ECLI:NL:RBOBR:2020:5136
Rechtbank Oost-Brabant
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en rechtsgeldigheid van een huwelijk gesloten in Eritrea
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 19 oktober 2020 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, waarbij de vrouw verzocht om de echtscheiding uit te spreken. De vrouw, die in Eritrea is geboren, stelde dat zij met de man was gehuwd, maar de man was niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw haar verzoekschrift op 31 oktober 2019 had ingediend en dat er geen verweerschrift door de man was ingediend. De zaak had een internationaal karakter, aangezien beide partijen de Eritrese nationaliteit bezaten. De rechtbank moest beoordelen of zij bevoegd was om het verzoek tot echtscheiding te behandelen en welk rechtsstelsel van toepassing was. Aangezien de vrouw op het moment van indiening van het verzoek in Nederland woonde, was de Nederlandse rechter bevoegd.
De rechtbank heeft vervolgens de rechtsgeldigheid van het huwelijk beoordeeld. De vrouw had een huwelijksakte overgelegd, maar de rechtbank kon de echtheid van dit document niet vaststellen. Bovendien bleek uit de gegevens dat de vrouw minderjarig was ten tijde van het sluiten van het huwelijk, wat in strijd is met de Eritrese wetgeving. De rechtbank concludeerde dat, zelfs als er sprake was van een huwelijk, dit huwelijk niet rechtsgeldig was volgens Eritrees recht en dus niet in Nederland erkend kon worden. Daarom werd de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot echtscheiding, aangezien een niet-rechtsgeldig huwelijk niet kan worden ontbonden. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg.