In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert de eiseres, die kampt met zware verslavings- en psychische problemen, schorsing van de executie van een ontruimingsvonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De eiseres stelt dat een gedwongen ontruiming haar behandeltraject zal doorkruisen en dat zij zonder sociaal vangnet op straat zal komen te staan. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 29 mei 2020 behandeld via een Skype-verbinding en heeft terstond mondeling uitspraak gedaan. De eiseres heeft aangevoerd dat de coronamaatregelen het onmogelijk maken om tijdelijk bij anderen te verblijven en dat er geen afweging is gemaakt in het eerdere vonnis van 26 maart 2020 over de impact van deze maatregelen.
De gedaagde partij, de stichting Woonstichting 'Thuis', voert verweer en stelt dat zij op basis van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis van de kantonrechter recht heeft op ontruiming. De voorzieningenrechter overweegt dat de belangen van de eiseres bij behoud van de bestaande toestand niet zwaar genoeg wegen om af te wijken van de hoofdregel dat de gedaagde de uitspraak kan uitvoeren. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de eiseres af en oordeelt dat de gedaagde recht heeft op de uitvoerbaarheid van het vonnis, ondanks de coronamaatregelen. De eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij.
De uitspraak benadrukt de noodzaak om de belangen van alle betrokken partijen, inclusief andere huurders in de woonomgeving, in overweging te nemen, en bevestigt dat de coronamaatregelen geen directe belemmering vormen voor de uitvoering van het ontruimingsvonnis.