worden gehouden. Ook The Bike speelt immers een rol in het geheel en Bike040 stelt ook het handelen van The Bike ter discussie.
4.10.
Een belangenafweging ten slotte, maakt het voorgaande niet anders. Bike040 heeft niet weersproken de stelling van Vinke c.s. dat de schuld van Gebr. Van Eijk aan Bike040 het enige verhaalsobject is. Verder heeft Bike040 niet gemotiveerd gesteld, dat zij een zodanig spoedeisend belang heeft bij de opheffing van het beslag, dat - in weerwil van al het voorgaande - de belangen van de curator en de Rabobank bij de handhaving daarvan toch zouden moeten wijken.
4.11.
De vorderingen van Bike040 voor zover die zich richten tot de curator en de Rabobank worden daarom afgewezen.
4.12.
Bike040 zal als de volledig in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Vinke c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.636,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter,
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt Bike040 in de proceskosten, aan de zijde van Vinke c.s. tot op heden begroot op € 1.636,00;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2020.