Nadere overwegingen ten aanzien van het bewijs.
De rechtbank stelt voorop dat zij moet beoordelen of verdachte als werkgever al dan niet opzettelijk heeft nagelaten bepaalde maatregelen te nemen, die zij in het kader van het Arbeidsomstandighedenbesluit en/of de Arbeidsomstandighedenwet wel had moeten nemen, terwijl daardoor naar zij wist of redelijkerwijs moest weten levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van haar werknemers ontstond of te verwachten was.
Artikel 7.7, eerste en vierde lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit (eerste gedachtestreepje).
Artikel 7.7., eerste en vierde lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit legt de verplichting op aan de werkgever om indien een arbeidsmiddel gevaar oplevert, dit arbeidsmiddel van zodanige schermen of beveiligingsinrichtingen te voorzien, dat het gevaar zoveel mogelijk wordt voorkomen. Daarnaast mogen de schermen of beveiligingsinrichtingen niet op eenvoudige wijze kunnen worden genegeerd of buiten werking worden gesteld.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen en uit de behandeling ter terechtzitting blijkt dat het slachtoffer het beveiligde deel van zaaglijn 61 heeft betreden, terwijl de machines niet waren uitgeschakeld en druk- en spanningsloos waren gemaakt. Het slachtoffer deed dit tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden in zaaglijn 61. Dit wordt niet betwist door de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en in de kern ten aanzien van de technische maatregelen aangevoerd:
Zaaglijn 61 bood voldoende bescherming tegen bewegende delen. De zaaglijn is beveiligd met een gebiedsafscherming rondom de gehele zaaglijn. De toegangsdeuren zijn beveiligd met een functieblokkering, die ervoor zorgt dat bij het openen van de toegangsdeur de zaaglijn automatisch stilvalt;
Storingen in de lijn kunnen veelal vanuit het beveiligde gebied worden opgelost;
De opening in de zaaglijn bij de kettingbaan is beveiligd met een inloopbeveiliging met mutingsysteem en lichtscherm.
De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in haar betoog tot vrijspraak. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de in werking zijnde zaaglijn kon worden betreden zonder dat de beveiliging aansloeg en de zaaglijn liet stilvallen. Namelijk:
- door het lichtscherm te overbruggen;
- door onder de trapleuning van de brug door te kruipen en
- door het nieuw aangebrachte gele schuifhek open te schuiven.
Er waren dus drie manieren om de beveiliging te omzeilen. Die manieren waren, zo blijkt uit de diverse verklaringen van de werknemers, eenvoudig en bovendien breed bekend bij de werknemers, ook bij de productieleider en veiligheidsmedewerkers, op de werkvloer. Ook was bekend dat er regelmatig storingen waren, in die zin dat kalkzandsteenblokken onbedoeld op de transportband bleven liggen, en dat werknemers daarom regelmatig de zaaglijn in gingen om die storingen op te heffen.
Verdachte heeft geweten dat die drie manieren om de beveiliging te omzeilen er waren. Naar het oordeel van de rechtbank valt haar wetenschap samen met de wetenschap bij de bedrijfsleider, voorman/veiligheidsambassadeur en arbo-coördinator, die met betrekking tot de veiligheid en het gedrag op de werkvloer immers het verlengstuk en “de oren en ogen” waren van (het bestuur van) verdachte.
Verdachte heeft desondanks nagelaten maatregelen te nemen tegen voornoemde drie manieren, waardoor het omzeilen van de beveiliging van zaaglijn 61 op eenvoudige wijze mogelijk was en bleef. Als gevolg daarvan is het risico dat de bewegende delen van de machine gevaar zouden opleveren niet voorkomen.
De boodschap van verdachte aan de werknemers dat op het overbruggen van het lichtscherm (de zgn. plank- of voetmethode) ontslag stond, is naar het oordeel van de rechtbank geen afdoende maatregel. Verdachte had, nu deze methode haar bekend was, ervoor moeten zorgen dat het omzeilen van de beveiliging van de zaaglijn op deze wijze feitelijk onmogelijk werd.
Door verdachte is tijdens de behandeling van de strafzaak nog aangevoerd dat zij niet op de hoogte was van de plaatsing van het gele schuifhek. Het kan naar het oordeel van de rechtbank echter niet anders dan dat het nieuw aangebrachte gele schuifhek direct of indirect in opdracht van verdachte is aangebracht. De rechtbank acht het onaannemelijk dat anderen dan verdachte, en ook nog geheel buiten verdachte om, een opdracht tot het plaatsen van een schuifhek verstrekken aan een extern bedrijf.
Het nalaten maatregelen te nemen tegen de drie manieren waarop de beveiliging bij zaaglijn 61 omzeild kon worden, levert gevaar op voor de werknemers werkzaam bij deze zaaglijn. Dit gevaar heeft zich ten aanzien van één van de werknemers daadwerkelijk verwezenlijkt.
Artikel 3, eerste lid onder a en/of b van de Arbeidsomstandighedenwet (derde gedachtestreepje).
Artikel 3 eerste lid onder a en b van de Arbeidsomstandighedenwet legt (onder meer) de verplichting op aan de werkgever te zorgen voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten. De werkgever organiseert de arbeid zodanig dat daarvan geen nadelige invloed uitgaat op de veiligheid en de gezondheid van de werknemer en de gevaren en risico’s voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemer worden zoveel mogelijk in eerste aanleg bij de bron daarvan voorkomen of beperkt. Voor zover dit niet bij de bron mogelijk is, worden daartoe andere doeltreffende maatregelen getroffen.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen en uit de behandeling ter terechtzitting is de rechtbank gebleken, mede gelet op hetgeen hiervoor met betrekking tot ‘gedachtestreepje 1’ is overwogen, dat verdachte er niet voor heeft gezorgd dat de arbeid zodanig was georganiseerd dat daarvan geen nadelige invloed uitging op de veiligheid en de gezondheid van de werknemers en dat de risico’s zoveel mogelijk werden voorkomen.
Artikel 5, eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet (vierde gedachtestreepje).
Artikel 5, eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet legt de verplichting op aan de werkgever bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid in een inventarisatie en evaluatie schriftelijk vast te leggen welke risico’s de arbeid voor de werknemers met zich brengt. De risico-inventarisatie en -evalutie (hierna: RIE) moet tevens een beschrijving van de gevaren en de risico’s voor bijzondere categorieën van werknemers bevatten.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen en uit de behandeling ter terechtzitting blijkt dat in de RIE van 12 december 2017 en het daarbij behorende plan van aanpak wel in zijn algemeenheid het risico werd benoemd van de toegankelijkheid van zaaglijn 61 en het gevaar van bewegende delen, maar dat in deze RIE niet stond vermeld dat werknemers zaaglijn 61 in moesten voor productiedoeleinden en welke gevaren dat met zich bracht. De verdiepende RIE met betrekking tot zaaglijn 61 had op de ten laste gelegde datum nog niet plaatsgevonden.
Daarmee heeft verdachte zich niet gehouden aan het bepaalde in artikel 5 eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet.
Artikel 8, vierde lid van de Arbeidsomstandighedenwet (zesde gedachtestreepje).
Artikel 8, vierde lid van de Arbeidsomstandighedenwet legt de verplichting op aan de werkgever toe te zien op de naleving van de instructies en voorschriften gericht op het voorkomen of beperken van risico’s.
Uit de bewijsmiddelen en de behandeling ter terechtzitting is gebleken dat er na 17:00 uur en tijdens de nachtelijke uren geen toezicht was op de uitvoering van de werkzaamheden bij zaaglijn 61. Er was alleen toezicht van collega’s onderling, maar er was geen toezichthouder of cameratoezicht aanwezig. Bovendien leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat het slachtoffer op het moment van het ongeval als enige bij zaaglijn 61 aan het werk was.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte in strijd met artikel 8, vierde lid van de Arbeidsomstandighedenwet heeft gehandeld door niet toe te zien op de naleving van de instructies en voorschriften bij zaaglijn 61 na 17:00 uur, gericht op het voorkomen of beperken van risico’s bij de werkzaamheden aan deze zaaglijn.
Artikel 7.5, tweede en derde lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit (tweede gedachtestreepje).
In artikel 7.5, tweede en derde lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt gesteld dat, indien onderhouds-, reparatie-, en reinigingswerkzaamheden en/of productiewerkzaamheden aan een arbeidsmiddel worden uitgevoerd, het arbeidsmiddel is uitgeschakeld en drukloos of spanningsloos is gemaakt.
De rechtbank vat dit gedeelte van de tenlastelegging op als toegespitst op de concrete en feitelijke gedragingen van de individuele werknemer ( [slachtoffer] ) op 23 augustus 2018, kort voor het ongeval. Niet kan worden gezegd dat verdachte die concrete en feitelijke gedragingen - namelijk het niet uitschakelen en drukloos en/of spanningsloos maken van zaaglijn 61 op dat moment - heeft nagelaten.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de onder gedachtestreepje 2 genoemde overtreding van artikel 7.5, tweede en derde lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit.
Artikel 8, eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet (vijfde gedachtestreepje)
Artikel 8, eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet legt de werkgever de verplichting op de werknemers doeltreffend in te lichten over de risico’s die zijn verbonden aan de te verrichten werkzaamheden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte haar werknemers onvoldoende heeft ingelicht over de risico’s verbonden aan de werkzaamheden bij zaaglijn 61. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
Opzet
Blijkens het voorgaande heeft verdachte op een aantal punten niet voldaan aan haar zorgplicht die volgt uit de in de tenlastelegging genoemde regelgeving. De vraag is of zij dit met opzet heeft gedaan. Met andere woorden, heeft verdachte haar gedragingen – in dit geval het nalaten bepaalde maatregelen te treffen die van belang waren voor de te verrichten arbeid bij zaaglijn 61 – opzettelijk verricht?
De rechtbank stelt voorop dat het opzet niet gericht hoeft te zijn op het niet naleven van een wettelijke verplichting; verdachte wordt bekend geacht met de op haar rustende verplichting tot het naleven van de op haar rustende zorgplichten uit hoofde van de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit.
Zoals de rechtbank heeft overwogen wist verdachte dat er drie manieren waren om de beveiliging van zaaglijn 61 te omzeilen en daarmee in de zaaglijn te komen. Zij wist ook dat de specifieke risico’s van zaaglijn 61 nog niet waren opgenomen in de RIE (dat stond in de planning) en dat er na 17:00 uur geen toezicht meer was bij zaaglijn 61. Het treffen van maatregelen ten aanzien van deze punten was mogelijk en noodzakelijk, maar verdachte had dat op 23 augustus 2018 nog niet gedaan.
De te treffen maatregelen hadden rechtstreeks betrekking op de veiligheid van de werkzaamheden aan de technisch complexe machine met bewegende delen, waaronder zaagbladen, transportbanden en een vacuümzuiger. Het risico op levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid bij een lek in de beveiliging van een dergelijke machine is evident, bijvoorbeeld door het bekneld raken in een dergelijke machine.
Gelet op het voorgaande ligt in het nalaten van verdachte de maatregelen te treffen en zodoende haar zorgplichten na te leven, het opzet besloten en moest verdachte redelijkerwijs weten dat als gevolg van dat nalaten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van haar werknemers, waaronder [slachtoffer] , ontstond of te verwachten was.