ECLI:NL:RBOBR:2020:4493

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 september 2020
Publicatiedatum
18 september 2020
Zaaknummer
01/860235- 19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting van een 17-jarig slachtoffer door een 18-jarige verdachte, met bewijsvoering op basis van app- en Instagramberichten

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 21 september 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 18-jarige verdachte, die werd beschuldigd van verkrachting van een 17-jarig meisje. De verkrachting vond plaats op 9 mei 2018 in Helmond. De rechtbank oordeelde dat aan het bewijsminimum, zoals gesteld in artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, was voldaan. De rechtbank heeft steunbewijs in de vorm van app- en Instagramberichten tussen de verdachte en het slachtoffer toegelaten. Het verzoek van de verdediging om het onderzoek te heropenen om de echtheid van deze berichten te onderzoeken, werd afgewezen.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer, bestaande uit € 289,13 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ernstige schending van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, waarbij hij haar dwong tot seksuele handelingen tegen haar wil. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd, maar vond de ernst van het delict zwaarder wegen.

De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar waren en dat er voldoende steunbewijs aanwezig was in het dossier. De verdachte werd schuldig bevonden aan verkrachting en de rechtbank sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van seksuele geweldpleging en de impact daarvan op slachtoffers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST- BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860235- 19
Datum uitspraak: 21 september 2020
Vonnis van de rechtbank Oost- Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1999] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 september 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 4 maart 2020.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 mei 2018 te Helmond, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen en houden van zijn penis en/of een of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] , waarbij het geweld en/of die andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of andere feitelijkheid bestonden uit
- het boven die [slachtoffer] gaan hangen met zijn lichaam en/of
- het vastpakken van de benen en/of armen van die [slachtoffer] en/of
- het bij de benen omlaag trekken van die [slachtoffer] en/of
- het doorgaan met voornoemde handelingen, terwijl die [slachtoffer] (meerdere malen) had aangegeven dat zij dit niet wilde en/of hem en/of zijn hand(en) had weggeduwd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie voert aan dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is, dat de overgelegde whatsapp- en instagramgesprekken voldoende steunbewijs bieden om de verklaring van aangeefster te staven, en dat aangeefster zowel verbaal als fysiek duidelijk heeft laten blijken dat zij de seksuele handelingen niet wilde en naar vermogen heeft gedaan wat ze kon om het handelen van verdachte te stoppen.
De officier van justitie concludeert dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe bepleit primair integrale vrijspraak.
Subsidiair verzoekt de raadsvrouwe de rechtbank het onderzoek te heropenen teneinde onderzoek te doen naar de vraag of de whatsapp- en instagramgesprekken die in deze zaak als steunbewijs dienen mogelijk door aangeefster zijn gefingeerd. Ter staving van dit standpunt heeft de raadsvrouwe op 4 september 2020 een notitie genaamd ‘Social Media Falsificatie’ overgelegd en ter terechtzitting medegedeeld dat zij desgewenst bereid is om de gegevens van de deskundige die de notitie heeft opgesteld over te leggen.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank baseert haar oordeel op de navolgende – zakelijk weergegeven – bewijsmiddelen.
Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van 21 september 2018 voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – [2] :
[slachtoffer] vertelde desgevraagd dat zij vier maanden geleden (…) verkracht was door [verdachte] . (…) Hij zei dat hij haar leuk vond en een paar dagen later stond hij bij haar voor de deur omdat hij haar iets wilde geven. Ze vond het raar en zei dat hij het de volgende ochtend maar moest geven. Ze spraken voor de volgende ochtend bij station Helmond af. Aldaar nam hij haar mee achter de berg bij het spoor. (…) Hij ging (…) over haar heen hangen en begon haar te betasten. Zij had een rokje aan hij ging met zijn hand onder haar rokje richting haar vagina. Zij duwde hem weg wat ook lukte. Ze zei hem dat ze het niet wilde. Hij negeerde dit en ging nog een keer met zijn hand onder haar rokje. Ze probeerde hem weer weg te duwen maar nu lukte het niet. Hij deed haar onderbroekje aan de kant en ging met zijn vingers in haar vagina. Zij probeerde zijn hand weer weg te duwen maar dit lukte niet. Hij pakte haar handen vast zodat ze niks meer kon doen. Ze zei meerdere keren dat ze dit niet wilde maar hij ging toch door. Ze zag dat hij zijn broek open deed. Ze probeerde los te komen maar hij was te sterk. Ze riep dat ze het niet wilde maar hij zei dat ze niet zo moeilijk moest doen. Hij pakte haar bij haar enkels en trok haar omlaag terwijl hij tussen haar benen zat. Ze kon niet los komen en voelde dat hij met zijn penis in haar vagina ging. Ze voelde dat hij op en neer bewoog tot hij in haar klaar kwam. Hij had geen condoom gebruikt. Toen hij van haar afging pakte ze haar fiets en liep snel weg. Hij kwam haar achterna en vroeg haar of zij met hem uit eten ging. Ze zei dat ze dit niet wilde waarna hij weg ging. Ze pakte een maandverband en deed deze in omdat er sperma uit haar vagina liep. Hierna was ze naar school gegaan. (…) Diezelfde avond had ze nog app contact met [verdachte] waarin hij zijn excuus aanbood en aangaf dat het niet goed was wat hij ook besefte. Een paar weken geleden had ze nogmaals app contact met hem. Hierin gaf hij aan dat er dingen gebeuren en dat je dat niet tegen houdt. Op 24 augustus 2018 had ze alles tegen haar vriendin [getuige] verteld omdat zij een feest zou geven en [verdachte] daar ook zou zijn. [slachtoffer] wilde hem niet zien en vertelde haar daarom wat er gebeurd was. Hierna had ze het ook tegen haar moeder verteld. Met haar moeder was ze ondertussen naar de huisarts gegaan voor een soa test welke gelukkig negatief was. Ook had ze al een gesprek gehad met slachtofferzorg en werd er vervolghulpverlening ingeschakeld.
Opmerking verbalisant: [slachtoffer] betreft een zeer slank/smal meisje.
Proces-verbaal aangifte van 8 oktober 2018 voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – [3] :
We hadden buiten afgesproken met elkaar. Dat was bij een soort heuvelachtig gebeuren met bosjes en bomen. Ik zou daar heen komen omdat hij mij iets zou geven maar dat had hij niet meegenomen. Toen zijn wij die heuvel opgelopen. [verdachte] ging op de grond zitten en trok mij naar beneden, hij begon mij te zoenen. Toen ging hij verder en deed zijn handen onder mijn rokje. Ik duwde hem weg en toen deed hij het weer. Hij heeft mij toen gevingerd en dat wou ik ook niet en ik duwde zijn handen weg. Toen ging hij verder. Toen deed hij zijn broek open en toen wou hij in mij. Dat wou ik niet en ik duwde zijn handen weg van mijn armen en benen maar dat lukte niet. Toen gebeurde het. (…) Het duurde niet zo heel lang. Toen hij was klaargekomen stond ik op. Ik pakte mijn fiets en liep naar beneden. Hij kwam mij achterna gelopen. Toen vroeg hij of ik met hem uit eten wou. Ik wou dat niet. Hij vroeg of hij een kus kreeg maar dat wou ik ook niet. (…).
Wanneer is dit gebeurd?
- Op 9 mei 2018. (…) Op die dag moest ik ook naar school (…) Het was op een woensdag.
(…) Wij waren ‘bezig’ met elkaar, dus dat wij elkaar leuk vonden (…).
Hoe gaat het dan als jullie elkaar die woensdag 10 mei om 09.30 uur treffen op het station?
- Ik vroeg aan hem waar het dan was dat hij voor mij mee zou nemen maar dat was hij vergeten mee te nemen. Toen is hij weggefietst en hij vroeg of ik mee fietste. Ik vroeg wat wij dan gingen doen maar daar gaf hij geen antwoord op. Hij zei alleen dat ik maar gewoon mee moest komen. Toen zijn [we] dus naar die berg gefietst.
(…) Wat vond je ervan dat hij die berg omhoog loopt?
- Best wel raar. Ik vroeg daarom wat wij daar gingen doen maar daar gaf hij geen antwoord op. (…) Ik bleef wel gewoon met hem die berg oplopen. (…)
Wat gebeurde er als eerste boven op die berg?
- Hij ging op de grond zitten (…) Toen ik zo naast hem zat toen begonnen wij elkaar te zoenen. (…) Ik vond het eigenlijk wel leuk. Toen was er dus nog niets aan de hand.
(…) Wat gebeurde er daarna?
- Hij wilde mijn rokje open maken met de rits. Ik wou dat niet.
Wat droeg jij op dat moment?
- Een zwart rokje met een rits aan de voorzijde die van boven helemaal naar beneden loopt. Hij wilde die rits dus openmaken maar dat wilde ik niet.
Hoe liet jij merken dat je dat niet wilde?
- Ik deed de rits weer omhoog en ik zei dat ik dat niet wou.
Hoe reageerde hij daarop?
- Toen ging hij dus verder. Hij wilde mij vingeren en toen duwde ik zijn hand weg. (…) Hij deed zijn hand onder mijn rokje en ging met zijn hand naar mijn onderbroek. Hij was toen met zijn hand op mijn been en ik duwde zijn hand weg. Toen ging hij weer met zijn hand weer onder mijn rokje en ging met zijn hand in mijn onderbroek. Toen vingerde hij mij wel. Toen pakte ik zijn hand en duwde hem eruit. (…)
Hoe deed hij dat vingeren bij jou?
- Hij duwde mijn onderbroek aan de kant en deed zijn vingers in mijn vagina. (…) Toen rolde hij mij het gras op en toen lag ik met mijn rug op de grond. Hij zat, denk ik, op zijn knieën op het gras. Hij zat met zijn knieën bij mijn benen en hing met zijn lichaam boven mij. (…) Ik duwde hem weg en toen stopte hij. Toen deed hij zijn broek open.
(…) Heb jij iets gezegd op dat moment?
- Ik zei dat ik het niet wou. (…)
Toen deed hij zijn broek open. Hoe ging dat precies?
- Hij maakte met zijn hand zijn broek vast open. (…) Toen hij zijn broek open deed pakte hij mijn armen en benen .
Hoe gaat dat dan precies?
- Ik zei dat ik het niet wou want hij trok mij aan mijn benen en bovenbenen verder omlaag. Ik wou dat niet en ik duwde hem weg. Toen deed hij mijn hand weer weg bij zijn handen.
(…) Hoe kan hij zijn broek open maken en jouw armen en benen vastpakken?
- Eerst deed hij zijn broek open maken en daarna pakte hij mijn armen en benen vast.
Waar pakte [verdachte] dan jouw armen vast en waar jouw benen?
- Mijn armen pakte hij bij mijn bovenarmen. Mijn benen pakte hij vast aan de binnenkant van bovenbenen.
Hoe trok hij dan jou verder naar beneden?
- Hij pakte het midden van mijn benen vast en trok mij dichter naar zich toe. (…) Toen kwam hij dus met zijn penis in mijn vagina.
Hoe ging dat precies?
- Ik duwde zijn handen weg van mij. Hij duwde mijn handen weer weg zodat ik hem niet kon tegen houden.
Hoe lukte het dan om zijn penis in jouw vagina te krijgen?
- Hij had mijn bovenbenen vast. Toen duwde hij mijn onderbroek opzij. Hij ging er gewoon langs en ging toen in mijn vagina.
Met wat duwde hij dan jouw onderbroek opzij?
- Met zijn penis.
Wat doet hij dan als hij met zijn penis in jouw vagina is?
- Hij bewoog. (…) Dat bleef hij een paar seconden doen en toen kwam hij klaar. (…)
Heeft hij een condoom gebruikt?
- Nee.
(…) Hoe ging het toen verder?
- Toen pakte ik mijn tas en mijn fiets. Toen liep ik de berg af. Toen stopte ik want het sperma liep uit mijn vagina. Ik ben toen beneden aan de berg gestopt. Toen heb ik maandverband gepakt en in mijn onderbroek gelegd.
(…) Toen vroeg [verdachte] aan mij of ik mee uit eten wilde maar dat wou ik niet. Ik werd toen boos op hem (…)
Hoe ging het verder tussen jou en [verdachte] ?
- Dat was eigenlijk wel voorbij. Ik had hem die avond nog wel geappt en gezegd dat hij mij pijn gedaan had. Ik vroeg aan hem waarom hij het gedaan had. (…)
Noot verbalisanten:
Deze appjes en berichten worden gevoegd bij deze aangifte.
(…) Heb jijzelf nog iets wat je wil vertellen?
- Ik had wel krassen op mijn armen en benen door het afhouden van hem. Dit waren krassen van zijn nagels.
(…) Wat heb je bij de huisarts verteld?
- Wat er gebeurd was. Dat ik was verkracht door [verdachte] . (…) Ik heb daarna nog een gesprek gehad met Slachtofferhulp en afgelopen vrijdag ben ik doorverwezen naar de psycholoog.
Proces-verbaal van bevindingen van 28 februari 2019, met bijlagen, voor zover inhoudende – zakelijke weergegeven – [4] :
Bijlage
1) WhatsApp gesprek met verdachte [verdachte] (…) en gesprekken met verdachte [verdachte] via Instagram
2) (…) de WhatsApp gesprekken met [getuige] .
BIJLAGE 1, pagina 57
10 mei
Je hebt me echt pijn gedaan
18:29
Srry was ni bedoeling egt no
Ik maak het goed dat beloof ik
“ [verdachte] . Srry was ni bedoeling egt no”. Niet je bedoeling ? Wtf is er mis met jou
Zeg toch srry
Dus je hebt me verkracht
En je zecht nu allen sory omdat ik er iets van zeg
Ner
Had ik sws gezegt
BIJLAGE 1, pagina 43
(…)
Had ik sws gezegt
Was ni goex besef ik ook
BIJLAGE 1, pagina 46
19 augustus 2018 om 13:36(…)
Wilde dit gisteren eigenlijk bij [getuige] zeggen alleen je kwam ni
Ja vast
Spijt komt altijd oo het laaste moment
Ben gewoon sts
BIJLAGE 1, pagina 44
(…)
Ben gewoon sts
Tuurlijk
Je kan me ook geloven
Wa hedde gedaan dan
Ga je nou echt zo doen
Je weet wat je hebt gedaan en nu weet je ook dat je in de shit zit
Had deze ni verwacht
BIJLAGE 1, pagina 47
(…)
Had deze ni verwacht
Had ander beeld van je
Je kent me niet eens deed je nooit moeite voor
(…)
Had gehoopt gewoon vrienden te kunnen blijven
BIJLAGE 1, pagina 45
Had gehoopt gewoon vrienden te kunnen blijven
19 augustus 2018 om 15:23
Waarom verkrachte je me
Wij hadden fix dus dan gebeuren er dingen enja dat houd ke niet tegen
Dus als iemand zegt ik wil het jiet dan ga jij door
Dat is niet normaal zo iets doe je niet
Kunnen we gewoon normaal doen
BIJLAGE 1, pagina 48
(…)
Kunnen we gewoon normaal doen
Want ik wil dat jij ook gewoon weer bij de groep komt want dit s voor niemand leuk zo
Jij hoeft er jiet mee te leve dat je verkracht ben door de jonge waar je mee bezig bent dat je geen vertouwen meer hebt
Niemand verdient het
Niemand
BIJLAGE 2 [5]
[getuige]
wo 15 aug.
(…) Hoezo kom je niet als [verdachte] komt ?? (…)
Omdat hij iets heeft gefaan wat echt niet kan
Ik kom echt niet als hij komt sory
(…)
We waren een paar maanden gelede bezig met elkaar en toen heeft hij me verkracht
Wel
Da is wel heftig
Ja ik zei dat ik het niet wilfe en gint gwn door
Ohhh
(…)

do 16 aug.

Ohh [slachtoffer]
Ik snap t gewoon nie
Hoe ken die da doen
Hij wilde me iets geven zei hij voor dat ik naar school ging
Maar hij wilde dus meer en ik niet
Ohh...
(…)
Hoe kan hij maat
Als jij nee zegt
Ik weet het
Snapte hem echt niet
Proces-verbaal van bevindingen van 1 maart 2019, met bijlagen, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – [6] :Op vrijdag 1 maart 2019 bekeek ik, verbalisant [verbalisant] , de digitaal geëxtraheerde gegevens afkomstig uit de GSM van aangeefster [slachtoffer] (…) Op 15 augustus 2018 spreekt [slachtoffer] met [getuige] over de verkrachting. De berichten hierover komen geheel overeen met de door haar aangeleverde berichten. (…)
Proces-verbaal van verhoor van [getuige] van 6 maart 2019 voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – [7] :
Sinds dit met [verdachte] is gebeurd gaat [slachtoffer] bijna niet meer op stap (…). Ze heeft toen ook verteld dat er dingen zijn gebeurd die zij niet wilde op seksueel gebied. Dat [slachtoffer] had een paar keer aangegeven dat zij dit niet wilde maar hij het toch deed. Toen heeft zij mij daarover geappt wat er allemaal gebeurd was. Ze zei tegen hem dat ze het niet wou maar hij deed het toch. Ze had mij ook niet meteen verteld dat ze verkracht was. Dat heeft zij pas later verteld toen wij met een vrienden op stap waren. Ze wilde eigenlijk niet mee op stap maar [verdachte] ging ook mee op stap. Toen heeft zij mij apart genomen en toen heeft ze mij verteld dat hij haar verkracht had.
(…) Wie zou haar dan verkracht hebben?
- [verdachte] .
(…) Zijn we nog belangrijks vergeten te vragen of wil je zelf nog iets toevoegen?
- Nadat ik van [verdachte] had gehoord dat [slachtoffer] aangifte ging doen of had gedaan, tijdens het op stap gaan. (…) [verdachte] zag toen [slachtoffer] en riep iets naar haar en hij zei tegen de groep: “zij heeft geen poot om op te staan, ik heb een advocaat”.
Proces-verbaal van verhoor verdachte van 9 april 2019 voor zover inhoudende – zakelijke weergegeven – [8] :
Over welke [slachtoffer] hebben we het dan?
- [slachtoffer] (…)
- Ik heb er seks mee gehad.
(…) Volgens [slachtoffer] heb je haar op woensdag 9 mei 2018 verkracht.
Wat is er volgens jou gebeurd?
- Ik weet dat we seks hebben gehad. (…) Een paar dagen later kreeg ik te horen dat ik haar zou hebben verkracht. (…)
- (…) Ik heb een tijd met haar contact gehad en een tijdje niet. Daarna kregen we weer contact en vroeg zij of ik bij haar aan de deur kwam. Zij gaf aan dat zij thuis was en dat ik gewoon langs kon komen. (…) Volgens haar wilde je haar iets geven (…) Wat wilde jij haar geven?
- Ik had een klein cadeautje voor haar maar uiteindelijk is het er nooit van gekomen om dit aan haar te geven. (…)
Had jij daar op de plek waar je met [slachtoffer] had afgesproken, het station, al niet vaker met meisjes afgesproken?
- Ja want ik woon daar vlakbij.
Volgens [slachtoffer] zijn jullie naar een berg toe gefietst, bij de [plaats] . Klopt dat?
- (…) dat kan.
Kun jij je wel herinneren dat jij een keer met haar daar bent geweest dan?
- Ja, dat kan ik me herinneren dat was toen de zon scheen. Het lekker weer was. Ik ben er een keer met haar daar naar toe geweest (…) We hebben toen gepraat met elkaar en hebben daar in de zon gelegen (…) het was warm. (…)
- Wij zijn gaan zitten. Ik heb met haar gezoend. Verder kom ik er niet op.
(…) Zoals [slachtoffer] het zegt, wordt ze verkracht, en is jouw reactie daarna is of ze mee uit eten wil.
Wat dacht je op dat moment?
- Dat kan best dat weet ik niet. Ik weet niet of dat ik dat zei voordat zij zei dat ze verkracht was of daarna.
Kun je dat uitleggen?
- Ik kan me wel iets van herinneren om iets te gaan doen om het toch nog te kunnen proberen. Volgens mij riep zij daarna dat zij verkracht was. (…)
Maar hoezo zeg je dan dat je niet meer weet of dit gezegd is voordat zij gezegd heeft dat zij verkracht was of daarna. Leg eens uit?
- Ja. Het lijkt me inderdaad niet logisch dat ik dit voorstel als zij aangeeft dat zij door mij verkracht is. Ik weet dit echter niet 100% zeker. (…)
We hebben telefoongegevens uit de GSM van [slachtoffer] . Jij staat er in als contact met nummer [telefoonnummer] . Klopt dat nummer?
- Ja, dat is mijn nummer. (…)
[slachtoffer] zegt dat ze je op 10 mei 2018, jou een bericht stuurt dat je haar echt pijn hebt gedaan en dat je haar hebt verkracht hebt en jij reageert met “sorry”. Kijk hier eens naar. Bijlage 1. Wat kun je hierover zeggen?
- Ik kan me dit app gesprek niet meer precies herinneren. (…) Mijn berichten waren er op gericht op het feit dat ik haar pijn had gedaan. (…)
Op 19 augustus 2018 verduidelijk je dit voor haar, Op de vraag waarom je haar verkrachtte, antwoord je “Wij hadden fix dus dan gebeuren er dingen en ja dat houd ke niet tegen”. Zie bijlage 2. Wat kun je hierover verklaren?
- Wij hebben dingen gedaan. Ik heb toen gezegd dat we een fix hadden en dat het dan inderdaad kan gebeuren. (…)
Proces-verbaal van verhoor verdachte van 10 april 2019 voor zover inhoudende – zakelijke weergegeven – [9] :
(…) Wat bedoelde je precies met “Wij hadden fix dus dan gebeuren er dingen en ja dat houd ke niet tegen”.
- Het was mijn bedoeling om te zeggen dat we seks hadden gehad en dat dit soort dingen dan kunnen gebeuren. Dat ik niet de intentie had om haar te verkrachten. Alleen maar dat het dan kan gebeuren dat we seks hadden. (…)
De verklaring van verdachte ter terechtzitting voor zover hierna – zakelijk – is weergegeven [10] :Ik heb aan [slachtoffer] het bericht verstuurd ‘Wij hadden fix dus dan gebeuren er dingen en ja dat houd je niet tegen.’ Dat was een reactie op eerdere appjes van haar, dat ik haar pijn had gedaan. Het bericht ‘Kunnen we gewoon normaal doen’, heb ik ook verstuurd.
Ik had met [slachtoffer] afgesproken op station Helmond Brouwhuis. Het klopt dat we bezig waren met elkaar, een fix hadden. We vonden elkaar leuk. U vraagt mij wat een fix is, een fix is een soort van voorbereiding met een meisje naar verkering toe, dat is hetzelfde als bezig zijn met iemand.
Proces-verbaal van bevindingen van 15 maart 2019, met bijlagen, voor zover inhoudende – zakelijke weergegeven – [11] :
Op 15 maart 2019 belde ik, verbalisant [verbalisant] , om 13:11 uur met aangeefster [slachtoffer] . (…) Ik, verbalisant [verbalisant] , had bemerkt dat in de aangifte staat dat het delict zeker op woensdag 9 mei 2018 heeft plaatsgevonden omdat ze toen naar school moest. Echter wordt door verbalisanten soms 10 mei in het proces verbaal genoemd. Zelf spreekt [slachtoffer] in de aangifte over het feit dat ze dezelfde avond appjes van [verdachte] heeft met de datum 10 mei 2018. Hierop hoorde ik [slachtoffer] verklaren dat het zeker woensdag 9 mei 2018 was dat de verkrachting heeft plaatsgevonden. Ik vroeg haar hoe het dan zat met de berichten waarop ze aangaf dat de berichten dan mogelijk een dag later zijn verstuurd. Hierop bekeek ik, verbalisant [verbalisant] de telefoongegevens van [slachtoffer] . Een gesprek met vermoedelijk klasgenoten werd door mij aangetroffen. Hierop werd gesproken dat 9 mei 2018 om 11:00 uur men naar de Cacaofabriek moest voor de les. Een afbeelding van een rooster wordt op 9 mei 2018 om 07:40 uur gestuurd. Uitvergroot is hierop te lezen dat om 10:15 uur ‘rekenen’ staat vermeld. (…)
Vaststelling rechtbank op grond van de bewijsmiddelen
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
De rechtbank overweegt als volgt. De verklaringen van aangeefster zijn gedetailleerd en haar verklaringen ten tijde van de aangifte stemmen overeen met hetgeen zij tijdens het informatief gesprek heeft verteld. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat de verklaringen van aangeefster zijn verzonnen, aangedikt of door derden zijn beïnvloed. Ook blijkt niet van oneigenlijke motieven aan de zijde van aangeefster. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn.
BewijsminimumVervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de - betrouwbaar geachte - verklaring van aangeefster voldoende steun vindt in de rest van het strafdossier. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of er sprake is van voldoende steunbewijs is, indien de bewezenverklaring zwaar leunt op de verklaring van één getuige, zoals vaak het geval is bij zedenzaken, afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval. Wel zijn daarvoor in de jurisprudentie enige regels geformuleerd. Zo moet het steunbewijs “voldoende steun” geven aan de verklaring van die getuige, dat wil zeggen dat het steunbewijs op relevante wijze in verband dient te staan met de inhoud van de verklaring van die getuige. Steunbewijs mag in beginsel niet enkel afkomstig zijn van dezelfde bron in die zin dat als steunbewijs zou kunnen worden gebruikt de verklaring van een ander aan wie de getuige heeft verteld wat haar of hem is overkomen. Enkel een de auditu verklaring levert op zichzelf niet voldoende steunbewijs op. Wel kunnen bepaalde waarnemingen of vaststellingen die niet van de getuige afkomstig zijn voldoende steunbewijs opleveren.
Steunbewijs / geen heropening onderzoek
De bewoordingen van de app- en instagramberichten tussen verdachte en aangeefster zijn naar het oordeel van de rechtbank authentiek en geven naar het oordeel van de rechtbank voldoende steun aan de verklaring van aangeefster.
De rechtbank ziet geen aanleiding om in te gaan op het (voorwaardelijke) verzoek van de raadsvrouwe, om het onderzoek te heropenen om nader onderzoek naar de echtheid van de appberichten tussen verdachte en aangeefster te laten verrichten, te volgen en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft tijdens de politieverhoren bevestigd dat er appverkeer tussen hem en aangeefster heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft in het procesdossier geen aanwijzingen gevonden voor de stelling dat de zich in het dossier bevindende appberichten (deels) gefingeerd zouden zijn. De eigen verklaringen van verdachte tijdens zijn verhoren door de politie, waarbij hij (onder meer) erkent dat meerdere aan hem door de politie voorgelegde app- en instagramberichten van hem afkomstig zijn en dat deze gericht zijn aan aangeefster als reactie op haar berichten dat hij haar pijn had gedaan, duiden daar niet op. Ter terechtzitting heeft verdachte nogmaals bevestigd dat hijzelf verschillende, zich in het dossier bevindende berichten, aan aangeefster verzonden heeft, waaronder: ‘Wij hadden fix dus dan gebeuren er dingen en ja dat houd je niet tegen.’
Dat verdachte naar zijn zeggen in het app- en instagramverkeer (aanvankelijk) over het woord ‘verkrachting’ heen heeft gelezen en dat hij zich (twee jaar na dato) deze gesprekken niet meer precies kan herinneren maakt dit niet anders en vormt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende noodzaak tot heropening van het onderzoek.
De enkele omstandigheid dat whatsapp- en instagramberichten relatief eenvoudig kunnen worden gemanipuleerd en/of vervalst doet aan het vorenstaande niet af.
De rechtbank concludeert dat het steunbewijs kan worden gebruikt voor de bewezenverklaring.
Conclusie
Nu de rechtbank de verklaring van aangeefster betrouwbaar en geloofwaardig acht en voor deze verklaring ook voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig ziet, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster door geweld heeft gedwongen om seksuele handelingen te ondergaan tegen haar wil.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is:
dat verdachte op 9 mei 2018 te Helmond door geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen en houden van zijn penis en een of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] , waarbij het geweld bestond uit:
- het boven die [slachtoffer] gaan hangen met zijn lichaam en
- het vastpakken van de benen en armen van die [slachtoffer] en
- het bij de benen omlaag trekken van die [slachtoffer] en
- het doorgaan met voornoemde handelingen, terwijl die [slachtoffer] meerdere malen had aangegeven dat zij dit niet wilde en hem en zijn handen had weggeduwd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsrapport van 10 maart 2020: meldplicht bij de reclassering en meewerken aan een intake (vervolgd met eventuele diagnostiek) en, indien dit vanuit de intake/diagnostiek nodig wordt geacht, behandeling door forensische GGZ De Omslag te Eindhoven of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe van verdachte heeft vrijspraak ten aanzien van de gehele tenlastelegging bepleit. De raadsvrouwe van verdachte heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een destijds 17-jarig meisje, met wie hij een ‘fix’ had. Hij vroeg haar mee te komen omdat hij een cadeautje voor haar zou hebben en zij vertrouwde hem en volgde hem. Aangekomen op de door hem gekozen plek heeft hij haar gedwongen tot het ondergaan van vingeren en onbeschermde seks. Hij heeft daarbij geweld toegepast door boven haar te gaan hangen met zijn lichaam en haar vast te pakken bij (beurtelings) armen en benen zodat zij niet kon vluchten. Verdachte heeft zich niets aangetrokken van de gevoelens van het slachtoffer en is ver over haar grenzen heen gegaan, waarbij hij haar verbale en fysieke uitingen van verzet heeft genegeerd. Hij heeft haar lichamelijke integriteit aangetast, puur ter bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Door de onbeschermde seks liep het slachtoffer bovendien het risico op een ongewenste zwangerschap en/of een seksueel overdraagbare aandoening.
Slachtoffers van dit soort ernstige feiten kunnen daarvan vaak ernstige en langdurige psychische gevolgen ondervinden. Dat het slachtoffer daadwerkelijk ernstige psychische gevolgen heeft ondervonden, blijkt uit de toelichting op de vordering benadeelde partij en de door het slachtoffer voorgedragen slachtofferverklaring ter terechtzitting.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank ten nadele van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte de ernst van het door hem aan zijn slachtoffer aangedane leed kennelijk niet dan wel onvoldoende inziet en hij misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer in hem stelde.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hiervoor omschreven ernst en voormelde oriëntatiepunten aan verdachte een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd dient te worden.
De rechtbank zal vanwege de zeer jeugdige leeftijd van verdachte ten tijde van het plegen van het feit (18 jaar) bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf in strafmatigende zin afwijken van de normaliter op te leggen gevangenisstraf voor volwassenen.
De rechtbank weegt tevens in het voordeel van verdachte mee dat sinds het tijdstip waarop het door hem gepleegde strafbare feit heeft plaatsgehad geruime tijd is verstreken waarin verdachte in onzekerheid verkeerde over een eventuele veroordeling, terwijl verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport van 10 maart 2020 en is gelet daarop van oordeel dat intake, diagnostiek en (zonodig) behandeling van verdachte geïndiceerd is om daarmee eventuele toekomstige recidive te voorkomen.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk.
Met de oplegging van het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht, anderzijds dient dit als waarschuwing voor verdachte, teneinde te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 9.753,13 bestaande uit € 289,13 aan materiële schadevergoeding en € 9.464,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Zij heeft haar oorspronkelijke vordering ter terechtzitting voor wat betreft de materiële schadevergoeding verminderd met € 172,00.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht zowel de materiële als immateriële gevorderde schadevergoeding integraal voor toewijzing vatbaar.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft de rechtbank om vrijspraak gevraagd en vraagt de rechtbank daarom de vordering van de benadeelde partij integraal niet-ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling.De rechtbank acht allereerst toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de gevraagde materiële schadevergoeding van in totaal € 289,13, bestaande uit: eigen bijdrage ziektekosten € 172,00, kilometervergoeding € 102,13 en geschatte telefoonkosten € 15,00.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding stelt de rechtbank vast dat het door verdachte gepleegde feit een ernstige schending van de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij betekent, op grond waarvan de benadeelde partij een aanspraak op vergoeding van immateriële schade heeft. Rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar redelijkheid en billijkheid op € 5.000,00.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering om immateriële schadevergoeding voor zover deze het bedrag van € 5.000,00 te boven gaat.
De benadeelde partij kan dat onderdeel van de vordering (de resterende gevorderde immateriële schadevergoeding ter hoogte van € 4.464,00) slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank overweegt voorts dat de toegekende materiële- en immateriële schadevergoeding dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel.De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2018 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Toegepaste artikelen:

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 242 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

verkrachting verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

legt op de volgende straf en maatregel:
gevangenisstraf voor de duur van 18 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
waarvan 12 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich binnen twee dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland Regio Zuid (telefoonnummer 088 8041504) en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de reclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht.
- meewerkt aan een intake (vervolgd met eventuele diagnostiek) en zich, indien dit vanuit de intake/diagnostiek nodig wordt geacht, laat behandelen door forensische GGZ De Omslag te Eindhoven of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft aan Reclassering Nederland (Regio Zuid) de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Maatregel van schadevergoeding:
Legt aan de veroordeelde op
de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het [slachtoffer] van een bedrag van € 5.289,13, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 61 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit € 289,13 aan materiële schadevergoeding en € 5.000,00 aan immateriële schadevergoeding. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 5.289,13, bestaande uit € 289,13 materiële schadevergoeding en € 5.000,00 immateriële schadevergoeding.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering (€ 4.464,00 aan immateriële schadevergoeding) niet-ontvankelijk is.
Indien veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Proceskosten
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. M. Lochs, leden,
in tegenwoordigheid van mr. S.H. Snoeij, griffier,
en is uitgesproken op 21 september 2020.
mr. M. Lochs is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de Politie Eenheid Oost- Brabant, Dienst Regionale Recherche- Zeden, einddossier, OBRBC180156 RIKUGUN, genummerd PL2100- 2018183230.
2.Proces-verbaal p. 25-27.
3.Proces-verbaal p.28-38.
4.Proces-verbaal p. 42-57.
5.Bijlage 2 bij voormeld proces-verbaal, p. 49-56.
6.Proces-verbaal met bijlagen, p. 59-82.
7.Proces-verbaal p. 89-92.
8.Proces-verbaal p. 97-107.
9.Proces-verbaal p. 110-116
10.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 7 september 2020.
11.Proces-verbaal met bijlagen, p. 39-41.