ECLI:NL:RBOBR:2020:5135

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
21 oktober 2020
Zaaknummer
351988
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling en ontkenning van vaderschap in een internationale context met toepassing van Nederlands en Engels recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de geboorteakte en ontkenning van het vaderschap. De verzoekster, aangeduid als de moeder, verzocht de rechtbank om de ambtenaar van de burgerlijke stand te Veldhoven te gelasten de geboorteakte van haar kinderen te wijzigen, zodat er geen juridische vader in de akte zou worden opgenomen. Subsidiair vroeg zij om de ontkenning van het vaderschap van de man, die haar voormalige echtgenoot is, te bevestigen. De man was juridisch vader van de kinderen, geboren tijdens hun huwelijk, maar de moeder stelde dat hij niet de biologische vader was. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende documenten, waaronder DNA-testresultaten die bevestigden dat de huidige partner van de moeder, de heer [naam], de biologische vader van de kinderen is.

De rechtbank oordeelde dat de moeder niet-ontvankelijk was in haar verzoek tot ontkenning van het vaderschap, omdat zij dit verzoek niet tijdig had ingediend. De bijzondere curator, die de belangen van de minderjarigen vertegenwoordigde, heeft het verzoek echter overgenomen. De rechtbank concludeerde dat de man niet de biologische vader was en heeft het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap toegewezen. Tevens heeft de rechtbank geoordeeld dat de biologische vader, de heer [naam], gerechtelijk als vader van de kinderen moest worden erkend, en dat zijn naam op de geboorteaktes moest worden bijgeschreven. De rechtbank heeft de verzoeken van de bijzondere curator tot erkenning en gerechtelijke vaststelling van het vaderschap toegewezen, met inachtneming van de relevante internationale en nationale wetgeving.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK OOST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/351988 / FA RK 19-5142
Uitspraak : 27 oktober 2020
Beschikking betreffende afstamming in de zaak van

[verzoekster] ,

wonende te [plaats 2] ,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.W.J. van den Broek.
Belanghebbenden zijn:

[verweerder] ,

wonende te [plaats 1] ,
verder te noemen: de man,
en

mr. L. Stam,

advocaat, kantoorhoudende te Vught,
in de hoedanigheid van bijzondere curator over de aanminderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
en
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;
als zodanig benoemd bij beschikking van deze rechtbank van 14 februari 2020.
en
(belanghebbende ten aanzien van de verzoeken van mr. Stam)
[naam] ,
wonende te [plaats 1] ,
echtgenoot van de moeder, tevens de biologische vader.
De procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift van de moeder, ingediend ter griffie op 1 oktober 2019;
  • de correspondentie, waaronder met name:
- een brief met bijlagen van mr. Van den Broek, gedateerd op 27 november 2019;
- een brief met bijlage van mr. Van den Broek, gedateerd op 29 november 2019;
- een F9-formulier van de bijzondere curator, gedateerd op 30 maart 2020;
- een F9-formulier met bijlagen van de bijzondere curator, gedateerd op 20 augustus 2020;
- een brief met bijlagen van mr. Van den Broek, gedateerd op 2 september 2020;
- een brief met bijlagen van de bijzondere curator, gedateerd op 25 september 2020.
De zaak is behandeld ter zitting van 29 september 2020. Verschenen zijn de man, de bijzondere curator, mr. Van den Broek namens de moeder en mevrouw E. van der Aalst namens de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad). De moeder en een tolk waren via een Skype-verbinding bij de zitting aanwezig. De biologische vader [naam] , die ten aanzien van de verzoeken van de bijzondere curator als belanghebbende wordt aangemerkt, staat achter de verzoeken van de bijzondere curator. Hij was niet bij de zitting aanwezig.
De feiten
De moeder en de man zijn in [datum] in [Somalie] , met elkaar gehuwd. Het huwelijk is op 6 maart 2014 door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 14 februari 2014 in de registers van de burgerlijke stand ontbonden.
De moeder is thans gehuwd met de heer [naam] . Laatstgenoemde is in het bezit van de Britse nationaliteit en blijkens zijn Britse paspoort geboren op [geboortedatum] , te [geboorteplaats] (spelling van het paspoort). Uit een DNA-test blijkt dat hij met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische vader van de kinderen is.
De moeder en de kinderen wonen samen met de biologische vader in [buitenland] .
Het verzoek en verweer
De moeder verzoekt primair de ambtenaar van de burgerlijke stand te Veldhoven te gelasten de geboorteakte te wijzigen met dien verstande dat geen juridische vader in de geboorteakte is opgenomen en subsidiair te bepalen dat de ontkenning van het door huwelijk ontstane vaderschap van de man gegrond is.
Het advies van de bijzondere curator
Uit een DNA-test, die heeft plaatsgevonden op het kantoor van de bijzondere curator, blijkt dat de heer [naam] met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische vader is van beide kinderen.
Omdat de termijn voor de moeder om het verzoek tot ontkenning van het op grond van het huwelijk ontstane vaderschap in te dienen is verstreken, neemt de bijzondere curator het verzoek over. De bijzondere curator wil vervolgens zekerheid hebben dat de kinderen daadwerkelijk door hun biologische vader worden erkend. De bijzondere curator verzoekt daarom:
1.
primairvervangende toestemming te geven zodat de kinderen door de heer [naam] kunnen worden erkend en dat die erkenning op de Nederlandse geboorteaktes wordt bijgeschreven;
2.
subsidiairin geval de rechtbank vindt dat op grond van internationaal
privaatrechtelijke regels erkenning niet mogelijk is, gerechtelijk vast te stellen dat de
heer [naam] de biologische vader is van de kinderen en dat hij wordt bijgeschreven op de geboorteaktes van de kinderen.
De beoordeling
Verzoek moeder op grond van artikel 1:24 BW tot wijziging van de Nederlandse geboorteakte.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Op grond van artikel 3 Wetboek Burgerlijke rechtsvordering heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht voor een verzoek tot wijziging van een in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand opgenomen akte. In zo een geval wordt vanwege het ontbreken van nadere conflictregels Nederlands recht toegepast.
De rechtbank stelt met de bijzondere curator vast dat de man terecht op grond van het huwelijk als juridische vader van [kind 1] en [kind 2] in de geboorteaktes van de kinderen is opgenomen. Dit had ook al in de echtscheidingsbeschikking onderkend moeten worden. Ook ter zitting is in dit verband door de advocaat van moeder toegegeven dat, in afwijking van wat zij hierover in het verzoekschrift naar voren heeft gebracht, in dit geval gelet op de toepassing van artikel 10:17 BW op het ontstaan van het vaderschap door huwelijk met juistheid Nederlands recht is toegepast. Dit zal hierna onder de bespreking van het verzoek tot ontkenning vaderschap nog uitgebreider worden toegelicht.
Het primaire verzoek van de moeder om de ambtenaar van de burgerlijke stand te Veldhoven met toepassing van artikel 1:24 BW te gelasten de geboorteaktes te wijzigen zal daarom worden afgewezen.
Verzoek van de moeder en de bijzondere curator tot gegrondverklaring ontkenning vaderschap
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Op grond van artikel 3 sub a van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe omdat de man zijn woonplaats in Nederland heeft.
De vraag welk recht van toepassing is op dit verzoek dient te worden beantwoord aan de hand van de artikelen 10:92 en 10:93 BW.
In artikel 10:93, eerste lid, BW is bepaald dat of familierechtelijke betrekkingen als bedoeld in artikel 10:92 BW in een gerechtelijke procedure tot gegrondverklaring van een ontkenning kunnen worden tenietgedaan, wordt bepaald door het recht dat ingevolge dat artikel op het bestaan van die betrekkingen toepasselijk is.
Ingevolge artikel 10:92, eerste lid, BW wordt of een kind door geboorte in familierechtelijke betrekking komt te staan tot de moeder uit wie het is geboren en de met haar gehuwde persoon, bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de moeder en die persoon of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat waar de moeder en die persoon elk hun gewone verblijfplaats hadden of, indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind.
Ingevolge het derde lid van artikel 10:92 BW is voor toepassing van het eerste lid bepalend het tijdstip van de geboorte van het kind.
Ten tijde van de geboorte van [kind 1] en [kind 2] beschikte de moeder over een verblijfsvergunning asiel. Uit artikel 10:17, eerste lid, BW volgt dat de persoonlijke staat van een vreemdeling aan wie een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of artikel 33 van de Vreemdelingenwet 2000 is verleend, wordt beheerst door het recht van zijn woonplaats, in het geval van de moeder dus Nederlands recht. De rechtbank gaat ervan dat dit ook voor de man zo geldt, maar zelfs als dan niet zo is, dan zou dit, gelet op de gewone verblijfplaats van de man en de vrouw ten tijde van de geboorte, nog steeds tot de toepassing van Nederlands recht leiden.
Op grond van de stellingen en de in het geding gebrachte stukken staat vast dat [kind 1] en [kind 2] zijn geboren tijdens het huwelijk van de man en de moeder. Op grond van het bepaalde in artikel 1:199 BW geldt de man als de juridisch vader van de kinderen.
Het vaderschap kan op grond van het bepaalde in artikel 1:200 BW worden ontkend op grond dat de man niet de biologische vader is van de kinderen.
Op grond van artikel 1:200 BW dient het verzoek door de moeder te worden ingediend binnen een jaar na de geboorte van de minderjarigen. Omdat de moeder haar verzoek niet tijdig heeft ingediend, is zij niet-ontvankelijk in haar verzoek. De bijzondere curator heeft het verzoek echter namens de minderjarige [kind 1] en [kind 2] overgenomen. Gelet op artikel 1:200, lid 6 BW is dit verzoek tijdig ingediend en dus ontvankelijk.
Voor gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap is vereist dat uit feiten en/of omstandigheden, dan wel middels medische deskundigheid, onomstotelijk komt vast te staan dat de man niet de biologische vader is van de kinderen.
Uit het DNA-onderzoek dat is afgenomen op het kantoor van de bijzondere curator blijkt dat de heer [naam] de biologische vader is van [kind 1] en [kind 2] .
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de man niet de biologische vader van [kind 1] en [kind 2] is. Het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de man zal daarom worden toegewezen.
Primair en subsidiair verzoek van de bijzondere curator over de erkenning en de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap
Rechtsmacht
Gelet op het feit dat geen van de belanghebbenden (namelijk moeder, de kinderen en de biologische vader tevens de beoogd juridische vader) de gewone verblijfplaats op dit moment in Nederland heeft, moet de rechtbank op grond van artikel 3 sub c Rv beoordelen of de zaak voldoende met de rechtssfeer van Nederland verbonden is. De rechtbank is van oordeel dat dit zo is. Beide kinderen zijn in Nederland geboren en hebben de Nederlandse nationaliteit. Ook de moeder heeft de Nederlandse nationaliteit. De kinderen hebben tevens enkele jaren in Nederland gewoond. Verder was de rechtbank bevoegd kennis te nemen van het verzoek tot ontkenning vaderschap dat in nauw verband staat tot het verzoek tot erkenning en vaststelling vaderschap. Op grond van Nederlandse wetgeving diende rechtbank namelijk op grond van artikel 1:212 BW een bijzondere curator voor de kinderen te benoemen in het kader van de procedure tot ontkenning vaderschap en de verzoeken van de bijzondere curator die de kinderen in rechte vertegenwoordigt, vloeien daar rechtstreeks uit voort. De rechtbank acht zich dus bevoegd om op het verzoek te beslissen omdat er sprake is van een voldoende verbondenheid met de rechtssfeer van Nederland.
Primaire verzoek van bijzondere curator tot vervangende toestemming erkenning
Toepasselijk recht
Of erkenning door een persoon familierechtelijke betrekkingen doet ontstaan tussen hem en een kind, wordt, wat betreft de bevoegdheid van die persoon en de voorwaarden voor erkenning, bepaald door het recht van de staat waarvan die persoon de nationaliteit bezit. In dit geval is dat gelet op de nationaliteit van de beoogd vader, Brits recht. Op de toestemming van de moeder, onderscheidenlijk het kind, tot de erkenning is toepasselijk het recht van de staat waarvan de moeder, onderscheidenlijk het kind, de nationaliteit bezit. In dit geval is dat Nederlands recht. Met toepassing van laatstgenoemd recht, ziet de rechtbank in de Nederlands wetgeving geen grondslag voor toewijzing van dit verzoek. Naar de rechtbank vaststelt doet zich ook geen probleem voor in die zin dat moeder toestemming zou weigeren voor de erkenning.
De rechtbank zal dat verzoek daarom afwijzen.
Subsidiaire verzoek van de bijzondere curator gerechtelijke vaststelling vaderschap
De bijzondere curator verzoekt subsidiair gerechtelijk vast te stellen dat de
heer [naam] de biologische vader is van de kinderen en dat hij wordt bijgeschreven op de geboorteaktes van de kinderen.
Toepasselijk recht
De vraag welk recht moet worden toegepast op dit verzoek dient aan de hand van artikel 10:97 BW beoordeeld te worden. Of en onder welke voorwaarden ouderschap van een persoon gerechtelijk kan worden vastgesteld, wordt bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van die persoon en de moeder of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat waar die persoon en de moeder elk hun gewone verblijfplaats hebben of, indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Voor de toepassing van dit artikel is bepalend het tijdstip van de indiening van dit verzoek. Ten tijde van de indiening van dit verzoek door de bijzondere curator hadden de beoogd vader en de moeder geen gemeenschappelijke nationaliteit, maar zij hadden elk hun gewone verblijfplaats in [plaats 1] , Verenigd Koninkrijk. Daarom dient het verzoek te worden beoordeeld aan de hand van Engels recht.
Artikel 55a van de Family Law Act 1986 voorziet in de mogelijkheid van het laten vaststellen van de afstammingsbetrekking tussen de vader en de minderjarigen door de rechtbank. Dat gebeurt door de rechtbank te verzoeken een zogenaamde
declaration of parentageaf te geven.
De rechtbank is ingevolge artikel 55a van de Family Law Act 1986 onder andere bevoegd een dergelijk verzoek in behandeling te nemen als een van de betrokken personen woonachtig is in Engeland en Wales op de datum van het verzoek. Dat is hier het geval.
Vervolgens kan naar Brits recht een
declaration of parentagegevraagd worden als de verklaring betrekking heeft op de vraag of de verzoeker de ouder is van de genoemde persoon, ofwel de genoemde persoon de ouder is van de verzoeker, ofwel een met naam genoemde persoon de andere ouder is van het genoemde kind van de verzoeker. Als dat niet het geval is, weigert de rechtbank de verklaring af te geven, tenzij de rechtbank overweegt dat de verzoeker een voldoende persoonlijk belang heeft bij de aanvraag. De rechtbank kan ook weigeren de verklaring af te geven als zij van mening is dat dit niet in het belang van het kind is.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat een zogenaamde
declaration of parentagein zekere mate gelijk is aan een Nederlandse gerechtelijke vaststelling van het vaderschap. Op basis van de DNA-test is duidelijk dat de heer [naam] de biologische vader van de kinderen is. Zijn vaderschap dient daarom naar het oordeel van de rechtbank onder toepassing van het Engelse recht gerechtelijk te worden vastgesteld. Anders dan in Nederland het geval zou zijn, begrijpt de rechtbank dat ook een beoogd ouder zelf een verzoek tot declaration of parentage zou kunnen indienen. De rechtbank hecht in dit geval dan ook geen belang aan het gegeven dat in Nederland in zo’n geval eigenlijk de weg van erkenning eerst zou moeten worden bewandeld. Omdat de rechtbank het met de bijzondere curator in het belang van de kinderen acht dat de biologische vader ook als juridische vader op hun geboorteakte zal worden vermeld, zal de rechtbank het verzoek toewijzen.
Uit de wet vloeit voort dat de griffier, nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zendt aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Veldhoven (artikel 1:20 e BW). Uit de wet vloeit eveneens voort dat de ambtenaar dan op zijn beurt de beschikking door middel van een latere vermelding bij de geboorteakte zal verwerken (artikel 1:20, lid 1 sub a BW).
De beslissing
De rechtbank:
verklaart gegrond de ontkenning van het vaderschap van de heer [verweerder] ten aanzien van de uit de moeder geboren kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
en
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;
stelt vast dat de heer [naam] , geboren op [geboortedatum] , te [geboorteplaats] , de vader is van voornoemde minderjarigen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M.L. Wijnen, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 27 oktober 2020.
Conc: db
Tegen deze beschikking kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op
andere wijze bekend is geworden.