ECLI:NL:RBOBR:2020:4374

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 september 2020
Publicatiedatum
11 september 2020
Zaaknummer
361915 KG ZA 20-498
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot meewerken aan overname personeel in het kader van werk-naar-werk bij contractcateraar

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 11 september 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Sodexo B.V. en de stichting Fontys. Sodexo vorderde dat Fontys zou meewerken aan de overname van personeel in het kader van een aanbesteding voor contractcatering. De achtergrond van de zaak ligt in een overeenkomst tussen partijen die in 2017 tot stand kwam, waarbij Sodexo de cateringdiensten voor Fontys verzorgde. Door de coronamaatregelen heeft Fontys haar gebouwen gesloten, wat leidde tot een beëindiging van de overeenkomst door Sodexo. Sodexo stelde dat Fontys verplicht was om een nieuwe aanbestedingsprocedure te starten en het personeel over te nemen, maar Fontys betwistte deze verplichting. De voorzieningenrechter oordeelde dat Fontys niet verplicht was om een nieuwe aanbesteding uit te schrijven, omdat de Code Verantwoordelijk Marktgedrag geen juridisch afdwingbare verplichtingen bevatte. Bovendien was er op dat moment geen werk voor de betrokken werknemers, waardoor een nieuwe aanbesteding weinig zinvol leek. De vorderingen van Sodexo werden afgewezen, en Sodexo werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/361915 / KG ZA 20-498
Vonnis in kort geding van 11 september 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SODEXO B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaten mr. Y.A. Wehrmeijer en mr. L. van der Leij te Rotterdam,
tegen
de stichting
FONTYS,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagde,
advocaten mr. S.C. Brackmann en mr. J.H.J. Bax te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Sodexo en Fontys genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 21 augustus 2020 met 17 producties
  • de akte overleggen producties van mr. Brackmann d.d. 27 augustus 2020 met 6 producties
  • de brief van mr. Wehrmeijer van 27 augustus 2020 met producties 18 tot en met 22
  • de mondelinge behandeling via Skype op 28 augustus 2020
  • de pleitaantekeningen van mr. Wehrmeijer en mr. Van der Leij
  • de pleitnota van mr. Brackmann.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Sodexo drijft een onderneming die zich bezighoudt met cateringservices en facilitaire dienstverlening. Sodexo is onderdeel van het Sodexo-concern.
2.2.
Fontys is een onderwijsinstelling en biedt hbo-onderwijs aan op diverse locaties in Nederland.
2.3.
In 2017 heeft Fontys een opdracht tot het verzorgen van contractcatering op haar locaties aanbesteed.
2.4.
Sodexo heeft ingeschreven op de aanbesteding. Sodexo verzorgde al sinds 2010 de contractcatering voor Fontys.
2.5.
Fontys heeft de opdracht aan Sodexo gegund.
2.6.
Tussen partijen is vervolgens de overeenkomst “Eten en Drinken” tot stand gekomen (hierna te noemen: de overeenkomst).
2.7.
Ingangsdatum van de overeenkomst is 1 augustus 2017. De overeenkomst heeft een looptijd van 8 jaar en eindigt van rechtswege op 31 juli 2025, met de mogelijkheid voor Fontys om de overeenkomst met twee jaar te verlengen.
2.8.
De Nota(‘s) van Inlichtingen, het Aanbestedingsdocument, de Algemene Inkoopvoorwaarden van Fontys en de inschrijving van Sodexo maken deel uit van de overeenkomst.
2.9.
In het Aanbestedingsdocument is onder meer het volgende opgenomen:
“5.5. Code verantwoord marktgedrag
Fontys heeft de Code Verantwoordelijk Marktgedrag voor de schoonmaakbranche ondertekend die sinds 1-5-2014 ook van toepassing is op de cateringbranche. Door ondertekening van deze code onderschrijven Opdrachtgevers, werkgevers en werknemers de visie en uitgangspunten voor verantwoordelijk marktgedrag. Fontys verwacht dat de Inschrijver zich ook conformeert aan de Code.”
2.10.
In nr. 46 van de Nota van Inlichtingen van 16 maart 2017 is de volgende vraag opgenomen:
“Art 3.1: Kunt u bevestigen dat bij contracteinde de door u getekende Code Verantwoordelijk Marktgedrag – indien nog van toepassing – zal worden nageleefd? Zodanig dat het betrokken personeel conform het van “werk naar werk”- principe zullen overgaan?
Fontys beantwoordt die vraag met “Ja”.
2.11.
In artikel 4.1. van de overeenkomst en artikel 18 van de Algemene Inkoopvoorwaarden is voor Fontys een bevoegdheid tot opzegging van de overeenkomst opgenomen. De bevoegdheid is wederkerig gemaakt, zodat ook Sodexo de bevoegdheid heeft om de overeenkomst op te zeggen.
2.12.
De uitvoering van de opdracht verliep niet zonder problemen. Fontys heeft zich bij Sodexo beklaagd over de in haar ogen ondermaatse dienstverlening, terwijl de opdracht voor Sodexo van meet af aan verlieslatend was.
2.13.
Partijen hebben diverse malen overleg gehad met elkaar in een poging de problemen in de exploitatie op te lossen.
2.14.
Sodexo heeft in dat kader ook een interventieplan opgesteld.
2.15.
In verband met de coronamaatregelen die door de Rijksoverheid in maart 2020 zijn getroffen, heeft Fontys haar gebouwen met onmiddellijke ingang gesloten. Fontys heeft Fontys bij e-mail van 20 maart 2020 de gelegenheid geboden om haar zaken uit de gebouwen van Fontys te verwijderen.
2.16.
Sodexo heeft op 23 april 2020 een e-mail gestuurd aan Fontys met een aantal voorwaarden die voor Sodexo nodig zijn om tot een gezonde exploitatie te komen. Tot de door Sodexo genoemde voorwaarden behoren onder meer het vervallen van de verplichting van Sodexo om aan Fontys pacht te betalen en het overnemen van een investering door Fontys van Sodexo ter waarde van € 440.000,--.
2.17.
Fontys heeft daarop gereageerd bij brief van 8 mei 2020. Fontys geeft in de brief aan dat zij slechts met Sodexo in gesprek wil gaan als Sodexo volledige openheid geeft over haar cijfers. Die voorwaarde zou zij eerder ook al hebben gesteld en zou niet worden gegeven in de e-mail van 23 april 2020. Fontys vraagt Sodexo daarom alsnog uiterlijk 14 mei 2020 een transparante financiële onderbouwing te geven.
2.18.
Partijen zijn het vervolgens niet eens geworden over een financiële afwikkeling.
2.19.
Bij brief/e-mail van 18 juni 2020 heeft Sodexo de overeenkomst opgezegd per 1 september 2020. In de brief/e-mail geeft Sodexo aan dat zij verwacht dat:
Fontys de contracten gekoppeld aan de dienstverlening van Sodexo onverkort overneemt of laat overnemen door de nieuwe contractcateraar per 1 september 2020;
Fontys de investeringen van Sodexo in activa ten behoeve van het cateringcontract onverkort overneemt of laat overnemen door de nieuwe contractcateraar per 1 september 2020;
Fontys het personeel laat overnemen door de nieuwe dienstverlener per 1 september 2020.
2.20.
Bij brief van 22 juni 2020 heeft Fontys aan Sodexo bericht dat zij overleg wenst over de opzegtermijn en de door Sodexo uitgesproken verwachtingen.
2.21.
Op 29 juni 2020 heeft overleg plaatsgevonden tussen partijen.
2.22.
Bij brief van 29 juni 2020 heeft Fontys aan Sodexo bericht dat zij de opzegging van de overeenkomst per 1 september 2020 heeft geaccepteerd en dat nader overleg zal plaatsvinden over de door Sodexo genoemde verwachtingen.
2.23.
Sodexo heeft vervolgens bij brief van 30 juni 2020 aan Fontys bericht dat de drie door haar genoemde voorwaarden onlosmakelijk verbonden zijn aan de opzegging van de overeenkomst en partijen het daarover eerst eens moeten worden voordat sprake kan zijn van beëindiging van de overeenkomst.
2.24.
Bij brief van 3 juli 2020 heeft Fontys betwist dat de voorwaarden een onlosmakelijk onderdeel uitmaken van de opzegging van de overeenkomst. Fontys stelt daarnaast dat acceptatie van de voorwaarden door Fontys niet nodig is voor een geldige opzegging van de overeenkomst door Sodexo en dat de overeenkomst dus per 1 september 2020 eindigt. Fontys verzoekt Sodexo nadere informatie te verstrekken om te kunnen beoordelen of Fontys aanleiding ziet om een vergoeding aan Sodexo te betalen.
2.25.
Bij brief van 10 juli 2020 stelt Sodexo zich op het standpunt dat Fontys verplicht is om ervoor te zorgen dat het personeel van Sodexo vanaf de beëindigingsdatum van de overeenkomst is ondergebracht bij een nieuwe opdrachtnemer. Daarnaast stelt Sodexo dat Fontys de schade die Sodexo lijdt als gevolg van het sluiten van de locaties door Fontys moet vergoeden. Sodexo sommeert Fontys in de brief om een aanbestedingsprocedure voor te bereiden en uit te voeren zodat per 1 september 2020 een nieuwe opdrachtnemer kan worden aangesteld die het personeel van Sodexo overneemt. Tevens sommeert Sodexo Fontys om de door Sodexo geleden schade te vergoeden.
2.26.
Bij brief van 14 juli 2020 heeft Fontys aan Sodexo bericht dat zij geen grondslag ziet om aan de sommaties van Sodexo te voldoen.
2.27.
Bij brief van haar advocaat van 15 juli 2020 heeft Sodexo haar eerder ingenomen standpunt herhaald. Zij doet in de brief een voortel tot mediation, onder de voorwaarde dat het mediationtraject voor 1 augustus 2020 zal zijn afgerond.
2.28.
Bij brief van 17 juli 2020 heeft Fontys zich op het standpunt gesteld dat de gevolgen van de opzegging van de overeenkomst voor rekening en risico van Sodexo komen. Fontys wijst het voorstel tot mediation af, maar geeft aan wel bereid te zijn Sodexo een handreiking te doen waar het de pachtsom betreft.
2.29.
Vervolgens is tussen de advocaten van partijen gecorrespondeerd teneinde overeenstemming te bereiken.
2.30.
Bij brief van 31 juni 2020 van haar advocaat heeft Sodexo aan Fontys bericht dat zij in elk geval nog diezelfde week van Fontys de toezegging verlangt dat Fontys het werk-naar-werk-principe zal nakomen op de wijze zoals eerder aangegeven door Sodexo. Bij het uitblijven van die toezegging zou Sodexo een kort geding aanhangig maken.
2.31.
Bij brief van 31 juli 2020 van haar advocaat heeft Fontys onder meer aan Sodexo bericht dat zij de verlangde toezegging niet zal geven.
2.32.
Sodexo heeft vervolgens dit kort geding aanhangig gemaakt.

3.Het geschil

3.1.
Sodexo vordert samengevat – om Fontys bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
te bevelen zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen 7 dagen na het wijzen van dit vonnis de benodigde aanbestedingsprocedure uit te schrijven en onverwijld een nieuwe opdrachtnemer aan te stellen die het personeel van Sodexo dat werkzaam is bij Fontys, althans een deel daarvan, per 1 september 2020, althans uiterlijk 1 januari 2021, zal overnemen;
te bevelen dat wanneer 1 september 2020 er nog geen nieuwe opdrachtnemer is aangesteld door Fontys, Fontys de kosten van het personeel van Sodexo dat werkzaam is bij Fontys draagt door die kosten op maandbasis vooraf aan Sodexo ineens te voldoen, totdat de nieuwe opdrachtnemer uiterlijk per 1 januari 2021 is aangesteld en het personeel van Sodexo dat werkzaam is bij Fontys, althans een deel daarvan zal hebben overgenomen;
te veroordelen tot het betalen van een dwangsom van € 5.000,00, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom, voor elke dag of gedeelte daarvan dat Fontys niet voldoet aan het onder 1. en/of 2. gevorderde;
te veroordelen on de proceskosten, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.
3.2.
Sodexo legt daaraan, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
Fontys is uit hoofde van de overeenkomst verplicht om ervoor te zorgen dat het personeel van Sodexo dat werkzaam was bij Fontys in het kader van werk-naar-werk wordt overgenomen door een nieuwe opdrachtnemer.
Indien die verplichting niet rechtstreeks uit de overeenkomst voortvloeit, dan is Fontys daartoe gehouden in het licht van de Code waarin het werk-naar-werk-principe is opgenomen. Fontys heeft zich uitdrukkelijk gecommitteerd aan de Code. Fontys heeft met het antwoord op de vraag in punt 46 van de Nota van Inlichtingen ook nog eens uitdrukkelijk toegezegd dat zij ervoor zal zorgen dat het personeel zal overgaan naar een nieuwe opdrachtnemer.
Fontys komt haar verplichtingen niet na. Zij weigert een aanbestedingsprocedure uit te schrijven om een nieuwe opdrachtnemer te vinden.
Daarmee handelt Fontys ook in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
Indien Fontys niet verplicht zou zijn om ervoor te zorgen dat het personeel wordt overgenomen door een nieuwe opdrachtgever, dan dient de overeenkomst op grond van artikel 6:248 BW en/of artikel 6:258 BW en artikel 6:228 BW en 6:230 BW te worden aangepast. Fontys heeft door haar antwoord in de Nota van Inlichtingen namelijk bij Sodexo de verachting gewekt dat zij wel zou zorgen voor een overgang van het personeel. Het was voor Sodexo een belangrijke voorwaarde om in te schrijven.
Daarnaast heeft Fontys de uitvoering van de overeenkomst onmogelijk gemaakt door haar locaties te sluiten in verband met het coronavirus en schuift zij de gevolgen daarvan volledig af op Sodexo. Dat is onredelijk.
Door de opstelling van Fontys was Sodexo genoodzaakt de overeenkomst op te zeggen.
Omdat Fontys niet tijdig heeft gezorgd voor een nieuwe opdrachtnemer, dient Fontys in de tussentijd de kosten van het personeel van Sodexo te dragen.
De vorderingen van Sodexo zijn spoedeisend omdat Sodexo omdat de betrokken werknemers anders op straat komen te staan.
3.3.
Fontys voert daartegen, zakelijk weergegeven, het volgende verweer.
Het ontbreekt Sodexo aan voldoende spoedeisend belang. Zij heeft de overeenkomst zelf opgezegd. Daarnaast heeft Sodexo te lang gewacht met het aanhangig maken van dit kort geding. Sodexo was al lang op de hoogte van het standpunt van Fontys en had daarom rekening moeten houden met de gevolgen van het opzeggen van de overeenkomst.
Fontys betwist dat zij verplicht is om een nieuwe aanbestedingsprocedure uit te schrijven. Daarvoor ontbreekt een grondslag. De Code bevat geen juridisch afdwingbare verplichtingen, maar is slechts een moreel appel. Er is in dit geval ook geen sprake van een contractswissel in de zin van artikel 10 lid 1 van de CAO omdat er geen nieuwe opdrachtnemer is gecontracteerd. De werknemers blijven dus in dienst van Sodexo.
De verplichting kan ook niet worden afgeleid uit de Nota van Inlichtingen. Met contracteinde wordt in punt 46 bedoeld het reguliere contracteinde en niet het voortijdig opzeggen van het contract door de opdrachtnemer. Dat geldt ook voor de Code.
Toewijzing van de vorderingen van Sodexo zou ook in strijd zijn met het beginsel van contractsvrijheid. Fontys kan niet tegen haar zin in worden gedwongen om een overeenkomst te sluiten met een nieuwe opdrachtnemer.
Het is ook feitelijk onmogelijk om binnen de door Sodexo gevorderde termijn een aanbestedingsprocedure afgerond te hebben. Dan zou zij in strijd moeten handelen met het aanbestedingsrecht.
De vordering tot het betalen van de personeelskosten door Fontys betreft in feite een geldvordering. Aan de vereisten voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is net voldaan. De omvang van de vordering is onbepaald, onvoldoende spoedeisend en Fontys loopt een aanzienlijk restitutierisico.

4.De beoordeling

4.1.
Sodexo heeft voldoende spoedeisend belang bij haar vordering. De overeenkomst met Fontys is per 1 september 2020 geëindigd zodat Sodexo haar werknemers daar niet langer te werk kan stellen. Sodexo stelt dat zij de werknemers niet elders kan inzetten, terwijl haar salarisverplichtingen gewoon doorlopen. Sodexo heeft er onder die omstandigheden belang bij dat er zo snel mogelijk een nieuwe contractcateraar komt die de werknemers van Sodexo overneemt. Dat Sodexo enkele maanden na de opzegging dit kort geding aanhangig heeft gemaakt doet aan de spoedeisendheid niet af. Van onnodig stilzitten is niet gebleken. Partijen zijn naar aanleiding van de opzegging eerst met elkaar in gesprek gegaan om te kijken of zij het eens konden worden. Van Sodexo kan onder de gegeven omstandigheden niet worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.2.
De eerste vordering van Sodexo strekt tot een bevel voor Fontys om een aan nieuwe aanbestedingsprocedure uit te schrijven en een nieuwe opdrachtnemer aan te stellen die de 84 werknemers van Sodexo overneemt. De vraag is of Fontys daartoe is gehouden. Sodexo stelt zich primair op het standpunt dat partijen een dergelijke verplichting zijn overeengekomen. Dat zou blijken uit de Code Verantwoordelijk Marktgedrag die door partijen is ondertekend en het antwoord van Fontys op de vraag in nr. 46 van de Nota van Inlichtingen.
4.3.
Dat beide partijen zich hebben gecommitteerd aan de Code, is niet in geschil. Maar zoals Fontys terecht stelt vloeien uit de Code geen voor partijen juridisch afdwingbare verplichtingen voort. Het gaat om een moreel appel op de ondertekenaars om de in de Code neergelegde principes na te leven. Dat staat ook met zoveel woorden in de inleiding van de Code:
“Deze code doet een moreel appèl op opdrachtgevers, opdrachtnemers, inleners, vakbonden en tussenpersonen om sociaal verantwoord en met respect voor kwaliteit van de dienstverlening opdrachten uit te zetten, aan te nemen en uit te voeren”.
Los daarvan geldt dat in de Code nergens staat dat Fontys (moreel) gehouden zou zijn om de opdracht opnieuw aan te besteden en een nieuwe opdrachtnemer te contracteren als de opdracht is geëindigd. Laat staan dat zij daartoe gehouden zou zijn als de overeenkomst, zoals in dit geval, door de opdrachtnemer zelf voortijdig wordt opgezegd. In de Code staat over het onderwerp Contractmanagement (pag. 6) dat opdrachtgevers bij een contractwijziging rekening houden met de positie en het welzijn van de betrokken medewerkers, waarbij de opdrachtgever er onder meer op toeziet dat de CAO leidend is. Daaruit volgt niet dat de opdrachtgever verplicht is een nieuwe opdrachtnemer te vinden die de werknemers overneemt. Fontys stelt in dat kader terecht dat van een contractwisseling in de zin van de toepasselijke CAO Contractcatering geen sprake is. In artikel 10 van de CAO staat omschreven wat moet worden verstaan onder een contractwisseling. Er moet sprake moet zijn van een situatie waarbij de opdrachtgever een cateringovereenkomst aangaat met een andere contractcateraar. Daarvan is hier geen sprake: Fontys heeft geen nieuwe contractcateraar.
4.4.
Ook uit het antwoord van Fontys op de vraag in nr. 46 van de Nota van Inlichtingen kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet worden afgeleid dat Fontys zich heeft verplicht tot een nieuwe aanbesteding. De vraag heeft uitdrukkelijk betrekking op artikel 3.1. van de overeenkomst. Dat artikel gaat over de duur van de overeenkomst. Er staat in wanneer de overeenkomst van rechtswege eindigt en dat Fontys de mogelijkheid heeft tot verlening. De opzeggingsbevoegdheid is geregeld in artikel 4.1. Het ligt dan voor de hand dat met “contracteinde” in de vraag in nr. 46 van de Nota van Inlichtingen wordt bedoeld het einde van de overeenkomst op de in 3.1. genoemde wijze, namelijk door het verstrijken van de looptijd. En dus niet een voortijdig einde door opzegging van de overeenkomst door de opdrachtnemer. Dat de toezegging van Fontys om de Code toe te passen bij een contracteinde, zodanig dat de betrokken werknemers zullen overgaan conform het van-werk-naar-werk-principe, ook in dat geval zou gelden is in het licht van het vorenstaande onvoldoende aannemelijk en ligt ook niet voor de hand.
4.5.
De voorzieningenrechter ziet ook geen andere grondslag om Sodexo te verplichten een nieuwe aanbesteding uit te schrijven en een overeenkomst aan te gaan met een nieuwe opdrachtnemer. Goed opdrachtgeverschap c.q. de redelijkheid en billijkheid geven daartoe geen aanleiding. Daarbij stelt de voorzieningenrechter voorop dat Fontys terecht een beroep doet op het beginsel van contractsvrijheid zoals dat in Nederland geldt. Dat beginsel brengt met zich dat het Fontys vrij staat om te bepalen of zij een overeenkomst wil sluiten met een nieuwe opdrachtnemer. Zij kan daartoe niet door Sodexo worden gedwongen. Daar komt nog bij dat de huidige situatie het gevolg is van het feit dat Sodexo zelf de overeenkomst voortijdig heeft opgezegd. Zij heeft dus deze situatie in het leven geroepen. Dat Sodexo als gevolg van een gebrek aan medewerking bij het vinden van een financiële oplossing geen andere keus had dan de overeenkomst op te zeggen, zoals zij stelt, acht de voorzieningenrechter niet erg overtuigend. Daarbij geldt als uitgangspunt dat het feit dat de opdracht voor Sodexo verlieslatend is gebreken, in beginsel voor haar eigen rekening en risico komt. Dat Fontys haar gebouwen in maart 2020 heeft gesloten in verband met de coconacrisis, kan haar bezwaarlijk worden tegengeworpen. Zij moest immers uitvoering geven aan de door de Rijksoverheid opgelegde maatregelen. Voor zover Sodexo van mening was dat Fontys haar onvoldoende tegemoet kwam in het op een financieel gezonde manier uitvoeren van de opdracht en haar verlichtingen als opdrachtgever onvoldoende nakwam, dan geldt dat Sodexo andere (rechts)middelen ter beschikking stonden dan de overeenkomst op te zeggen. Sodexo kan de verantwoordelijkheid voor haar werknemers op deze manier niet volledig afschuiven op Fontys en ervan uitgaan dat Fontys het verder wel regelt. Daarmee miskent Sodexo haar eigen verplichtingen als werkgever.
4.6.
Daar komt bij dat een nieuwe aanbesteding onder de huidige omstandigheden weinig zinvol lijkt. De maatregelen in verband met de coronacrisis brengen met zich dat op dit moment onduidelijk is in hoeverre Fontys in de nabije toekomst behoefte heeft aan een nieuwe contractcateraar en wat de omvang van de opdracht zou moeten zijn. Dat de behoefte van Fontys drastisch is gewijzigd, is evident. Fontys geeft in dat verband ook aan dat zij op dit moment niet van plan is om een nieuwe cateraar te zoeken. Er is dus op dit moment simpelweg geen of nauwelijks werk op het gebied van contractcatering op de locaties van Fontys. Evident is dat er geen werk is voor 84 mensen zoals dat voorheen het geval was. Daarmee zou een nieuwe aanbesteding geen recht doen aan de strekking van het werk-naar-werk-principe. Die strekking is dat de werkgelegenheid voor de betrokken werknemers zoveel mogelijk wordt behouden bij een contractswissel. In dit geval valt te voorzien dat de werknemers waarschijnlijk alsnog op straat komen te staan als zij door een nieuwe opdrachtgever moeten worden overgenomen, omdat er geen werk voor hen is op de locaties van Fontys.
4.7.
Gelet op het vorenstaande bestaat ook geen grond om de overeenkomst te wijzigingen, zoals Sodexo stelt. Een dergelijke wijziging achteraf zou bovendien ook in strijd zijn met de Aanbestedingswet omdat andere inschrijvers daarmee worden benadeeld.
4.8.
Slotsom is dat de eerste vordering zal worden afgewezen.
4.9.
Dat geldt ook voor de tweede vordering. De voorzieningenrechter ziet niet op welke juridische grondslag Fontys gehouden zou zijn om de salariskosten van de betrokken werknemers met ingang van 1 september 2020 aan Sodexo te vergoeden. Uitgangspunt is dat Sodexo als werkgever is zelf verantwoordelijk is voor het voldoen van de salarisverplichtigen jegens haar werknemers. Uit het bovenstaande volgt dat Fontys jegens Sodexo niet verplicht is om een nieuwe aanbesteding uit te schijven teneinde een nieuwe opdrachtnemer te contracteren, laat staan dat zij dat allemaal voor 1 september 2020 had moeten hebben afgerond. Er bestaat dan geen grond om aan te nemen dat Fontys jegens Sodexo schadeplichtig is en de salariskosten van de werknemers zou moeten vergoeden.
4.10.
Sodexo zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Fontys worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.636,00
4.11.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Sodexo in de proceskosten, aan de zijde van Fontys tot op heden begroot op € 1.636,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Sodexo in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Sodexo niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2020.