ECLI:NL:RBOBR:2020:2880

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
5 juni 2020
Zaaknummer
C/01/358861 / KG ZA 20-282
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil in kort geding over ontruiming van woning met psychische en sociale problematiek

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert de eiseres, die kampt met zware verslavings- en psychische problemen, schorsing van de executie van een ontruimingsvonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De eiseres stelt dat een gedwongen ontruiming haar behandeltraject zal doorkruisen en dat zij zonder sociaal vangnet op straat zal komen te staan. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 29 mei 2020 behandeld via een Skype-verbinding en heeft terstond mondeling uitspraak gedaan. De eiseres heeft aangevoerd dat de coronamaatregelen het onmogelijk maken om tijdelijk bij anderen te verblijven en dat er geen afweging is gemaakt in het eerdere vonnis van 26 maart 2020 over de impact van deze maatregelen.

De gedaagde partij, de stichting Woonstichting 'Thuis', voert verweer en stelt dat zij op basis van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis van de kantonrechter recht heeft op ontruiming. De voorzieningenrechter overweegt dat de belangen van de eiseres bij behoud van de bestaande toestand niet zwaar genoeg wegen om af te wijken van de hoofdregel dat de gedaagde de uitspraak kan uitvoeren. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de eiseres af en oordeelt dat de gedaagde recht heeft op de uitvoerbaarheid van het vonnis, ondanks de coronamaatregelen. De eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij.

De uitspraak benadrukt de noodzaak om de belangen van alle betrokken partijen, inclusief andere huurders in de woonomgeving, in overweging te nemen, en bevestigt dat de coronamaatregelen geen directe belemmering vormen voor de uitvoering van het ontruimingsvonnis.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/358861 / KG ZA 20-282
Vonnis in kort geding van 29 mei 2020
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. A.P. van Knippenbergh te Best,
tegen
de stichting
WOONSTICHTING 'THUIS,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagde,
advocaat mr. C.G. Bunge te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eiseres] en ‘Thuis genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 3 producties, waarop ‘Thuis vrijwillig is verschenen
  • de brief van mr. Van Knippenbergh van 28 mei 2020 met aanvullende producties 4 tot en met 16
  • de brief van mr. Bunge van 29 mei 2020 met 1 productie
  • de brief van mr. Van Knippenbergh van 29 mei 2020 met aanvullende productie 17
  • de mondelinge behandeling via een skype verbinding op 29 mei 2020
  • de pleitnota van [eiseres]
  • de pleitnota van ‘Thuis.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft terstond mondeling uitspraak gedaan.

2.Het geschil

2.1.
[eiseres] vordert samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad ‘Thuis te verbieden het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, kamer voor kantonzaken, locatie Eindhoven van 26 maart 2020 op welke wijze dan ook ten uitvoer te leggen danwel deze executie te staken en gestaakt te houden tot de uitspraak in de hoger beroep procedure tegen dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van ‘Thuis in de kosten van deze procedure.
2.2.
Zij legt daaraan het volgende ten grondslag. [eiseres] kampt met zware verlavings- en psychische problemen. Zij ondergaat daarvoor op dit moment een behandeltraject, dat volledig zal worden doorkruist door een gedwongen ontruiming. [eiseres] verwijst daarvoor naar een e-mailbericht van haar casemanager van 26 mei 2020 waaruit blijkt dat kan worden voorzien in 5 dagen per weekdagopvang bij Novafarm voor [eiseres] en dat het ingezette behandeltraject onomkeerbaar wordt aangtast door een ontruiming. Bij gebreke van een sociaal vangnet zal [eiseres] bij een gedwongen ontruiming op straat komen te staan. Daarbij komt dat op dit moment de corona maatregelen van kracht zijn, zodat verblijf bij anderen überhaupt niet te adviseren c.q. toegestaan is. Dit is ook de reden dat de minister van Wonen Van Veldhoven afspraken heeft gemaakt met verhuurdersorganisaties en brancheverenigingen om tijdens de corona crisis niet tot ontruimingen over te gaan, behalve in extreme overlast situaties. Het vonnis van 26 maart 2020 bevat geen enkele corona afweging waarom in dit geval wel tot ontruiming kan worden overgegaan.
2.3. ‘
Thuis voert verweer.

3.De beoordeling

3.1. ‘
Thuis beschikt op grond van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis van de kantonrechter in deze rechtbank van 26 maart 2020 over een executoriale titel om tot ontruiming van de woning van [eiseres] over te gaan. De vraag die in deze procedure moet worden beantwoord, is of de tenuitvoerlegging van het vonnis, voor zover het de veroordeling tot ontruiming betreft, op de voet van artikel 438 lid 2 Rv moet worden geschorst totdat op het door [eiseres] tegen het vonnis in te stellen hoger beroep is beslist. De voorzieningenrechter beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
3.2.
Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling heeft verkregen bij de uitvoerbaarheid bij voorraad. Bij de toepassing van deze maatstaf moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen de beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing berust op een kennelijke misslag. Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad is gemotiveerd moet de eiser, afgezien van het geval dat de ten uitvoer te leggen beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken (HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026, r.o. 5.8).
3.3.
De beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad is niet gemotiveerd. Dit betekent - gelet op de hiervoor onder 3.3. geschetste maatstaf - dat bij de beoordeling van de vraag of er omstandigheden zijn die meebrengen dat het belang van [eiseres] bij behoud van de bestaande toestand totdat op het door haar nog in te stellen hoger beroep is beslist zwaarder weegt dan het belang van ‘Thuis bij de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis, ook omstandigheden mogen worden betrokken die niet nieuw zijn. De kans van slagen van het tegen de beslissing nog door ‘Thuis aan te wenden rechtsmiddel mag hier - zoals onder 3.3. ook al is opgemerkt - daarentegen niet bij worden betrokken.
3.4.
In dit geval wegen de belangen van [eiseres] bij behoud van de bestaande toestand niet zwaar genoeg om af te wijken van de hoofdregel dat ‘Thuis een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis direct ten uitvoer mag leggen. De voorzieningenrechter gaat hierbij uit van de inhoud van het vonnis van 26 maart 2020 (een op tegenspraak gewezen bodemvonnis, na een tussenvonnis van 21 maart 2019 waarbij [eiseres] reeds een allerlaatste kans is geboden om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde te voorkomen, dat naar zijn voorlopig oordeel niet berust op een kennelijke misslag). De belangen die thans door [eiseres] zijn gesteld zien er met name op dat het voor haar bijzonder ingrijpend is dat zij haar woning kwijtraakt, maar dat is een evident gevolg van de uitgesproken ontruiming en door de kantonrechter reeds meegewogen in het vonnis van 26 maart 2020. De voorzieningenrechter tekent hierbij aan dat het vonnis is gewezen ten tijde van de corona crisis en de kantonrechter desondanks de ontruiming van het gehuurde heeft uitgesproken.
3.5.
De verwijzing door [eiseres] naar de door Minister voor Wonen en Milieu gemaakte afspraken met de woonsector om ontruimingen voor een tijdelijke periode waar mogelijk op te schorten en alleen te initiëren als er zwaarwegende redenen voor zijn, zoals criminele activiteiten of extreme overlast leiden niet tot een ander oordeel. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat ‘Thuis zelf heeft gewacht met executie van het vonnis van 26 maart 2020 tot 2 juni 2020. Voorts kan uit het vonnis van de kantonrechter van 26 maart 2020 worden afgeleid dat aan de zijde van [eiseres] sprake is van ernstige overlast. Deze overlast duurt ook thans, zo blijkt uit de door ‘Thuis als prod 1 overgelegde verklaring van een buurtbewoner van 28 mei 2020, nog voort. [eiseres] heeft ter zitting betwist dat zij overlast heeft veroorzaakt en heeft gesteld dat de verklaring enkel uit rancune is afgelegd, maar zij heeft deze stelling op geen enkele wijze onderbouwd.
3.6.
Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat het in het kader van dit executiegeschil gaat om een afweging van de belangen van [eiseres] , ‘Thuis en andere huurders in de woonomgeving van [eiseres] , maar niet om het belang van de volksgezondheid in het algemeen. Concrete feiten en omstandigheden op grond waarvan hier ontruiming in verband met de coronamaatregelen onmogelijk is, zijn gesteld noch gebleken. Nu de kantonrechter in zijn vonnis van 26 maart 2020 bovendien heeft vastgesteld dat sprake is van ernstige overlast en ontruiming niet bij wet (in formele zin) is verboden, zullen de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen.
3.7.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ‘Thuis worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.636,00

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van ‘Thuis tot op heden begroot op € 1.636,00,
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2020.