Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding van 28 september 2020 met 15 producties
- de mail van mr Van den Brink van 2 oktober 2020 met producties 16 en 17 met wijziging van eis
- de mail van mr. Peters van 6 oktober 2020 met 11 producties
- de mondelinge behandeling via Skype op 7 oktober 2020
- de pleitnota van mr. Van den Brink
- de pleitnota van mr. Peters.
2.De feiten
5.Conclusie
sterkmet moedermateriaal opgemengde bouwvoor (ca. 30 cm), zijn op perceel [X] (MM3 en MM4), analytisch verhoogde gehalten aan zink aangetroffen. Bij indicatieve toetsing aan de Regeling bodemkwaliteit blijkt dit materiaal ‘Klasse Industrie’ op basis van zink.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Het materiaal had een donkergrijze kleur en was overwegend vettige grond of steekvast slib, slap van textuur en erg nat”.Het materiaal is vervolgens onderzocht door Eurofins. Uit de analyse blijkt dat het grijze materiaal gelet op de korrelgrootte kwalificeert als grond (en dus niet als meststof) en dat het gehalte aan minerale oliën dermate hoog is dat het op grond van de Regeling bodemkwaliteit in de klasse “niet toepasbaar” valt. Ook is gebleken dat het materiaal zware metalen bevat (met name zink en nikkel) en daarom valt in de klasse Industrie. Dat is ook bevestigd in het rapport van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant. De juistheid van de bevindingen wordt door [eiser] niet betwist. Door de advocaat van [eiser] is ter zitting ook uitdrukkelijk bevestigd dat materiaal met dergelijke eigenschappen niet op de percelen mag worden aangebracht. Dat veel van het grijze materiaal op de percelen voorkomt wordt door [eiser] ook niet betwist (zie dagvaarding randnummer 26, waarin [eiser] uitdrukkelijk erkent dat op de percelen inderdaad veel grijze grond aanwezig is). De Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant stelt in haar rapport ook nog dat het grijze materiaal zeer recent in de toplaag is ingewerkt.
980,00