ECLI:NL:RBOBR:2020:3816

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 augustus 2020
Publicatiedatum
4 augustus 2020
Zaaknummer
C/01/360593 / KG ZA 20-417
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending relatiebeding door tandarts in kort geding

In deze zaak, die op 4 augustus 2020 door de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, gaat het om een kort geding aangespannen door Tandartspraktijk Stiphout B.V. tegen een tandarts, aangeduid als [gedaagde]. De eiseres vordert dat de gedaagde wordt verboden om patiënten van Tandartspraktijk Stiphout te benaderen, in te schrijven of te behandelen, op basis van een relatiebeding dat in een overeenkomst is opgenomen. De eiseres stelt dat de gedaagde dit relatiebeding heeft geschonden door patiënten actief te benaderen voor tandheelkundige behandelingen in een andere praktijk. De gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat de eiseres geen rechten kan ontlenen aan de overeenkomst, omdat zij geen partij is bij deze overeenkomst. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Tandartspraktijk Stiphout inderdaad geen partij is bij de overeenkomst en dat er geen rechtsopvolging of contractsovername heeft plaatsgevonden. Hierdoor zijn de vorderingen van Tandartspraktijk Stiphout afgewezen. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er onvoldoende bewijs is dat de gedaagde het relatiebeding heeft geschonden. De eiseres is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn begroot op € 1.284,00. De reconventionele vordering van de gedaagde is niet verder besproken, omdat de voorwaarde waaronder deze was ingesteld niet in vervulling is gegaan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/360593 / KG ZA 20-417
Vonnis in kort geding van 4 augustus 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TANDARTSPRAKTIJK STIPHOUT B.V.,
gevestigd te Helmond,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaten mrs. I. Soetens en M.L.J.A. de Vocht te Eindhoven,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaten mrs. R.A. van Boekel en M.A.F. Evers te Eindhoven.
Partijen zullen hierna Tandartspraktijk Stiphout en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 juli 2020 met 23 producties;
  • de akte overlegging producties tevens houdende voorwaardelijke eis in reconventie met 4 producties;
  • de brief van mr. Soetens van 20 juli 2020 met productie 24;
  • de mondelinge behandeling via een skype-verbinding op 21 juli 2020;
  • de pleitnota van Tandartspraktijk Stiphout;
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tandartspraktijk Stiphout is een dochteronderneming van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Totaal Tand Zorg B.V. (hierna: Totaal Tand Zorg). Totaal Tand Zorg is op 15 januari 2019 door (de persoonlijke holdings) van [naam oprichter TTZ 1] (hierna: [naam oprichter TTZ 1] ) en [naam oprichter TTZ 2] (hierna: [naam oprichter TTZ 2] ) opgericht.
2.2.
Totaal Tand Zorg heeft (als vennootschap i.o.) bij overeenkomst van 14 november 2018 van de besloten vennootschap Tandheelkundig Centrum Stiphout B.V. (hierna: Tandheelkundig Centrum Stiphout) de tandartspraktijk overgenomen, welke toen gevestigd was aan de Kloosterstraat 9 - 11 te (5708 GM) Helmond (hierna: het praktijkgebouw).
2.3.
[gebouweigenaar 1] (hierna: [gebouweigenaar 1] ) en [gebouweigenaar 2] (hierna: [gebouweigenaar 2] ) zijn eigenaar van het praktijkgebouw.
2.4.
Ten tijde van het sluiten van de overeenkomst van 14 november 2018 tussen Totaal Tand Zorg en Tandheelkundig Centrum Stiphout werd de praktijkruimte door Tandheelkundig Centrum Stiphout gehuurd van [gebouweigenaar 1] en [gebouweigenaar 2] .
2.5.
In het kader van de overname van de tandartspraktijk en de uitvoering van tandheelkundige behandelingen zijn [naam oprichter TTZ 1] en [naam oprichter TTZ 2] in contact gekomen met [gedaagde] .
2.6.
Op 1 december 2018 is tussen Tandheelkundig Centrum Stiphout en [gedaagde] een overeenkomst van opdracht (praktijkmedewerking) tot stand gekomen (hierna: de overeenkomst) .
2.7.
In de overeenkomst is het navolgende relatiebeding (hierna: het relatiebeding) opgenomen:
“11.1 OPDRACHTNEMER heeft dan het recht zich elders ter plaatse als tandarts te vestigen of in een andere praktijk werkzaam te zijn. Behoudens schriftelijke toestemming van OPDRACHTGEVER is het OPDRACHTNEMER binnen een tijdvak van 24 maanden na het einde van deze overeenkomst verboden patiënten uit de praktijk van OPDRACHTGEVER in te schrijven in een praktijk waar OPDRACHTNEMER werkzaam is, dan wel activiteiten te ontplooien en/of werkzaamheden te verrichten, al dan niet onder eigen naam of onder naam van derden, hetzij om niet, hetzij tegen vergoeding, in opdracht van en/of in dienst van en/of ten behoeve van patiënten van OPDRACHTGEVER, ook al verbreken de patiënten de relatie met OPDRACHTGEVER, anders dan in het kader van het behandelen van pijnklachten. OPDRACHTNEMER zal zich bovendien binnen het genoemde tijdvak na het einde van deze overeenkomst onthouden van het werven van patiënten van OPDRACHTGEVER, met het oogmerk patiënten over te halen zich in te schrijven in de praktijk waar OPDRACHTNEMER werkzaam is. Dit artikel is niet van toepassing wanneer OPDRACHTNEMER zich vestigt op een afstand van tenminste 40 kilometer van het praktijkpand waar opdrachtgever is gevestigd en waar OPDRACHTNEMER hoofdzakelijk de werkzaamheden heeft verricht.
(…)”
2.8.
Sinds 1 december 2018 was [gedaagde] parttime werkzaam voor Tandartspraktijk Stiphout, alsmede parttime voor een tandartspraktijk in Geldrop.
2.9.
[gedaagde] heeft haar facturen uit hoofde van de overeenkomst van 1 december 2018 tot en met september 2019 geadresseerd aan Tandheelkundig Centrum Stiphout en nadien aan Tandartspraktijk Stiphout.
2.10.
Na verloop van de tijd waarvoor de overeenkomst was aangegaan, is deze overeenkomst op 1 december 2019 stilzwijgend voortgezet.
2.11.
Op 23 januari 2020 heeft [gedaagde] aan [naam oprichter TTZ 1] aangegeven dat zij de overeenkomst van opdracht wenste te beëindigen per 1 maart 2020.
2.12.
Tandartspraktijk Stiphout is per 10 februari 2020 verhuisd naar de praktijkruimte aan de Gerwenseweg 9A te Helmond.
2.13.
Op 11 februari 2020 is in de praktijkruimte Tandartspraktijk Kloosterstraat gevestigd. Naast [gedaagde] is ook [gebouweigenaar 1] als praktiserend tandarts in die praktijk werkzaam.
2.14.
Op 17 maart 2020 is Tandheelkundig Centrum Stiphout failliet verklaard.
2.15.
Bij brieven van 15 april 2020 en van 19 juni 2020 heeft de raadsman van Tandartspraktijk Stiphout [gedaagde] gesommeerd om overtreding van de in artikel 11.1. van de overeenkomst van 1 december 2018 gemaakte afspraken te staken. In de brief van 19 juni 2020 is aangegeven dat Tandartspraktijk Stiphout van tenminste vier patiënten heeft vernomen dat zij door [gedaagde] actief benaderd zijn voor tandheelkundige behandeling in een tandartspraktijk te Helmond waar [gedaagde] werkzaam is.

3.Het geschil in conventie

3.1.
Tandartspraktijk Stiphout vordert samengevat - [gedaagde] te gebieden de schending van art. 11 van de overeenkomst te staken en gestaakt te houden althans [gedaagde] te verbieden de patiënten van TPS te benaderen, in te schrijven en te behandelen met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
Voor het geval de vorderingen in conventie zouden worden toegewezen, vordert [gedaagde] om de werking van artikel 11.1. van de overeenkomst van 1 december 2018 te schorsen, totdat een rechter in een bodemprocedure tussen partijen bij deze overeenkomst voor recht heeft verklaard dat artikel 11.1. van de overeenkomst van 1 december 2018 rechtsgeldig (tot stand) is (gekomen) en door [gedaagde] dient te worden nagekomen.
4.2.
Tandartspraktijk Stiphout voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
[gedaagde] is niet in persoon verschenen, maar heeft zich laten vertegenwoordigen door haar advocaten. Tandartspraktijk Stiphout meent dat de voorzieningenrechter daaraan consequenties zou moeten verbinden. Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] op het moment van de mondelinge behandeling op vakantie in Oekraïne was. Haar kan niet worden verweten dat zij tijdens haar vakantie de skype-zitting niet heeft willen bijwonen, maar ervoor heeft gekozen om haar advocaten namens haar verweer te laten voeren. Aan het niet verschijnen van [gedaagde] verbindt de voorzieningenrechter dan ook geen consequenties.
5.2.
Omdat Tandartspraktijk Stiphout stelt dat [gedaagde] het relatiebeding schendt, heeft Tandartspraktijk Stiphout spoedeisend belang bij haar vorderingen.
5.3.
Tandartspraktijk Stiphout betoogt dat zij met [gedaagde] is gaan samenwerken op basis van de overeenkomst en dat [gedaagde] het daarin opgenomen relatiebeding heeft geschonden en in de toekomst zal blijven schenden. In kort geding kunnen de vorderingen van Tandartspraktijk Stiphout alleen worden toegewezen indien in redelijkheid niet kan worden betwijfeld dat ook de bodemrechter de vorderingen zal toewijzen.
5.4.
Gelet op het verweer van [gedaagde] rijst de vraag of Tandartspraktijk Stiphout aan de overeenkomst rechten kan ontlenen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat die vraag ontkennend dient te worden beantwoord omdat volgens de tekst daarvan Tandartspraktijk Stiphout geen partij is bij de overeenkomst. Tandartspraktijk Stiphout en Tandheelkundig Centrum Stiphout zijn verschillende vennootschappen en de overeenkomst is gesloten door Tandheelkundig Centrum Stiphout. Bovendien was Tandartspraktijk Stiphout ten tijde van het sluiten van de overeenkomst nog niet eens opgericht. Uit niets blijkt dat [gedaagde] heeft gecontracteerd met Tandartspraktijk Stiphout. [gedaagde] verkeerde blijkbaar ook in de veronderstelling met Tandheelkundig Centrum Stiphout te hebben gecontracteerd en heeft haar facturen in de eerste periode ook altijd geadresseerd aan die vennootschap. Uit niets is gebleken dat er sprake is van rechtsopvolging, overgang van onderneming of contractsoverneming. Dat [gedaagde] door Tandartspraktijk Stiphout is betaald, betekent niet dat zij met Tandartspraktijk Stiphout het relatiebeding is overeengekomen.
5.5.
Reeds op die grond zullen de vorderingen van Tandartspraktijk Stiphout jegens [gedaagde] worden afgewezen.
5.6.
Ten overvloede is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat Tandartspraktijk Stiphout niet aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde] het relatiebeding zou hebben geschonden, indien ervan zou moeten worden uitgegaan dat Tandartspraktijk Stiphout rechten zou kunnen ontlenen aan de overeenkomst. Uit niets is gebleken dat de patiënten waarvan Tandartspraktijk Stiphout stelt dat zij naar Tandartspraktijk Kloosterstraat zijn overgestapt, ook door [gedaagde] behandeld worden. Zo zijn geen verklaringen van patiënten van Tandartspraktijk Stiphout overgelegd, waaruit blijkt dat deze patiënten (nog steeds) door [gedaagde] worden behandeld. Ook heeft Tandartspraktijk Stiphout niet aannemelijk gemaakt dat patiënten van Tandartspraktijk Stiphout door [gedaagde] worden gevraagd of bewogen om over te stappen naar Tandartspraktijk Kloosterstraat.
5.7.
Omdat de vorderingen alleen kunnen worden toegewezen als aannemelijk is dat [gedaagde] in strijd zal handelen met het relatiebeding, is van belang dat [gedaagde] heeft aangeboden om met Tandartspraktijk Stiphout een lijst van patiënten op te stellen die [gedaagde] gedurende een eventuele bodemprocedure niet zal werven en/of behandelen. Tandartspraktijk Stiphout heeft dit aanbod van [gedaagde] afgewezen omdat zij vooral een geschil stelt te hebben met [gebouweigenaar 1] . Omdat [gebouweigenaar 1] door Tandartspraktijk Stiphout niet in dit kort geding is betrokken, verbaast de voorzieringenrechter deze opstelling van Tandartspraktijk Stiphout. In ieder geval heeft Tandartspraktijk Stiphout geen belang bij haar vorderingen omdat [gedaagde] heeft aangeboden met Tandartspraktijk Stiphout een lijst van patiënten op te stellen die [gedaagde] gedurende een eventuele bodemprocedure niet zal werven en/of behandelen.
5.8.
Tandartspraktijk Stiphout zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 304,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.284,00
5.9.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
Omdat de vordering in conventie niet wordt toegewezen, is de voorwaarde waaronder de reconventie is ingesteld niet in vervulling getreden en hoeft de reconventie geen verdere bespreking.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
wijst de vorderingen af,
7.2.
veroordeelt Tandartspraktijk Stiphout in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.284,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
7.3.
veroordeelt Tandartspraktijk Stiphout in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Tandartspraktijk Stiphout niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
7.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
in reconventie
7.5.
verstaat dat de voorwaarde waaronder de vordering is ingesteld niet in vervulling is gegaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2020.