ECLI:NL:RBOBR:2020:5136

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 oktober 2020
Publicatiedatum
21 oktober 2020
Zaaknummer
352065
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en rechtsgeldigheid van een huwelijk gesloten in Eritrea

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 19 oktober 2020 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, waarbij de vrouw verzocht om de echtscheiding uit te spreken. De vrouw, die in Eritrea is geboren, stelde dat zij met de man was gehuwd, maar de man was niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw haar verzoekschrift op 31 oktober 2019 had ingediend en dat er geen verweerschrift door de man was ingediend. De zaak had een internationaal karakter, aangezien beide partijen de Eritrese nationaliteit bezaten. De rechtbank moest beoordelen of zij bevoegd was om het verzoek tot echtscheiding te behandelen en welk rechtsstelsel van toepassing was. Aangezien de vrouw op het moment van indiening van het verzoek in Nederland woonde, was de Nederlandse rechter bevoegd.

De rechtbank heeft vervolgens de rechtsgeldigheid van het huwelijk beoordeeld. De vrouw had een huwelijksakte overgelegd, maar de rechtbank kon de echtheid van dit document niet vaststellen. Bovendien bleek uit de gegevens dat de vrouw minderjarig was ten tijde van het sluiten van het huwelijk, wat in strijd is met de Eritrese wetgeving. De rechtbank concludeerde dat, zelfs als er sprake was van een huwelijk, dit huwelijk niet rechtsgeldig was volgens Eritrees recht en dus niet in Nederland erkend kon worden. Daarom werd de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot echtscheiding, aangezien een niet-rechtsgeldig huwelijk niet kan worden ontbonden. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
locatie 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rekestnummer: C/01/352065 / FA RK 19-5180
Beschikking d.d. 19 oktober 2020 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[vrouw] ,
blijkens de overgelegde huwelijksakte: [vrouw] ,
wonende te Drunen,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. R.P. van Empel-Bouman, gevestigd te 's-Hertogenbosch,
tegen
[man] ,
blijkens de overgelegde huwelijksakte: [man] ,
zonder bekende woon en/of verblijfplaats binnen en buiten Nederland,
hierna te noemen de man.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 31 oktober 2019;
- het betekeningsexploot;
- de correspondentie, met name:
- een brief (met bijlage) van mr. Van Empel-Bouman, gedateerd 24 december 2019;
- een F4-formulier, ingediend door mr. Van Empel-Bouman op 30 januari 2020;
- een brief (met bijlage) van mr. Van Empel-Bouman, gedateerd 7 februari 2020;
- een F9-formulier (met bijlage) ingediend door mr. Van Empel-Bouman op 16 maart 2020.
1.2.
Binnen de daarvoor gestelde termijn is door de man geen verweerschrift ingediend.
1.3.
De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak bekend onder nummer C/01/352286/ FA RK 19-5292 (gegrondverklaring ontkenning vaderschap en gerechtelijke vaststelling ouderschap en naamswijziging) ter zitting van 21 september 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona en de recent uitgevaardigde overheidsmaatregelen ter bescherming van verspreiding van het COVID-19 virus) via Skype gehoord:
- de vrouw, bijgestaan door mr. R.P. van Empel-Bouman en de heer Ghebru, tolk in de taal Tigrinya.
- mevrouw B. Broeren, namens de raad voor de kinderbescherming.
De man is op de juiste wijze en tijdig in het openbaar opgeroepen voor de mondelinge behandeling, maar is niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
De vrouw is op [man] in [Eritrea] geboren. In de Basisregistratie Personen (BRP) is opgenomen dat de man en de vrouw op [datum] in [Eritrea] zijn gehuwd. De gegevens voor deze opname in de BRP zijn ontleend aan de verklaring onder ede van de vrouw op [datum] in de gemeente Cranendonck.
2.2.
De vrouw is op [2015] in Nederland aangekomen.
2.3.
Uit de vrouw is op [datum] te [2015] het minderjarige kind [minderjarige] geboren. De man staat als vader op de geboorteakte van de minderjarige [kind] vermeld.

3.De beoordeling

3.1
De vrouw stelt dat zij op [datum] te [Eritrea] , met de man is gehuwd. Zij legt in deze procedure (mede) ten bewijze daarvan een (ongenummerde) huwelijksakte over van de Eritrees Orthodox Tewahdo kerk.
3.2.
De vrouw heeft verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Zij heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Zij stelt in dat verband dat zij de man al jaren, sinds zijn vertrek naar [buitenland] in 2011, niet meer heeft gezien.
3.3.
Aangezien beide partijen de Eritrese nationaliteit bezitten, draagt de zaak een internationaal karakter. De rechtbank dient daarom te beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd is van het echtscheidingsverzoek kennis te nemen. Indien dat het geval is, dient te worden beoordeeld welk rechtsstelsel op het verzoek van toepassing is.
3.4.
Omdat de vrouw haar gewone verblijfplaats op het moment van de indiening van het verzoekschrift in Nederland had en zij daar ook voorafgaand aan die indiening sinds tenminste een jaar haar onmiddellijke verblijfplaats had, is de Nederlandse rechter bevoegd om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
3.5.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
Rechtsgeldigheid Eritrees huwelijk
3.6.
Op grond van artikel 10:31 BW moet de rechtbank beoordelen of partijen in Eritrea zijn gehuwd en, zo ja, of dit in Eritrea gesloten huwelijk van de man en de vrouw in Nederland erkend kan worden. Het uitgangspunt is dat een buiten Nederland gesloten huwelijk in Nederland wordt erkend wanneer het volgens het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden (artikel 10:31, eerste lid, BW).
Op deze regel geldt een uitzondering. Op grond van artikel 10:32 aanhef en onder c BW wordt namelijk een buiten Nederland gesloten huwelijk erkenning onthouden als een van de echtgenoten op het tijdstip van de sluiting van het huwelijk niet de leeftijd van achttien jaar had bereikt en dus minderjarig was. Ook op deze regel bestaat een uitzondering, namelijk wanneer beide echtgenoten op het moment dat erkenning van het huwelijk gevraagd wordt inmiddels meerderjarig zijn. In dat geval kan op verzoek en na toetsing door de rechter wel erkenning van het huwelijk plaatsvinden.
3.7.
Zoals hiervoor al aangegeven moet de rechtbank in de eerste plaats beoordelen of er sprake is geweest van een (rechtsgeldig) huwelijk. Ten bewijze van dit huwelijk legt de vrouw in deze procedure een “Marriage Certificate’ over. De rechtbank stelt voorop dat zij niet in staat is om de echtheid van dit document te beoordelen. Ter zitting blijkt uit de informatie van de advocaat van de vrouw dat ook de IND over dit document heeft geoordeeld dat het niet valt te beoordelen. Wat de rechtbank wel kan beoordelen, is dat de gegevens van dit document niet geheel overeenstemmen met de gegevens die de vrouw onder ede tegenover de ambtenaar heeft verklaard over dit zelfde huwelijk of dat de gegevens van dit document daar geen zicht op geven. Het huwelijkscertificaat geeft namelijk geen plaats van huwelijkssluiting aan, maar vermeldt dat het huwelijk is gesloten in de [plaats] . Voor de rechtbank valt niet na te gaan of dit dezelfde plaats is als [plaats] , zoals de vrouw onder ede heeft verklaard. Verder wijkt de spelling van de namen af en staan er geen foto’s van betrokkenen op (terwijl daar wel een plaats voor is ingeruimd). Ook heeft de vrouw enkel (een deel van) het eerste gehoor van de IND overgelegd waaruit niet valt af te leiden waar en wanneer de vrouw is getrouwd. Dat de vrouw dus in deze procedure een marriage certificate overgelegd maakt het er dus niet eenvoudiger op om uit te gaan van het daadwerkelijke bestaan van dit huwelijk, het roept in ieder geval meer vragen op dan dat het beantwoordt.
Wanneer wel van het bestaan van een huwelijk wordt uitgegaan, doet zich het volgende probleem voor. Uit de gegevens die de vrouw over het huwelijk heeft verstrekt, valt af te leiden dat de vrouw minderjarig was ten tijde van het sluiten van het huwelijk (exact 16 jaar oud). Uit de beschikbare landeninformatie over Eritrea (zie het algemeen ambtsbericht over Eritrea van oktober 2019 en de daarin aangehaalde nog steeds toegepaste Transitional Civil Code uit 1991), valt af te leiden dat ook in Eritrea kindhuwelijken (jonger dan 18 jaar) niet toegestaan zijn. Daarop zijn uitzonderingen, maar gesteld noch gebleken is dat een dergelijke uitzondering hier van toepassing is. Dit betekent dus dat, zo er al sprake is van een huwelijk, dit huwelijk naar Eritrees recht niet rechtsgeldig zou zijn. Daarmee kan het huwelijk in Nederland al niet erkend worden en zou voor opname van dit huwelijk in het BRP geen plaats zijn geweest.
En ten slotte zou, zelfs al zou het huwelijk wel rechtsgeldig zijn geweest naar Eritrees recht, een kindhuwelijk in Nederland in principe niet voor erkenning in aanmerking komen.
Gesteld noch gebleken is namelijk dat de vrouw en/of de man uitdrukkelijk om erkenning van het huwelijk hebben gevraagd, zodat geen sprake is van de uitzonderingsgrond genoemd in artikel 10:32 aanhef en onder c BW. Dat de vrouw nu om een echtscheiding verzoekt, kan niet los worden gezien van het feit dat in de BRP staat dat de vrouw gehuwd is. De vrouw heeft echter ter zitting aangeven dat de verklaring onder ede op verzoek van de ambtenaar is afgelegd. De rechtbank houdt er dus aan vast dat de vrouw nimmer zelf uitdrukkelijk om erkenning van het kindhuwelijk heeft verzocht. Voor de goede orde, dit redeneert de rechtbank ten overvloede, want de rechtbank komt al tot de slotsom dat geen sprake is van een rechtsgeldig huwelijk.
3.8.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat de vrouw niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzoek tot echtscheiding. Immers, een niet rechtsgeldig huwelijk kan niet in Nederland worden erkend en dus ook niet ontbonden worden.
Proceskosten
3.9.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek;
4.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M.L. Wijnen, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 19 oktober 2020.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt..