Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding van 31 augustus 2020 met producties, genummerd 1 tot en met 52;
- de brief van mr. Lynen van 3 september 2020 met 72 producties;
- de brief van mr. Silvertand van 4 september 2020, tevens houdende wijziging van eis, met producties, genummerd 53 tot en met 56;
- de brief van mr. Lynen van 7 september 2020, tevens houdende conclusie van antwoord;
- de brief van mr. Silvertand van 7 september 2020 met producties, genummerd 57 en 58;
- de brief van Obvion waarbij zij mevrouw [medewerkster Obvion] machtigt om Obvion in rechte te vertegenwoordigen;
- de mondelinge behandeling ter zitting van 8 september 2020, via een skype-verbinding;
- de pleitnota van mr. Silvertand;
- de pleitnota van mr. Lynen.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
tijdelijkgeen stappen zou ondernemen tegen de verhuursituatie vanwege de economische crisis. In de brief worden de risico’s voor Obvion “opgehangen” aan de zekerheidswaarde van de woning, die op dat moment klaarblijkelijk voldoende was om geen stappen te ondernemen tegen de verhuursituatie. De voorzieningenrechter constateert dat die zekerheidswaarde sinds 2010 alleen maar groter is geworden. Immers, [eiser] heeft zijn hypotheekverplichtingen ten aanzien van het Spaargarant gedeelte steeds voldaan. Daarnaast heeft hij sinds februari 2019 vrijwillig