ECLI:NL:RBOBR:2020:2741

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 februari 2020
Publicatiedatum
27 mei 2020
Zaaknummer
7658745
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • E.J. Spoor
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bewindvoerder voor schadevergoeding aan betrokkene door toerekenbare tekortkomingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 21 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een betrokkene, die onder bewind is gesteld, en zijn bewindvoerder. De betrokkene had een klacht ingediend tegen de bewindvoerder, omdat deze naar zijn mening niet adequaat had gereageerd op verzoeken van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) om inkomensgegevens van zijn partner. Dit leidde tot een korting op zijn AOW-uitkering, wat resulteerde in financiële schade voor de betrokkene. De betrokkene stelde dat de bewindvoerder ook de huur niet tijdig had betaald, wat leidde tot incassokosten en andere financiële problemen. De kantonrechter heeft de klacht van de betrokkene beoordeeld en vastgesteld dat de bewindvoerder tekort is geschoten in zijn plicht om de financiën van de betrokkene goed te beheren. De kantonrechter oordeelde dat de bewindvoerder aansprakelijk is voor een deel van de schade, maar dat er ook sprake was van medeschuld van de betrokkene zelf. Uiteindelijk werd de bewindvoerder veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 606,67 aan de betrokkene, met wettelijke rente vanaf 1 februari 2020. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Toezicht
zaaknummer : 7658745 TE VERZ 19-610
BM-nummer : [nummer]
datum : 21 februari 2020
ES
Beschikking van de kantonrechter
op verzoek van:
[naam] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende [adres]
[woonplaats] ,
betrokkene, tevens klager
gemachtigde: [naam] , gevestigd [adres] [kantoorplaats] ,
tegen
[naam] ,
vennoot van [kantoornaam] ,
[adres]
[kantoorplaats]
hierna te noemen: bewindvoerder, tevens verweerder

1.Het verloop van de procedure.

1.1.
Op 3 april 2019 is ter griffie een klacht ingediend door [naam] , de gemachtigde van [naam] . De goederen van [naam] zijn bij beschikking van 22 november 2015 onder bewind gesteld, met benoeming van de heer [naam] tot bewindvoerder.
1.2.
De klacht hield in dat de bewindvoerder op een aantal kwesties niet adequaat reageerde. De bewindvoerder heeft uitstel verzocht om in gesprek te gaan met betrokkene.
1.3.
Op 25 juni 2019 is de zaak op zitting besproken met de kantonrechter. Daarbij zijn klager, zijn gemachtigde en de bewindvoerder verschenen. De kantonrechter heeft klager verzocht om zijn klacht en de schade die hij stelt te hebben geleden door toedoen of nalaten van de bewindvoerder nader te specificeren en te onderbouwen. De behandeling is daartoe aangehouden.
1.4.
Bij brief van 25 juli 2019, ter griffie ontvangen op 29 juli 2019, heeft [naam] zijn klacht nader onderbouwd.
1.5.
De bewindvoerder heeft daarop gereageerd bij brief van 30 augustus 2019, ingekomen ter griffie op 3 september 2019.
1.6.
Klager heeft bij brief, ingekomen op 8 januari 2020, nog nadere stukken ingediend.
1.7.
Vervolgens is de zaak op 15 januari 2020 weer besproken op zitting.

2.Het geschil en de beoordeling ervan.

2.1.
De nader geconcretiseerde klacht luidt als volgt:
2.1.1.
De Sociale Verzekeringsbank (SVB) heeft in 2016 diverse keren gevraagd om de inkomensgegevens van de partner van [naam] over de jaren 2014 en 2015. Omdat de gegevens uitbleven, heeft het SVB bij brief van 4 november 2016 aan de bewindvoerder een korting op de AOW-uitkering van [naam] aangekondigd. Daarop is niet adequaat gereageerd door de bewindvoerder. Als gevolg daarvan heeft de SVB de AOW-uitkering van klager gekort over de maanden november en december 2016 met in totaal een bedrag groot
€ 591,91 netto. Dit bedrag is op 16 januari 2017 alsnog gestort door de SVB, nadat de gevraagde gegevens waren aangeleverd.
2.1.2.
De bewindvoerder heeft over de maanden december 2016 en januari 2017 de (hoge) huur voor de woning van [naam] niet betaald. Als gevolg hiervan zijn er incassokosten ontstaan en werd [naam] de contractuele rente wegens te late betaling verschuldigd aan de verhuurder. Daarvoor acht klager de bewindvoerder aansprakelijk.
2.1.3.
Het overstappen naar een goedkopere woning wordt belemmerd, omdat de bewindvoerder niet zorgt voor een verhuurdersverklaring zoals de woningstichting [kantoornaam] eist. Daardoor is [naam] een aantal malen gepasseerd bij de toewijzing van een goedkopere woning. Hierdoor lijdt hij veel schade. Ook dit is volgens hem aan de bewindvoerder toe te rekenen.
2.1.4.
Volgens [naam] heeft de bewindvoerder toegezegd dat hij de schade voor zijn rekening zou nemen, maar hij komt die toezegging niet na.
Tot zover de klacht.
2.2.
De bewindvoerder heeft hiertegen het volgende ingebracht.
De bewindvoerder stelt dat hij de verzoeken omtrent de inkomensgegevens van de partner van [naam] steeds aan [naam] heeft doorgestuurd. De bewindvoerder kon deze stukken niet zelf aanleveren, omdat hij die partner niet onder bewind had. De boekhouder van [naam] kon hij niet bereiken. Op een gegeven moment ontving hij de aankondiging van de SVB dat deze de uitkering zou blokkeren, totdat de informatie zou zijn vertrekt. Daarop is direct contact opgenomen met [naam] en heeft deze de gevraagde informatie over zijn ex-partner achterhaald en aan het SVB verstrekt. Achteraf bezien vindt de bewindvoerder dat hij zich meer had kunnen inspannen om klager aan te sporen die gegevens door zijn boekhouder te laten aanleveren. De korting door de SVB is echter niet de enige reden voor twee maanden huurachterstand: Er was gewoon te weinig saldo.
Hij voert voorts aan dat hij de verhuurder niet kan dwingen tot het afleggen van de gewenste verklaring. De huur werd heel lang achteraf betaald in plaats van vooruit.
2.3.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
2.3.1.
De schade die klager stelt te hebben geleden omdat hij niet voor een goedkopere huurwoning in aanmerking kwam, omdat de huidige verhuurder geen verhuurdersverklaring wenst af te leggen zoals door de woningbouwvereniging [kantoornaam] wordt geëist, is niet het gevolg van een tekortschieten van de bewindvoerder en kan hem ook niet worden toegerekend. Deze vordering wordt afgewezen.
2.3.2.
Klager heeft gesteld dat de bewindvoerder zou hebben toegezegd alle schade te vergoeden. De bewindvoerder heeft dit betwist en gesteld dat hij heeft gezegd de schade te vergoeden die aan hem te wijten is.
De kantonrechter oordeelt de stelling van klager op dit punt niet voldoende onderbouwd. De hoogte van de schade stond immers ten tijde van de beweerde toezegging nog niet vast, en klager maakte aanvankelijk ook nog aanspraak op een vergoeding wegens betaling van een hoge huur, wat door de bewindvoerder niet als schade werd erkend. Het is dan ook meer waarschijnlijk dat de bewindvoerder heeft gezegd, zoals hij ook op zitting heeft herhaald, bereid te zijn tot schadevergoeding voor zover die aan hem te wijten is.
2.3.3.
Uit het proces-verbaal van de zitting waarbij het bewind is ingesteld blijkt dat klager, voordat hij onder bewind werd gesteld, een eigen bedrijf had. Ook werd hij geacht om in staat te zijn toestemming te geven voor hogere uitgaven en ook om de jaarlijkse rekening en verantwoording van de bewindvoerder te controleren. De bewindvoerder mocht er dan ook in redelijkheid van uitgaan dat klager in staat was om de brieven van de SVB te begrijpen en om de verzochte gegevens, die stammen uit de periode vóór de ingangsdatum van het bewind te trachten te achterhalen bij zijn boekhouder. De bewindvoerder heeft aangegeven dat klager tegen hem had gezegd dat hij, bewindvoerder, de gevraagde gegevens bij zijn boekhouder kon opvragen. De bewindvoerder kon de boekhouder echter niet bereiken. De kantonrechter oordeelt de kantonrechter dat de bewindvoerder met klager had behoren te communiceren en te overleggen, toen bleek dat de bewindvoerder de boekhouder van klager niet kon bereiken, en klager had behoren aan te sporen om zelf de verzochte gegevens bij diens boekhouder te achterhalen en aan de SVB te verstrekken. Dit, zeker gelet op de dreiging van SVB met een korting. De bewindvoerder heeft echter pas weer met klager contact opgenomen nadat de korting werd opgelegd. De kantonrechter oordeelt dan ook dat hier wel sprake is van een tekortkoming van de bewindvoerder die tot (mede) aansprakelijkheid voor daaruit voortgevloeide schade leidt. De bewindvoerder heeft immers de plicht de financiën van betrokkene als een goed huisvader te beheren. Dat houdt onder meer in, dat hij zo mogelijk voorkomt dat betrokkene geconfronteerd wordt met nieuwe schulden en incassokosten wegens te late betaling. Verzaakt hij deze plicht dan is hij aansprakelijk voor de gevolgen daarvan.
Voor wat betreft de ontstane achterstand in de betaling van de huur, heeft de bewindvoerder nu aangevoerd, dat de huur aan de verhuurder [kantoornaam] op dit moment steeds tijdig wordt voldaan.
Er is echter een huurachterstand ontstaan over de maanden december 2016 en januari 2017. De kantonrechter begrijpt dat [naam] dit aan de korting van zijn AOW wijt.
De kantonrechter overweegt hierover het volgende.
De korting van SVB bedroeg € 591,91 netto. De huur was destijds € 747,89 per maand. De huursubsidie bedroeg volgens de rekening en verantwoording van de bewindvoerder over 2017 € 4.933,- , dus € 411,- per maand. Uit de rekening en verantwoording over het jaar 2017 blijkt voorts dat er op 1 januari 2017 een saldo van € 378,86 op de beheerrekening stond. Het is duidelijk dat
zonder de korting van SVBer per 1 januari 2017 een saldo had kunnen staan van
€ 378,86 + € 591,91 .= € 970 ,-.
Daarmee zou de huur over december 2016 kunnen zijn voldaan.
Dan resteerde € 970,- - € 747,89 = € 222,11 voor de maand januari.
Ook met huursubsidie van € 411,- was dit te weinig voor de volle huur over januari 2017, maar met de volle AOW die halverwege de maand januari zou zijn voldaan, zou de huur over januari toch wel betaald kunnen zijn. Deze fictieve rekenexercitie leidt dan ook tot de conclusie dat de korting die SVB heeft doorgevoerd voor de huurbetaling desastreus was, met als gevolg het daarop gevolgde incasso en bijkomende kosten die maar nauwelijks tot niet konden worden voldaan en daardoor alsmaar opliepen. Daarbij komt dat de bewindvoerder de voorzienbare problemen voor de betaling van de huur met de verhuurder had behoren op te nemen, en wel voordat deze tot aanmaning en incasso zou overgaan.
De slordigheid van de bewindvoerder en van [naam] zelf heeft dan ook grote nadelige gevolgen voor [naam] gehad.
Gelet op enerzijds de medeverantwoordelijkheid van [naam] , zoals hiervoor aangegeven, maar anderzijds de functie en taak van de bewindvoerder, oordeelt de kantonrechter het redelijk om de 3/4 van de schade aan het nalaten van de bewindvoerder toe te schrijven.
De schade bedraagt € 271,49 aan buitengerechtelijke incassokosten incl. btw
en € 537,40 aan – kennelijk 12% - contractuele rente, berekend tot en met januari 2020.
Dit komt neer op een verplichting tot schadevergoeding door de bewindvoerder van een bedrag groot € 606,67 . Hierover dient de wettelijke rente te worden vergoed vanaf 1 februari 2020 tot aan de dag der voldoening.
Beslissing
De kantonrechter:
  • Bepaalt dat de schade die voor rekening van de bewindvoerder komt € 606,67 bedraagt;
  • Veroordeelt de bewindvoerder tot betaling aan [naam] van een schadevergoeding groot € 606,67 .
  • wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J. Spoor, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2020.
de griffier, de kantonrechter,
verzenddatum: 21-02-2020
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch:
door de verzoeker en degenen aan wie de griffier een afschrift van deze beschikking heeft verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.