Uit het proces-verbaal van de zitting waarbij het bewind is ingesteld blijkt dat klager, voordat hij onder bewind werd gesteld, een eigen bedrijf had. Ook werd hij geacht om in staat te zijn toestemming te geven voor hogere uitgaven en ook om de jaarlijkse rekening en verantwoording van de bewindvoerder te controleren. De bewindvoerder mocht er dan ook in redelijkheid van uitgaan dat klager in staat was om de brieven van de SVB te begrijpen en om de verzochte gegevens, die stammen uit de periode vóór de ingangsdatum van het bewind te trachten te achterhalen bij zijn boekhouder. De bewindvoerder heeft aangegeven dat klager tegen hem had gezegd dat hij, bewindvoerder, de gevraagde gegevens bij zijn boekhouder kon opvragen. De bewindvoerder kon de boekhouder echter niet bereiken. De kantonrechter oordeelt de kantonrechter dat de bewindvoerder met klager had behoren te communiceren en te overleggen, toen bleek dat de bewindvoerder de boekhouder van klager niet kon bereiken, en klager had behoren aan te sporen om zelf de verzochte gegevens bij diens boekhouder te achterhalen en aan de SVB te verstrekken. Dit, zeker gelet op de dreiging van SVB met een korting. De bewindvoerder heeft echter pas weer met klager contact opgenomen nadat de korting werd opgelegd. De kantonrechter oordeelt dan ook dat hier wel sprake is van een tekortkoming van de bewindvoerder die tot (mede) aansprakelijkheid voor daaruit voortgevloeide schade leidt. De bewindvoerder heeft immers de plicht de financiën van betrokkene als een goed huisvader te beheren. Dat houdt onder meer in, dat hij zo mogelijk voorkomt dat betrokkene geconfronteerd wordt met nieuwe schulden en incassokosten wegens te late betaling. Verzaakt hij deze plicht dan is hij aansprakelijk voor de gevolgen daarvan.
Voor wat betreft de ontstane achterstand in de betaling van de huur, heeft de bewindvoerder nu aangevoerd, dat de huur aan de verhuurder [kantoornaam] op dit moment steeds tijdig wordt voldaan.
Er is echter een huurachterstand ontstaan over de maanden december 2016 en januari 2017. De kantonrechter begrijpt dat [naam] dit aan de korting van zijn AOW wijt.
De kantonrechter overweegt hierover het volgende.
De korting van SVB bedroeg € 591,91 netto. De huur was destijds € 747,89 per maand. De huursubsidie bedroeg volgens de rekening en verantwoording van de bewindvoerder over 2017 € 4.933,- , dus € 411,- per maand. Uit de rekening en verantwoording over het jaar 2017 blijkt voorts dat er op 1 januari 2017 een saldo van € 378,86 op de beheerrekening stond. Het is duidelijk dat
zonder de korting van SVBer per 1 januari 2017 een saldo had kunnen staan van
€ 378,86 + € 591,91 .= € 970 ,-.
Daarmee zou de huur over december 2016 kunnen zijn voldaan.
Dan resteerde € 970,- - € 747,89 = € 222,11 voor de maand januari.
Ook met huursubsidie van € 411,- was dit te weinig voor de volle huur over januari 2017, maar met de volle AOW die halverwege de maand januari zou zijn voldaan, zou de huur over januari toch wel betaald kunnen zijn. Deze fictieve rekenexercitie leidt dan ook tot de conclusie dat de korting die SVB heeft doorgevoerd voor de huurbetaling desastreus was, met als gevolg het daarop gevolgde incasso en bijkomende kosten die maar nauwelijks tot niet konden worden voldaan en daardoor alsmaar opliepen. Daarbij komt dat de bewindvoerder de voorzienbare problemen voor de betaling van de huur met de verhuurder had behoren op te nemen, en wel voordat deze tot aanmaning en incasso zou overgaan.
De slordigheid van de bewindvoerder en van [naam] zelf heeft dan ook grote nadelige gevolgen voor [naam] gehad.
Gelet op enerzijds de medeverantwoordelijkheid van [naam] , zoals hiervoor aangegeven, maar anderzijds de functie en taak van de bewindvoerder, oordeelt de kantonrechter het redelijk om de 3/4 van de schade aan het nalaten van de bewindvoerder toe te schrijven.
De schade bedraagt € 271,49 aan buitengerechtelijke incassokosten incl. btw
en € 537,40 aan – kennelijk 12% - contractuele rente, berekend tot en met januari 2020.
Dit komt neer op een verplichting tot schadevergoeding door de bewindvoerder van een bedrag groot € 606,67 . Hierover dient de wettelijke rente te worden vergoed vanaf 1 februari 2020 tot aan de dag der voldoening.
Beslissing