In deze zaak, die op 4 augustus 2020 door de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, gaat het om een kort geding aangespannen door Tandartspraktijk Stiphout B.V. tegen een tandarts, aangeduid als [gedaagde]. De eiseres vordert dat de gedaagde wordt verboden om patiënten van Tandartspraktijk Stiphout te benaderen, in te schrijven of te behandelen, op basis van een relatiebeding dat in een overeenkomst is opgenomen. De eiseres stelt dat de gedaagde dit relatiebeding heeft geschonden door patiënten actief te benaderen voor tandheelkundige behandelingen in een andere praktijk. De gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat de eiseres geen rechten kan ontlenen aan de overeenkomst, omdat zij geen partij is bij deze overeenkomst. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Tandartspraktijk Stiphout inderdaad geen partij is bij de overeenkomst en dat er geen rechtsopvolging of contractsovername heeft plaatsgevonden. Hierdoor zijn de vorderingen van Tandartspraktijk Stiphout afgewezen. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er onvoldoende bewijs is dat de gedaagde het relatiebeding heeft geschonden. De eiseres is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn begroot op € 1.284,00. De reconventionele vordering van de gedaagde is niet verder besproken, omdat de voorwaarde waaronder deze was ingesteld niet in vervulling is gegaan.