Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding van 6 februari 2020,
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring van 1 juli 2020,
- de incidentele conclusie van antwoord van 15 juli 2020,
- het verzoek van F1 Markets van 20 juli 2020 om een nadere akte te mogen nemen,
- het door [eiser] hiertegen gemaakte bezwaar van 21 juli 2020,
- de akte uitlaten na incidentele conclusie van antwoord door F1 Markets van 12 augustus 2020.
2.De feiten in het incident
3.De vordering in de hoofdzaak
4.De vordering in het incident
5.De beoordeling in het incident
- Het begrip ‘consument’ moet restrictief worden uitgelegd op basis van de positie die de betrokken persoon in een bepaalde overeenkomst inneemt in verband met de aard en het doel van deze overeenkomst, en niet op basis van de subjectieve situatie van die persoon. Een en dezelfde persoon kan immers voor sommige transacties als consument, en voor andere als ondernemer worden beschouwd.
- Alleen overeenkomsten die een individu los en onafhankelijk van enige bedrijfs- of beroepsmatige activiteit of doelstelling sluit, met als enig doel te voldoen aan de eigen particuliere consumptiebehoeften, vallen onder de beschermende regeling van de artikelen 17, 18 en 19 van de verordening. Dit betekent dat deze regeling enkel van toepassing is indien de overeenkomst tussen de partijen is gesloten voor een niet bedrijfs- of beroepsmatig gebruik van het goed of de dienst in kwestie.
- Artikel 17 van de verordening vereist niet dat de consument zich op een specifieke manier gedraagt in het kader van de overeenkomst die hij sluit, wat bij financiële dienstverleningsovereenkomsten betekent dat niet relevant is wat de waarde is van de verrichte transacties, de omvang van de risico’s op financiële verliezen, de eventuele kennis of deskundigheid van een persoon op het gebied van financiële instrumenten of zijn actieve gedrag bij dergelijke transacties, noch of de consument een groot aantal transacties heeft verricht in een relatief kort tijdsbestek of dat hij grote bedragen in die transacties heeft geïnvesteerd.
6.De beslissing
4 november 2020voor conclusie van antwoord,