ECLI:NL:RBOBR:2020:3808

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 augustus 2020
Publicatiedatum
4 augustus 2020
Zaaknummer
C/01/359362 / KG ZA 20-315
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verstrekking van informatie in het kader van een bemiddelingsovereenkomst met betrekking tot de verkoop van een jacht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 3 augustus 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Edmiston & Company Limited en Heesen Yachts Sales B.V. Edmiston, gevestigd op het Isle of Man, vorderde inzage in documenten van Heesen met betrekking tot de verkoop van het jacht Electra aan een Zweedse zakenman. De voorzieningenrechter oordeelde dat Edmiston rechtmatig belang had bij de gevorderde informatie, omdat zij mogelijk de 'effective cause' was voor de totstandkoming van de koopovereenkomst. De voorzieningenrechter stelde vast dat Edmiston niet betrokken was bij de onderhandelingen, waardoor zij zonder informatie van Heesen niet aan haar stelplicht en bewijslast kon voldoen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van Edmiston voldoende bepaald waren en niet als een 'fishing expedition' konden worden gekwalificeerd. Heesen werd veroordeeld tot het verstrekken van de gevraagde documenten, met een dwangsom voor het geval van niet-naleving. De proceskosten werden aan Heesen opgelegd, omdat zij grotendeels in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/359362 / KG ZA 20-315
Vonnis in kort geding van 3 augustus 2020
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
EDMISTON & COMPANY LIMITED,
gevestigd te Ramsey, Isle of man ,
eiseres,
advocaten mr. J.A.I. Verheul en mr. C.L. Kruse te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEESEN YACHTS SALES B.V.,
gevestigd te Oss ,
gedaagde,
advocaten mr. J.G.M. Kromhout en mr. C.E.W.M. Claessen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Edmiston en Heesen genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 juni 2020 met 39 producties
  • de brief met productie van de zijde van Heesen van 16 juli 2020
  • de mondelinge behandeling die – in verband met de Covid 19 maatregelen en vanwege het feit dat verschillende voor en namens Edmiston en Heesen optredende personen in het buitenland wonen/verblijven – via Skypeverbinding plaats vond op 20 juli 2020
  • de pleitnota van Edmiston tevens houdende akte wijziging van eis met producties 40 t/m 57
  • de pleitnota van Heesen met 11 producties.
1.2.
Tenslotte heeft de voorzieningenrechter bepaald dat het vonnis vandaag zal worden uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
Edmiston houdt zich bezig met de verkoop, verhuur, het beheer en de nieuwbouw van jachten en bemiddelt tussen verkopers en kopers van jachten. Edmiston is op verschillende locaties wereldwijd gevestigd, waaronder Monaco, New York, Londen en Shanghai.
2.2.
Heesen exploiteert in Nederland een scheepswerf die zich onder andere bezig houdt met de bouw en verkoop van jachten ‘op bestelling’, in opdracht van een koper, en zonder dat daar op voorhand een koper voor is gevonden. De hybride aluminium superjacht 19150 ELECTRA (hierna: Electra) is een jacht dat is gebouwd zonder dat daar op dat moment een koper voor was.
2.3.
In de branche van dure jachten is het gebruikelijk dat een partij met kennis van superjachten en de markt potentiële kopers en verkopers met elkaar in contact brengt en bemiddelt bij de totstandkoming van (koop)overeenkomsten tussen verkoper en de koper. Indien door bemiddeling een koopovereenkomst tot stand komt, is commissie verschuldigd. Deze regeling vloeit voort uit het Engels recht waarin is bepaald dat, indien een bepaalde bemiddelaar de ‘effective cause’ is voor de verkoop van het jacht, de verkoper een commissie verschuldigd is aan de bemiddelaar ter hoogte van een percentage van de verkoopprijs. Deze commissie wordt betaald door de verkoper en in rekening gebracht bij de koper door de koopprijs te verhogen met de commissie.
Op deze wijze hebben Edmiston (als bemiddelaar) en Heesen (verkoper) in het verleden wel eens zaken gedaan.
2.4.
In september 2019 is de heer [naam makelaar eiseres] (hierna: [naam makelaar eiseres] ), als makelaar werkzaam bij Edmiston , op de Yacht Club in Monaco in contact gekomen met de heer [naam zakenman] (hierna: [naam zakenman] ), een Zweedse zakenman die onder meer CEO is van Hexagon AB, een wereldwijde technologiegroep. Tijdens deze bespreking heeft [naam zakenman] kenbaar gemaakt op zoek te zijn naar een jacht. [naam makelaar eiseres] en [naam zakenman] hebben besproken aan welke (specifieke) wensen een aan te kopen jacht zou moeten voldoen en welk budget [naam zakenman] hierbij in gedachte had.
In oktober 2019 hebben [naam makelaar eiseres] en [naam zakenman] diverse malen telefonisch en per what’s app contact gehad over verschillende jachten. Tijdens één van deze contacten heeft [naam makelaar eiseres] aan [naam zakenman] een link toegestuurd naar de specificaties van het jacht Electra van Heesen en naar een ander jacht dat Heesen in de verkoop had, genaamd Naseem.
Op 23 oktober 2019 stuurt [naam zakenman] een what’s appbericht naar [naam makelaar eiseres] met de volgende inhoud:
‘Good morning to our favorite broker! How does Heesen compare te Feadship? We like Naseem as well.’
Op 23 oktober 2019 reageert [naam makelaar eiseres] per what’s app – voor zover van belang – als volgt:
‘(…)
Heesen , in my view is a dutch Benetti. The shipyard is super cool, (…).
The build good quality, semi-custom or semi-production yachts. (…)
We should plan a trip to Holland. We could visit Heesen , De Vries Fedaship , Van Lent Feadship .’
2.5.
Op 6 november 2019 heeft [naam makelaar eiseres] telefonisch contact opgenomen met de heer [sales director gedaagde] (hierna: [sales director gedaagde] ), sales director van Heesen , en hem geïnformeerd over een mogelijk koper van één van de jachten van Heesen in de persoon van [naam zakenman] . Naar aanleiding van dit gesprek heeft [sales director gedaagde] informatie over de Electra doen toekomen aan Edmiston die Edmiston vervolgens heeft doorgestuurd naar [naam zakenman] .
2.6.
In de maand november 2019 heeft er regelmatig contact plaatsgevonden tussen [sales director gedaagde] en [naam makelaar eiseres] en tussen [naam makelaar eiseres] en [naam zakenman] over verschillende door Heesen aangeboden jachten.
2.7.
Op 21 januari 2020 stuurt [naam zakenman] een e-mailbericht aan [werknemer gedaagde] (hierna: [werknemer gedaagde] ), werkzaam bij Heesen , met – voor zover van belang de volgende mededeling:
‘(…)
Please keep our visit confidentiall I am chased by [naam 1] , [firmanaam 1] , [naam makelaar eiseres] , Edmiston en [naam 2] , [firmanaam 2] every day now since Hayken (ander jacht,
vrzr) fell through. We just want to get ourselves accustomed tot he Heesen product without pressure. I hope you understand! Looking forward to meet next week!
(…)’
2.8.
Op 23 januari 2020 stuurt [naam makelaar eiseres] een bericht naar [naam zakenman] met – voor zover van belang – de volgende inhoud:
‘(…)
My colleague [naam collega] is at Heesen today. He has sent me photos / videos of:
- 5000 hybrid ELECTRA (delivery March 2020)
- 4700 displacement TRITON (not sold / delivery March 2020)
- 5000 aluminium AQUAMARINE (delivery March 2021)
Would you like to forward it to you?’
[naam zakenman] reageert op 23 januari 2020 als volgt: ‘Sure !’
[naam makelaar eiseres] stuurt vervolgens de informatie van Electra door.
2.9.
Eind januari 2020 heeft [naam zakenman] met zijn vrouw – zonder makelaar(s) – de scheepswerf van Heesen in Nederland bezocht.
2.10.
Op 31 januari 2020 stuurt [naam zakenman] een e-mail bericht aan [werknemer gedaagde] (met cc aan [sales director gedaagde] en aan zijn vrouw) met – voor zover van belang – de volgende inhoud:
‘(…)
We have been thinking hard since we left the yard on Wednesday and here are our thoughts:
  • (…)
  • We close as soon as possible. (February)
  • No owners supply
  • No brokers fee
(…)’
2.11.
[naam makelaar eiseres] dringt er diverse malen bij [naam zakenman] op aan om samen de scheepswerf van Heesen in Nederland te bezoeken, zo ook op 1 februari 2020 waarin hij tevens bericht dat hij op 10 februari 2020 weer terug van vakantie zou zijn.
2.12.
[sales director gedaagde] heeft op 6 februari 2020 telefonisch contact gezocht met [naam makelaar eiseres] . [naam makelaar eiseres] was op dat moment op vakantie en informeerde [sales director gedaagde] dat hij na zijn vakantie terug zou bellen.
2.13.
Op 10 februari 2020 heeft [naam makelaar eiseres] een e-mail gestuurd aan [naam zakenman] over de jacht Triton bij Heesen .
[naam zakenman] reageert als volgt:
‘I paid them a visit when I was in Holland and unfortunately Triton has a really ugly interior so it was a no go for us.’
[naam makelaar eiseres] schrijft vervolgens:
‘What about ELECTRA or the 5000 Aluminium for delivery 2021?’
[naam zakenman] reageert:
‘We’ll see! I don’t like the exterior of Electra with that ice breaker bow but [naam echtgenote] loves it. I am focusing on a new investment project now since the Yachting community don’t want me…’
2.14.
Op diezelfde dag, 10 februari 2020 heeft [naam makelaar eiseres] aan [sales director gedaagde] via what’s app bericht dat [naam zakenman] niet geïnteresseerd was in Triton maar mogelijk wel Electra omdat zijn vrouw ( [naam echtgenote] ) onder de indruk was van Electra.
[sales director gedaagde] heeft op die dag telefonisch contact opgenomen met [naam makelaar eiseres] . Partijen hebben een verschillende weergave van hetgeen tijdens dit gesprek tussen [sales director gedaagde] en [naam makelaar eiseres] is besproken.
Naar aanleiding van het telefoongesprek heeft [naam makelaar eiseres] een e-mailbericht (op 10 februari 2020) aan [sales director gedaagde] gestuurd met – voor zover van belang – de volgende inhoud:
‘(…)
Thanks for reaching out to update me about the visit of Mr and Mrs [naam zakenman] to the shipyard. As you know I have been encouraging Mr. and Ms [naam zakenman] to own an Heesen yacht, either new or second hand, for months. (…)
(…) I understand from [naam 3] that TRITON is not to their liking while ELECTRA could be the one. (…)
As discussed earlier on the phone, I would be grateful that you confirm to have included the standard brokerage commission that would be due to Edmiston in the prices that you have quoted to the [naam zakenman] . (…)’
2.15.
Op 11 februari 2020 stuurt [naam makelaar eiseres] een berichtje aan [naam zakenman] met de mededeling dat hij (terug) in Monaco is en om samen even een kop koffie te drinken.
[naam zakenman] reageert en zegt dat hij druk is en het opgegeven heeft een jacht te vinden, dat hij besloten heeft Amare nog een seizoen te gebruiken. Hij is van plan te gaan investeren in zonne-energie in Spanje.
2.16.
[naam makelaar eiseres] heeft hierop [sales director gedaagde] via what’s app bericht dat [naam zakenman] niet (meer) geïnteresseerd was in de aankoop van een jacht.
2.17.
Bij e-mail van 11 februari 2020 bericht [sales director gedaagde] [naam makelaar eiseres] (naar aanleiding van de het e-mailbericht dat [naam makelaar eiseres] op 10 februari aan [sales director gedaagde] stuurde) – voor zover van belang – als volgt:
‘(…)
I am afraid the position is far from clear. As you know four brokers have introduced the [naam zakenman] to us. However, it is now becoming clear that one of the brokers is taking a lead in the discussions we are having with them, we understand he is a personal friend of the [naam zakenman] and is their chosen representative. (…) Therefore for these reasons I am afraid we do not agree with your last paragraph that we should ‘include the standard brokerage commission’ for Edmiston and I would be grateful if you could reply withdrawing your request and confirm that Edmiston are not expecting a commission form Heesen in this case.
(…)’
2.18.
Op 12 februari 2020 hebben [naam makelaar eiseres] en [naam zakenman] telefonisch contact gehad. [naam zakenman] heeft hierbij aangegeven dat hij dit jaar niet op zoek zou zijn naar een nieuw jacht en dat er een zeer kleine kans was dat hij een bod zou uitbrengen op Electra, maar dat, als hij dat zou doen, dit niet via Edmiston zou lopen maar via een vriend van [naam zakenman] , de heer [naam 2] (van de firma [firmanaam 2] ), die had aangeboden kosteloos te bemiddelen.
2.19.
Na dit telefoongesprek is er – tot een ontmoeting in de Yacht Club Monaco – geen contact meer geweest tussen [naam makelaar eiseres] en [naam zakenman] .
2.20.
Omstreeks 25 februari 2020 is de koopovereenkomst met betrekking tot de Electra tot stand gekomen tussen [naam zakenman] en Heesen . De overeengekomen koopprijs bedroeg
€ 29.300.000,-.
2.21.
Bij brief van 4 maart 2020 heeft de heer Russell Gardner, de advocaat van Edmiston bij Hill Dickinson advocaten te Londen, Engeland, zich tot Heesen gewend en aanspraak gemaakt op betaling van de – in de ogen van Edmiston – verschuldigde commissie. Mr. Gardner heeft in de brief toegelicht dat Edmiston de ‘effective cause’ was van de verkoop van Electra aan [naam zakenman] , waarbij het niet uit maakt dat Edmiston op het laatste moment uit de deal is gehaald en dat zij niet aanwezig was bij het bezoek van [naam zakenman] aan Heesen eind januari 2020.
2.22.
Bij brief van 10 maart 2020 reageert de heer Jay Tooker, advocaat van Heesen bij HFW advocaten te Londen, Engeland, met de mededeling – kort samengevat – dat Edmiston geen ‘effective cause’ bij de verkoop is geweest, dat er meerdere makelaars contact hadden met [naam zakenman] , dat [naam zakenman] al eerder door een andere makelaar (dan Edmiston ) was geïntroduceerd bij Heesen en dat deze andere makelaar bezig is geweest met de aankoop van Electra.
Op basis van de argumenten zoals weergegeven in deze brief stelt Heesen dat zij geen commissie verschuldigd is aan Edmiston .
2.23.
Op 5 juni 2020 sturen mr. Verheul en mr. Kruse namens Edmiston een brief aan Heesen ( [sales director gedaagde] ) met de mededeling – kort samengevat – dat op basis van de stukken die aan de advocaten van Edmiston bekend zijn, Edmiston aanspraak maakt op commissie in verband met de verkoop van Electra. Nu Heesen van mening is dat zij geen commissie aan Edmiston verschuldigd is, dit zou moeten blijken uit documenten. Heesen wordt vervolgens gesommeerd om de in die brief genoemde documenten over te leggen bij gebreke waarvan Edmiston een vordering bij de rechtbank zal instellen.
2.24.
Bij brief van 11 juni 2020 heeft mr. Den Haan (kantoorgenoot van mr. Kromhout en mr. Claessen) namens Heesen aan mr. Verheul en mr. Kruse laten weten dat Edmiston dient aan te tonen dat zij recht heeft op commissie en dat Heesen niet gehouden is de door Edmiston gevraagde documenten over te leggen, onder meer omdat deze documenten vertrouwelijke informatie bevatten.
2.25.
Op 15 juli 2020 heeft Heesen stukken aan Edmiston overgelegd. Het gaat om in totaal 724 pagina’s en 6 voiceclips. Heesen heeft hierop op 16 juli 2020 een brief aan de voorzieningenrechter gestuurd met het verzoek de onderhavige kort gedingprocedure aan te houden. In de brief van 16 juli 2020 wordt onder andere betoogd:
“Voor zover wij kunnen nagaan heeft Heesen op 15 juli 2020 alle stukken waar Edmiston & Company Ltd om heeft gevraagd en recht op heeft aan Edmiston overgelegd”. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om aanhouding van de mondelinge behandeling afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
Edmiston vordert na eiswijziging samengevat -:
Primairhet verstrekken van afschrift van,
subsidiairhet verstrekken van inzage in de volgende bescheiden:
( i) (a) de getekende koopovereenkomst, althans (b) de “relevant yacht construction agreement” zoals bedoeld in de brief namens Heesen van 10 maart 2020 (productie 32 bij dagvaarding) opgemaakt tussen Heessen en [naam zakenman] (of een aan hem gelieerde (rechts)persoon of een (rechts)persoon waarvan [naam zakenman] ELECTRA leaset) met betrekking tot de bouw c.q. koop-verkoop van ELECTRA (inclusief bijlagen, addenda, en andere bescheiden die onderdeel uitmaken van de Koopovereenkomst althans de “relevant yacht construction agreement”) die op of omstreeks 25 februari 2020 is gesloten, althans (c) andere bescheiden waaruit de definitieve koopprijs en de opbouw daarvan blijkt, inclusief eventuele commissie aan een of meer andere brokers;
(ii) de offerte die op of omstreeks 31 januari 2020 door (vertegenwoordigers van) Heesen aan (vertegenwoordigers van) [naam zakenman] is verstrekt;
(iii) correspondentie en andere bescheiden gewisseld tussen (vertegenwoordigers van) Heesen en (vertegenwoordigers van) [naam zakenman] met betrekking tot de (onderhandelingen over) (ver)koop van ELECTRA, meer in het bijzonder (maar niet beperkt tot):
a) correspondentie en andere bescheiden die betrekking hebben op de (hoogte van
de) commissie van Edmiston ;
b) correspondentie en andere bescheiden die betrekking hebben op de (hoogte van
de) commissie aan een andere partij, waaronder maar niet beperkt tot (de heer [naam 2] van [firmanaam 2] ;
c) correspondentie met betrekking tot het bezoek van [naam zakenman] aan Heesen , op of omstreeks 29 januari 2020, meer in het bijzonder correspondentie waarbij de heer [werknemer gedaagde] betrokken is geweest;
d) de offerte c.q. “quotation” van Heesen die op of omstreeks 31 januari 2020 door (vertegenwoordigers van) Heesen aan (vertegenwoordigers van) [naam zakenman] is verstrekt, zoals omschreven in de e-mail van de heer [werknemer gedaagde] (van Heesen ) aan [naam zakenman] van 31 januari 2020 (productie 42, p. 10 bij dagvaarding)
e) de ‘information pack’ zoals omschreven in de e-mail van [naam zakenman] aan Heesen van 20 maart 2020 (productie 50 bij dagvaarding)
(iv) correspondentie gevoerd intern bij Heesen met betrekking tot de verkoop van ELECTRA aan [naam zakenman] , meer in het bijzonder:
a) correspondentie en overige documentatie die betrekking heeft op de (hoogte van
de) commissie van Edmiston ; en
b) correspondentie die betrekking heeft op de (hoogt van de) commissie aan een andere partij, waaronder maar niet beperkt tot (de heer [naam 2] van) [firmanaam 2] ;
c) correspondentie die is gevoerd door of met de heer [sales director gedaagde]
( v) interne bescheiden (notities, aantekeningen, documenten, rapporten, en andere interne bescheiden) met betrekking tot de verkoop van de ELECTRA (aan [naam zakenman] ), meer in het bijzonder bescheiden:
a) die betrekking hebben op de (hoogte van de) commissie van Edmiston ;
b) die betrekking heeft op de (hoogte van de) commissie aan een andere partij,
waaronder maar niet beperkt tot (de heer [naam 2] van) [firmanaam 2] ;
(vi) correspondentie (al dan niet tussen Heesen en [firmanaam 2] ) en Interne Bescheiden met betrekking tot:
a) de vermeende introductie door een ander broker ( [firmanaam 2] daaronder begrepen)
elf dagen voordat [naam zakenman] door Edmiston zou zijn geïntroduceerd, een en ander zoals bedoeld in de mail van Heesen die is overgelegd als productie 29 bij dagvaarding;
b) één of meer registraties van [naam zakenman] door andere brokers dan Edmiston ;
(vii) elke tussen Heesen en [firmanaam 2] bestaande commerciële overeenkomst die betrekking heeft op betalingsverplichtingen (commissies, fees etc) van Heesen aan [firmanaam 2] ter zake ELECTRA en andere schepen van Heesen ;
Waarbij onder ‘correspondentie steeds in ieder geval faxberichten, brieven, e-mails, sms-berichten, what’s appberichten, spraakberichten worden verstaan,
Waarbij onder ‘interne bescheiden’ steeds in ieder geval notities, aantekeningen, documenten, rapporten worden verstaan,
Op straffe van een dwangsom van € 500.000,- te vermeerderen met € 50.000,- per dag voor iedere dag dat Heesen niet voldoet aan enige van bovenstaande veroordelingen, met veroordeling van Heesen in de kosten en in de nakosten van deze procedure.
3.2.
Aan haar vorderingen heeft Edmiston – zakelijk weergeven – het volgende ten grondslag gelegd. Tussen Heesen en Edmiston bestaat een rechtsbetrekking uit hoofde van de koopovereenkomst tussen Heesen en [naam zakenman] die door toedoen van Edmiston tot stand is gekomen, waardoor Edmiston aanspraak maakt op door Heesen te betalen commissie. Nu Heesen zich op het standpunt stelt dat de koopovereenkomst niet door tussenkomst van Edmiston maar door tussenkomst van een andere makelaar tot stand is gekomen, heeft Edmiston voor het bepalen van haar positie in een bodemprocedure, belang bij documenten waaruit deze stelling van Heesen blijkt.
Heesen heeft kort voor de mondelinge behandeling van deze kort gedingprocedure een aantal documenten verstrekt aan Edmiston , maar het groot aantal verstrekte pagina’s wekt de onjuiste indruk dat Heesen hiermee aan het verzoek van Edmiston tegemoet is gekomen. Nog altijd zijn niet alle documenten waar Edmiston om heeft gevraagd, verstrekt. Het feit dat Heesen maanden lang heeft geweigerd enige stukken te verstrekken en vervolgens vlak voor de mondelinge behandeling een groot pakket stukken overlegt, geeft Edmiston reden om aan te nemen dat Heesen selectief is geweest in welke documenten zij thans heeft verstrekt, en dat zij de documenten waar het echt om gaat nog onder zich heeft (gehouden).
3.3.
Heesen voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht

4.1.
Edmiston is gevestigd op het Isle of Man en de vraag moet worden beantwoord of de voorzieningenrechter rechtsmacht heeft. Nu Heesen gevestigd is in Oss , heeft de voorzieningenrechter op grond van art. 4 lid 1 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 (EEX-Vo (herschikt)) rechtsmacht.
4.2.
Edmiston meent dat zij jegens Heesen in verband met de verkoop door Heesen van het jacht Electra aan [naam zakenman] recht heeft op commissie. Omdat Edmiston betoogt als bemiddelaar (dienstverlener) ten behoeve van deze verkoop te zijn opgetreden, is op grond van art. 4 van de Rome-I Verordening Engels recht van toepassing op de vraag of Edmiston jegens Heesen recht heeft op commissie. Partijen zijn het erover eens dat Edmiston , krachtens Engels recht, recht heeft op commissie in het geval zij de ‘effective cause’ voor het tot stand komen van de overeenkomst tussen Heesen en [naam zakenman] zou zijn.
4.3.
De vraag of Edmiston jegens Heesen recht heeft op informatie wordt beantwoord door de lex fori. Zie: art. 10:3 BW. De vorderingen van Edmiston tot afgifte van dan wel inzage in stukken “van” Heesen zal dan ook moeten worden getoetst aan art. 843a Rv.
Spoedeisend belang
4.4.
Voorshands gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat Edmiston in een eventuele bodemprocedure zal moeten stellen en, bij (voldoende) betwisting, bewijzen dat zij de ‘effective cause’ is voor het tot stand komen van de koopovereenkomst tussen Heesen en [naam zakenman] met betrekking tot Electra. Omdat Edmiston bij de onderhandelingen tussen Heesen en [naam zakenman] niet betrokken is geweest, zal zij (mogelijk) zonder informatie van Heesen niet aan haar stelplicht en bewijslast kunnen voldoen. Daarom heeft Edmiston wat de voorzieningenrechter betreft spoedeisend belang bij haar vorderingen tot het verschaffen van informatie. Aan het spoedeisend belang van Edmiston doet niet af, dat zij in de bodemprocedure een incident op grond van art. 843a Rv zou kunnen opwerpen.
Art. 843a Rv
4.5.
Uit de stellingen van partijen leidt de voorzieningenrechter af dat bij verkoop van een jacht gebruik is dat de bemiddelaar via de verkoper een commissie krijgt uitbetaald, die uiteindelijk door de koper moet worden opgebracht. De voorzieningenrechter heeft de indruk dat [naam zakenman] met alle betrokkenen een spel heeft gespeeld, dat er toe moest leiden dat hij voor een zo laag mogelijke prijs de Electra kon verkrijgen. Illustratief in dit verband is een drietal berichten van [naam zakenman] . In de eerste plaats een what’s app van [naam zakenman] aan Edmiston van 23 oktober 2019 waarin hij aangeeft dat Edmiston zijn favoriete ‘broker’ is. In de tweede plaats de email van [naam zakenman] aan Heesen van 31 januari 2020 waarin hij Heesen vraagt om haar beste prijs voor Electra “if we close as soon as possible”, onder de voorwaarden: “no owners supply” en “no brokers fee”. In de derde plaats de email van [naam zakenman] van 11 februari 2020 aan Edmiston dat hij geen jacht zal kopen.
4.6.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1251 (Semtex) onder andere overwogen:
“ Het komt steeds aan op een waardering van de stellingen en verweren van partijen en de overtuigingskracht van het eventueel reeds overgelegde bewijsmateriaal. Daarbij is enerzijds uitgangspunt dat niet behoeft te zijn voldaan aan de mate van aannemelijkheid die is vereist voor toewijzing in kort geding van een op (dreigend) tekortschieten of onrechtmatig handelen gebaseerde (ge- of verbods)vordering of vordering tot schadevergoeding; anderzijds dienen aan de mate van aannemelijkheid van de gestelde tekortkoming of onrechtmatige daad bij de beoordeling van een inzagevordering hogere eisen te worden gesteld dan bij de beoordeling van een verzoek tot het in beslag mogen nemen van bewijsmateriaal.“.
4.7.
Wat de voorzieningenrechter betreft heeft Edmiston rechtmatig belang bij de door haar gevorderde informatie omdat zij in een bodemprocedure (waarschijnlijk) zal dienen te stellen en te bewijzen dat zij de ‘effective cause’ is voor het tot stand komen van de koopovereenkomst tussen Heesen en [naam zakenman] met betrekking tot Electra. Tussen partijen staat vast dat Edmiston contact heeft gehad met Heesen en met [naam zakenman] betreffende de aankoop van een jacht van Heesen door [naam zakenman] . Heesen heeft informatiemateriaal met betrekking tot Electra aan Edmiston ter beschikking heeft gesteld, welk materiaal vervolgens door Edmiston aan [naam zakenman] ter beschikking is gesteld. [naam zakenman] heeft Edmiston haar ‘favoriete brooker’ genoemd. Van een rechtsbetrekking in de zin van art. 843a Rv is dan ook sprake. De vorderingen van Edmiston tot het verschaffen van informatie zijn voldoende bepaald en kunnen niet als ‘fishing expedition’ worden geduid, omdat zij (uitsluitend) informatie vordert omtrent het tot stand komen van de koopovereenkomst met betrekking tot Electra tussen Heesen en [naam zakenman] en de eventueel door Heesen aan een of meer bemiddelaar(s) betaalde of te betalen commissie.
4.8.
Heesen betoogt dat zij alle documenten die zij met betrekking tot de verkoop van Electra aan [naam zakenman] heeft aan Edmiston ter beschikking heeft gesteld. Met Edmiston betwijfelt de voorzieningenrechter of dat het geval is. Tussen partijen staat vast dat Edmiston in eerste instantie tevergeefs om informatie heeft verzocht. Eerst na de dagvaarding in kort geding van 23 juni 2020 heeft Heesen op 15 juli 2020 documenten aan Edmiston ter beschikking gesteld. Kort daarna heeft Heesen de voorzieningenrechter gevraagd om de mondelinge behandeling aan te houden omdat volgens Heesen zij alle stukken waar Edmiston om heeft gevraagd en waar zij recht op heeft aan Edmiston heeft overgelegd. Daarna heeft Heesen nog een elftal producties in het geding gebracht. De enkele stelling dat bepaalde bescheiden niet zouden bestaan, baadt Heesen dan ook niet.Tussen partijen staat vast dat Heesen geen afschrift van de getekende koopovereenkomst in het geding heeft gebracht. Uit de getekende koopovereenkomst kan (mogelijk) blijken dat niet aan Edmiston maar aan een andere “broker” een bemiddelingsfee is dan wel zal worden uitbetaald. Omdat Heesen heeft betoogd dat vier “brokers” bij de verkoop van Electra zijn betrokken en in de overgelegde informatie alleen Edmiston , [firmanaam 2] en [firmanaam 1] worden genoemd, moet er meer correspondentie zijn dan is overgelegd.
Slotsom
4.9.
De vorderingen van Edmiston kunnen worden toegewezen, met dien verstande dat bescheiden die door Heesen al aan Edmiston ter beschikking zijn gesteld, niet nogmaals ter beschikking hoeven te worden gesteld. Omdat Heesen de ‘information pack’ zoals omschreven in de e-mail van [naam zakenman] aan Heesen van 20 maart 2020 (productie 50 bij dagvaarding) als productie G9 in het geding heeft gebracht, zal de vordering onder (iii) e) worden afgewezen.
4.10.
Heesen Yachts Sales B.V. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Edmiston worden begroot op:

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Heesen tot het verstrekken van afschriften van de volgende bescheiden:
( i) (a) de getekende koopovereenkomst, althans (b) de “relevant yacht construction agreement” zoals bedoeld in de brief namens Heesen van 10 maart 2020 (productie 32 bij dagvaarding) opgemaakt tussen Heessen en [naam zakenman] (of een aan hem gelieerde (rechts)persoon of een (rechts)persoon waarvan [naam zakenman] ELECTRA leaset) met betrekking tot de bouw c.q. koop-verkoop van ELECTRA (inclusief bijlagen, addenda, en andere bescheiden die onderdeel uitmaken van de Koopovereenkomst althans de “relevant yacht construction agreement”) die op of omstreeks 25 februari 2020 is gesloten, althans (c) andere bescheiden waaruit de definitieve koopprijs en de opbouw daarvan blijkt, inclusief eventuele commissie aan een of meer andere brokers;
(ii) de offerte met bijlagen die door (vertegenwoordigers van) Heesen aan (vertegenwoordigers van) [naam zakenman] is verstrekt;
(iii) correspondentie en andere bescheiden gewisseld tussen (vertegenwoordigers van) Heesen en (vertegenwoordigers van) [naam zakenman] met betrekking tot de (onderhandelingen over) (ver)koop van ELECTRA, meer in het bijzonder (maar niet beperkt tot):
a) correspondentie en andere bescheiden die betrekking hebben op de (hoogte van
de) commissie van Edmiston ;
b) correspondentie en andere bescheiden die betrekking hebben op de (hoogte van
de) commissie aan een andere partij, waaronder maar niet beperkt tot (de heer [naam 2] van [firmanaam 2] ;
c) correspondentie met betrekking tot het bezoek van [naam zakenman] aan Heesen , op of omstreeks 29 januari 2020, meer in het bijzonder correspondentie waarbij de heer [werknemer gedaagde] betrokken is geweest;
d) de offerte c.q. “quotation” van Heesen die op of omstreeks 31 januari 2020 door (vertegenwoordigers van) Heesen aan (vertegenwoordigers van) [naam zakenman] is verstrekt, zoals omschreven in de e-mail van de heer [werknemer gedaagde] (van Heesen ) aan [naam zakenman] van 31 januari 2020 (productie 42, p. 10 bij dagvaarding)
(iv) correspondentie gevoerd intern bij Heesen met betrekking tot de verkoop van ELECTRA aan [naam zakenman] , meer in het bijzonder:
a) correspondentie en overige documentatie die betrekking heeft op de (hoogte van
de) commissie van Edmiston ; en
b) correspondentie die betrekking heeft op de (hoogt van de) commissie aan een andere partij, waaronder maar net beperkt tot (de heer [naam 2] van) [firmanaam 2] ;
c) correspondentie die is gevoerd door of met de heer [sales director gedaagde] ;
( v) interne bescheiden (notities, aantekeningen, documenten, rapporten, en andere interne bescheiden) met betrekking tot de verkoop van de ELECTRA (aan [naam zakenman] ), meer in het bijzonder bescheiden:
a) die betrekking hebben op de (hoogte van de) commissie van Edmiston ;
b) die betrekking heeft op de (hoogte van de) commissie aan een andere partij,
waaronder maar niet beperkt tot (de heer [naam 2] van) [firmanaam 2] ;
(vi) correspondentie (al dan niet tussen Heesen en [firmanaam 2] ) en Interne Bescheiden met betrekking tot:
a) de vermeende introductie door een ander broker ( [firmanaam 2] daaronder begrepen)
elf dagen voordat [naam zakenman] door Edmiston zou zijn geïntroduceerd, een en ander zoals bedoeld in de mail van Heesen die is overgelegd als productie 29 bij dagvaarding;
b) één of meer registraties van [naam zakenman] door andere brokers dan Edmiston ;
(vii) elke tussen Heesen en [firmanaam 2] bestaande commerciële overeenkomst die betrekking heeft op betalingsverplichtingen (commissies, fees etc) van Heesen aan [firmanaam 2] ter zake ELECTRA en andere schepen van Heesen ;
Waarbij onder ‘correspondentie steeds in ieder geval faxberichten, brieven, e-mails, sms-berichten, what’s appberichten, spraakberichten worden verstaan,
Waarbij onder ‘interne bescheiden’ steeds in ieder geval notities, aantekeningen, documenten, rapporten worden verstaan,
Met dien verstande dat bescheiden die Heesen al aan Edmiston ter beschikking heeft gesteld niet nogmaals ter beschikking hoeven te worden gesteld,
5.2.
veroordeelt Heesen om aan Edmiston een dwangsom te betalen van € 20.000 voor iedere dag dat zij niet (volledig) aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 500.000 is bereikt,
5.3.
veroordeelt Heesen in de proceskosten, aan de zijde van Edmiston tot op heden begroot op € 1.736,89, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 17 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Heesen in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2020.