Qander voert daartegen, zakelijk weergegeven, het volgende verweer.
Het ontbreekt de curator aan voldoende spoedeisend belang. De kwestie speelt al jaren en is niet het enige dat nog moet worden opgelost voordat het faillissement kan worden afgewikkeld.
Het geschil is ook niet geschikt om in kort geding te worden beslist. Het zal leiden tot onomkeerbare gevolgen en schade voor Qander. Die gevolgen zijn onvoldoende te overzien.
De curator kan niet van Qander vorderen dat zij meewerkt aan een bindend adviestraject. De curator heeft namelijk met de brief van 1 juni 2012 afstand gedaan van zijn recht om een beroep te doen op artikel 16.8 van de samenwerkingsovereenkomst.
Voor zover de curator geen afstand heeft gedaan van dat recht, dan heeft hij dat recht verwerkt. De curator heeft bij Qander het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat hij zijn aanspraak op financiële afwikkeling van de samenwerkingsovereenkomst door bindend advies niet meer geldend zal maken.
Daarnaast geldt dat een eventuele vordering van de curator tot medewerking door Qander aan een bindend-adviestraject inmiddels is verjaard op als gevolg van het tijdsverloop tussen 2012 en het aanhangig maken van dit kort geding.
Indien de curator toch bevoegd zou zijn om met een beroep op artikel 16.8 van Qander te vorderen dat zij meewerkt aan de benoeming van een bindend adviseur, dan geldt dat een dergelijke vordering onder de gegeven omstandigheden misbruik van bevoegdheid oplevert.
Er is namelijk geen reële kans dat de geldvordering van de curator zal worden toegewezen terwijl Qander aanzienlijke kosten zal moeten maken en haar kosten uit de vorige procedures nog niet door de curator zijn vergoed.
Voor zover Qander verplicht zou zijn om mee te werken aan de benoeming van een bindend adviseur, dan is Qander bevoegd om de nakoming van die verplichting op te schorten. Zij heeft een aanzienlijke geldvordering op de curator uit hoofde van de proceskostenveroordelingen. De curator weigert ten onrechte om tot betaling daarvan over te gaan met een beroep op de paritas creditorum.
De door de curator gevorderde machtiging is in strijd met artikel 16.8 van de samenwerkingsovereenkomst. Partijen dienen er samen in onderling overleg uit te komen.
Qander is ook niet gehouden om de rechtshandelingen te verrichten waar de curator toe gemachtigd wil worden.
Qander kan ook niet worden verplicht om het geschil te laten beslechten via het NAI of onder toepassing van de regelementen van het NAI.
De administratiekosten zouden in dat geval volledig voor rekening van de curator komen.