ECLI:NL:RBOBR:2020:411

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 januari 2020
Publicatiedatum
24 januari 2020
Zaaknummer
C/01/349114 / FA RK 19-3679
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbetering van het register van geboorten en toepassing van Nederlands namenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 17 januari 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot verbetering van het register van geboorten. Het verzoek is ingediend door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente], die verzocht om de geslachtsnaam van het kind [kind A] te wijzigen van [geslachtsnaam A] naar [geslachtsnaam B]. De vader heeft de Mexicaanse nationaliteit en de moeder de Nederlandse, met een mogelijke Britse nationaliteit. De ouders stelden dat hun kinderen, [kind A] en [kind B], ook meerdere nationaliteiten hebben. De ambtenaar stelde dat er abusievelijk verkeerd namenrecht was toegepast, namelijk Mexicaans in plaats van Nederlands recht. De ouders verzochten echter om de geslachtsnaam van [kind B] te wijzigen naar [geslachtsnaam A], zodat beide kinderen dezelfde achternaam zouden hebben.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ambtenaar inderdaad een fout heeft gemaakt bij de geboorteakte van [kind A], maar dat deze fout in het voordeel van de ouders was. De rechtbank oordeelde dat er geen onjuiste akte was voor [kind B] en dat de ouders geen rechtskeuze voor het recht van een derde land konden maken bij de geboorteaangifte. De rechtbank concludeerde dat de ambtenaar niet bevoegd was om de geboorteakte van [kind B] aan te passen op basis van de wetgeving en dat het verzoek van de ambtenaar om de akte van [kind A] te verbeteren werd toegewezen, terwijl de zelfstandige verzoeken van de ouders werden afgewezen. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling ten laste van de ambtenaar uitgesproken, omdat de ouders in het ongelijk werden gesteld.

De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, door de verzoeker en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/349114 / FA RK 19-3679
Uitspraak : 17 januari 2020
Beschikking betreffende artikel 1:24 van het Burgerlijk Wetboek in de zaak van

De ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] ,

gevestigd te [gemeente] ,
hierna ook te noemen de ambtenaar.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
- [vader] , hierna te noemen de vader
- [moeder] , hierna te noemen de moeder.

De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift (met bijlagen) van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] (hierna te noemen de ambtenaar), ter griffie ingekomen op 23 juli 2019;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek van de hierna genoemde belanghebbenden;
  • een brief met bijlagen van de ambtenaar, gedateerd 30 juli 2019.
Het verzoek strekt tot verbetering van het register van geboorten van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] .
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 6 december 2019.
Daarbij waren aanwezig de vader en moeder met hun advocaat mr. S.H. Oosterhuis-Broers en de heer [naam 1] en de heer [naam 2] in de hoedanigheid van ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] .

De beoordeling

De feiten
De kinderen van belanghebbenden zijn:
- [kind A] , geboren te [geboorteplaats] op
[geboortedatum] en
- [kind b] , geboren te [geboorteplaats] op
[geboortedatum] .
De rechtbank merkt op dat van laatstgenoemde minderjarige door belanghebbenden geen geboorteakte is overgelegd.
De vader heeft de Mexicaanse nationaliteit. De moeder heeft de Nederlandse nationaliteit en belanghebbenden stellen dat zij daarnaast ook de Britse nationaliteit heeft.
Belanghebbenden stellen dat [kind A] de Nederlandse, Mexicaanse en Britse nationaliteit heeft en [kind b] de Nederlandse en de Mexicaanse nationaliteit.
Het verzoek
Op [datum] is in de gemeente [gemeente] een geboorteakte opgemaakt van [kind A] . Hij is geboren op [geboortedatum] en heeft de voornamen [voornaam A] gekregen en de geslachtsnaam [geslachtsnaam A] . De ambtenaar stelt dat abusievelijk verkeerd namenrecht is toegepast, namelijk Mexicaans in plaats van Nederlands recht. De ambtenaar verzoekt daarom verbetering van de geboorteakte met nummer [X] van het jaar [X] te gelasten, zodat de geslachtsnaam van [kind A] naar Nederlands recht [geslachtsnaam B] wordt.
Belanghebbenden voeren verweer en verzoeken bij wijze van zelfstandig verzoek te bepalen dat de akte van geboorte van [kind b] wordt verbeterd door middel van het plaatsen van een latere vermelding achter de geboorteakte en daarin te vermelden dat de geslachtsnaam van [kind b] [geslachtsnaam A] zal zijn in plaats van [geslachtsnaam B] , althans een verbetering die de rechtbank juist acht. Daarnaast verzoeken zij te bepalen dat alle door hen gemaakte kosten zoals genoemd onder punt 4.4 van hun verweerschrift tevens zelfstandig verzoek, doch niet limitatief, door de gemeente worden vergoed, althans een bepaling die de rechtbank juist acht.
Belanghebbenden stellen dat de geboorteakte van [kind b] op [datum] is opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] . De moeder, aangeefster, heeft de akte niet ondertekend omdat zij het niet eens was met de achternaam van [kind b] , namelijk de achternaam van de vader. Belanghebbenden waren onaangenaam verrast door de mededeling van de ambtenaar dat hun tweede zoon niet dezelfde achternaam zou krijgen als hun oudste zoon. Naast praktische consequenties voor partijen heeft dit tot gevolg dat [kind b] nu dezelfde naam heeft als de broer van vader. Als belanghebbenden dat van te voren hadden geweten hadden ze mogelijk over andere namen nagedacht. Zij hadden dan hun kinderen als achternaam [A] gegeven en als tweede voornaam [B] . Het is de wens van belanghebbenden dat [kind b] dezelfde achternaam krijgt als zijn broer, te weten [geslachtsnaam A] . Belanghebbenden zijn blij met deze naam en deze is gebruikelijk in Mexico. Nu belanghebbenden in overweging hebben om naar Mexico te verhuizen, wensen zij deze achternaam voor hun eerste zoon te behouden en de naam van hun tweede zoon in die zin te wijzigen. Belanghebbenden hechten belang aan deze naam. Met de huidige achternaam van [kind b] zouden Mexicanen kunnen denken dat de kinderen geen band met hun moeder hebben.
Ter zitting hebben de ambtenaar en belanghebbenden hun standpunt toegelicht.
Belanghebbenden hebben verklaard dat als ze van te voren hadden geweten dat het Nederlands namenrecht zou worden toegepast, ze een andere naamkeuze zouden hebben gemaakt voor hun kinderen.
De rechtbank stelt voorop dat een verzoek op grond van 1:24 BW gedaan kan worden wanneer de geboorteakte een fout (misslag) of onvolledigheid bevat. Dit artikel geeft de rechtbank niet de bevoegdheid te gelasten dat de geboorteakte om andere redenen wordt aangepast.
De vraag is dus of het verzoek van de ambtenaar dan wel dat van belanghebbenden moet worden toegewezen. De ambtenaar vraagt de geboorteakte van [kind A] aan te passen. Belanghebbenden vragen juist om die akte zo te laten en de geboorteakte van [kind b] aan te passen.
De rechtbank stelt vast dat op zichzelf niet wordt betwist dat uit artikel 10:20 Burgerlijk Wetboek volgt dat de ambtenaar voor [kind A] het verkeerde recht heeft toegepast ten aanzien van de bepaling van de geslachtsnaam. Dit had namelijk Nederlands recht moeten zijn en niet Mexicaans recht. Deze fout van de ambtenaar was echter in het voordeel van verzoekers want dit is wat zij eigenlijk voor hun zoon wensten. Om die reden vragen zij ook de geboorteakte van hun andere zoon aan te passen. Maar de vraag is of de ambtenaar voor die jongste zoon een fout heeft gemaakt. Dat is niet zo. Dat is wel zo voor wat betreft de geboorteakte van [kind A] , waarvan de ambtenaar de rechtbank verzoekt om deze akte aan te passen.
Belanghebbenden wijzen op Europese jurisprudentie, in het bijzonder op een uitspraak van het Europese Hof van Justitie van 2 oktober 2003 (C-148/02). Uit die Europese jurisprudentie volgt dat er strijd is met Europees recht wanneer niet de mogelijkheid bestaat voor ouders om een keuze te maken voor het recht van de andere lidstaat bij de toepassing van de geslachtsnaam bij onderdanen die de nationaliteit hebben van meerdere lidstaten. In dit geval wensen belanghebbenden de toepassing van een recht dan niet een is van die van een lidstaat, namelijk het Mexicaanse recht. Hoewel de minderjarige wellicht ook meerdere nationaliteiten heeft van verschillende lidstaten, wordt niet om de toepassing van, bijvoorbeeld, Brits recht gevraagd. Kortom, naar het oordeel van de rechtbank kunnen belanghebbenden aan die jurisprudentie geen rechten ontlenen voor deze casus.
Of het feit dat belanghebbenden geen rechtskeuze voor het recht van een derde land kunnen maken bij de geboorteaangifte onjuist is, is dus geen conclusie die op grond van die jurisprudentie kan worden getrokken. De rechtbank ziet ook overigens onvoldoende aanknopingspunt dat het feit dat in dit geval bij de geboorteaangifte geen rechtskeuze kan worden uitgebracht op zichzelf beschouwd als onjuist of strijdig met enige rechtsnorm is te noemen. Dit zou wellicht anders kunnen zijn wanneer er überhaupt geen mogelijkheid zou bestaan om de geslachtsnaam van de kinderen te wijzigen, maar dat is niet het geval. Het Besluit geslachtsnaamwijziging voorziet daar namelijk wel in.
Naar het oordeel van de rechtbank is er echter geen bevoegdheid voor de rechtbank om de ambtenaar te gelasten de geboorteakte van [kind b] aan te passen op basis van wetgeving waarin de civiele rechter geen bevoegdheid toekomt. Op basis van 1:24 BW is die bevoegdheid er ook niet, er is namelijk geen sprake van een onjuiste akte. Dat belanghebbenden een andere wens daarin hebben, maakt de geboorteakte van [kind b] op zichzelf nog niet onjuist. Dat belanghebbenden de procedure van het Besluit geslachtsnaamwijziging een dure en omslachtige procedure vinden, wat overigens in het licht van de kosten die belanghebbenden voor deze procedure maken wellicht te relativeren valt, dwingt de rechtbank niet tot, met voorbijgaan aan haar beperkte bevoegdheden, honorering van het verzoek van belanghebbenden.
Voor een proceskostenveroordeling ten laste van de ambtenaar ziet de rechtbank geen aanleiding omdat belanghebbenden in het ongelijk worden gesteld. Het is juist dat zij kosten maken wanneer zij nu een nieuw paspoort voor hun jongste dan wel oudste zoon zouden aanvragen. Voor zover die kosten gemaakt worden voor de jongste zoon is dat niet toe te rekenen aan de ambtenaar. Voor zover die kosten gemaakt worden voor de oudste zoon, omdat zij al een paspoort in het bezit hebben en zij nu genoodzaakt zouden worden om een paspoort te krijgen met de naam na wijziging van de akte, heeft de ambtenaar toegezegd deze kosten te zullen vergoeden. De rechtbank ziet geen aanleiding om dit thans nog eens dwingend te bepalen, temeer omdat de precieze omvang van deze kosten niet is gesteld.
Gelet op het voorgaande zal het verzoek van de ambtenaar worden toegewezen en zullen de zelfstandige verzoeken van de belanghebbenden worden afgewezen.

De beslissing

De rechtbank:
gelast de volgende verbetering in aktenummer [X] van het jaar [X] van het register van geboorten van de gemeente [gemeente] :
- wijziging van de geslachtsnaam van het kind van [geslachtsnaam A] in: [geslachtsnaam B] ;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M.L. Wijnen, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 17 januari 2020.
Conc: awe
Tegen deze beschikking kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op
andere wijze bekend is geworden.