In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een burengeschil, hebben eisers een kort geding aangespannen tegen gedaagde met als doel de verwijdering en verplaatsing van twee camera's en een buitenlamp. De eisers stellen dat de camera's inbreuk maken op hun privacy, terwijl gedaagde betoogt dat de camera's noodzakelijk zijn voor de beveiliging van zijn eigendommen. De procedure is gestart na een reeks van conflicten tussen de buren, die al eerder tot gerechtelijke procedures hebben geleid. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is bij de vorderingen van eisers, aangezien deze strekken tot beëindiging van een onrechtmatige toestand.
De voorzieningenrechter heeft de vordering tot het verwijderd houden van camera 1 toegewezen, omdat onvoldoende is komen vast te staan dat deze camera een dummy betrof en er een reëel risico bestaat dat gedaagde deze opnieuw zou plaatsen. Voor camera 2 heeft de rechter geoordeeld dat gedaagde onvoldoende heeft aangetoond dat deze camera niet op het perceel van eisers gericht is, en heeft hij gedaagde veroordeeld om deze camera te verplaatsen. De vordering tot verwijdering van de buitenlamp is afgewezen, omdat eisers niet voldoende hebben aangetoond dat deze lamp onrechtmatige hinder oplevert. Gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van eisers zijn begroot op een totaal van € 1.040,96.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging tussen het recht op privacy van eisers en het recht van gedaagde om zijn eigendommen te beveiligen. De rechter heeft daarbij de belangen van beide partijen in overweging genomen en heeft een oplossing voorgesteld die de gemoederen tussen de buren kan bedaren.