ECLI:NL:RBOBR:2020:5326

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
2 november 2020
Zaaknummer
C/01/351869 / FA RK 19-5097
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de contactregeling tussen een minderjarige en haar vader na verzoek om gesprek

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in een verzoek van een minderjarige, die aangaf pas weer naar haar vader te willen gaan als er een gesprek tussen hen heeft plaatsgevonden. De minderjarige, die bij haar moeder woont, heeft een bijzondere curator toegewezen gekregen om te bemiddelen. De vader heeft echter alleen op zijn eigen voorwaarden willen praten, wat heeft geleid tot een impasse. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds een incident in de zomervakantie van 2019, waarbij zij zonder haar toestemming naar het vliegveld werd gebracht, geen contact meer heeft gehad met haar vader. De bijzondere curator heeft geprobeerd een gesprek te organiseren, maar dit is niet gelukt. De rechtbank heeft besloten dat de contactregeling met de vader wordt gewijzigd: de minderjarige hoeft niet meer de helft van de vakanties bij haar vader door te brengen, maar de weekendregeling blijft bestaan, mits er eerst een gesprek heeft plaatsgevonden. De rechter heeft benadrukt dat de vader zijn voorwaarden moet heroverwegen en dat het belangrijk is dat er een gesprek komt om de relatie tussen de minderjarige en haar vader te herstellen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK OOST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/351869 / FA RK 19-5097
Uitspraak : 27 oktober 2020
Beschikking op het verzoek van

[minderjarige] ,geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,

verder te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[moeder] ,

wonende in [woonplaats] ,
verder te noemen: de moeder,

[vader] ,

wonende in [woonplaats] ,
verder te noemen: de vader,

[bijzondere curator] ,

kantoorhoudende in [plaats] ,
verder te noemen: de bijzondere curator.
De procedure
[minderjarige] heeft een brief geschreven aan de rechter. Die brief is bij de rechtbank op 24 oktober 2019 binnengekomen.
De rechter heeft op 6 december 2019 met [minderjarige] over haar brief gesproken.
Op 27 januari 2020 heeft de rechter met de moeder van [minderjarige] en iemand van de raad voor de kinderbescherming gesproken. De vader heeft laten weten dat hij niet naar de zitting wilde komen.
Daarna heeft de rechter besloten een bijzondere curator te benoemen (dat staat in de uitspraak van 10 februari 2020).
Op 15 juli 2020 heeft de rechter het advies van de bijzondere curator ontvangen.
Op 29 juli 2020 heeft de rechter een brief van de moeder en een brief van de vader ontvangen, in reactie op het advies van de bijzondere curator.
Vervolgens is er op 13 oktober 2020 weer een zitting geweest. Daar waren de moeder van [minderjarige] , de bijzondere curator en iemand van de raad voor de kinderbescherming aanwezig. De vader heeft laten weten dat hij niet naar de zitting wilde komen.
De feiten
[minderjarige] woont sinds de echtscheiding van haar ouders bij haar moeder.
De ouders van [minderjarige] hebben samen het gezag over haar. Dat betekent dat zij samen beslissingen over haar moeten nemen.
Op 6 april 2017 heeft de rechtbank bepaald dat [minderjarige] een weekend in de twee weken van zaterdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur bij haar vader is, en de helft van de vakanties en feestdagen. Er is daarna een hoger beroep geweest bij het gerechtshof in
’s-Hertogenbosch (dat is een hogere rechter dan de rechtbank).
Het gerechtshof heeft toen besloten dat [minderjarige] een dag in de twee weken (zaterdag of zondag) bij haar vader is van ’s ochtends 9:30 uur tot ’s avonds 18.00 uur. Er zijn ook afspraken vastgelegd over de vakanties en feestdagen.
Het verzoek van [minderjarige]
wil dat de rechter bepaalt dat ze één dag in de twee weken in het weekend en de helft van de feestdagen naar haar vader blijft gaan, maar niet meer de helft van de vakanties. [minderjarige] wil pas weer naar haar vader als er tussen hen een gesprek heeft plaatsgevonden.
De beoordeling van het verzoek van [minderjarige]
heeft in het gesprek met de rechter verteld dat er in de zomervakantie van 2019 iets vervelends is gebeurd. [minderjarige] was toen bij haar vader en werd vroeg in de ochtend wakker gemaakt door haar oma om met het vliegtuig op vakantie te gaan. [minderjarige] wist daar niets van af en wilde niet vliegen. Op het vliegveld heeft ze via WhatsApp contact gehad met haar moeder en daarna is ze door de marechaussee uit het vliegtuig gehaald. Sindsdien heeft ze haar vader niet meer gezien. [minderjarige] wil het graag uitpraten voordat ze weer naar haar vader gaat, maar een gesprek is niet van de grond gekomen en daarom gaat ze nu niet meer.
Omdat de rechter zich zorgen maakt over het contactverlies tussen [minderjarige] en haar vader heeft de rechter een bijzondere curator benoemd. De bijzondere curator heeft van de rechter de opdracht gekregen te onderzoeken wat er nodig is om ervoor te zorgen dat er weer contact komt tussen [minderjarige] en haar vader.
De bijzondere curator heeft vervolgens onderzoek gedaan en een advies geschreven aan de rechter.
De bijzondere curator heeft opgeschreven dat zij heeft geprobeerd een gesprek te regelen tussen [minderjarige] en haar vader, onder begeleiding van de bijzondere curator. Dat is niet gelukt. De vader wilde alleen een gesprek in het weekend, bij hem thuis en met zijn psycholoog en zus erbij. [minderjarige] vond het niet prettig als de zus van vader erbij was en daarom heeft er geen gesprek plaatsgevonden. Het is de bijzondere curator ook niet gelukt om in haar eentje een gesprek te hebben met de vader. De bijzondere curator adviseert daarom om [minderjarige] nu niet te dwingen tot contact met haar vader.
Tijdens de zitting heeft de raad voor de kinderbescherming aangegeven het eens te zijn met het advies van de bijzondere curator.
De bijzondere curator heeft voor de zitting nog met [minderjarige] gebeld en gevraagd of zij (via de rechtbank) nog iets wilde zeggen tegen haar vader. [minderjarige] wilde dat graag en daarom zal de rechter hier opschrijven wat [minderjarige] tegen haar vader zou willen zeggen.
[minderjarige] vindt het heel jammer dat het allemaal zo is gegaan, want als haar vader in gesprek wilde gaan was dit allemaal niet nodig geweest en hadden ze het allang kunnen uitpraten. Als [minderjarige] zonder gesprek weer naar haar vader gaat, is ze bang dat ze niet bestand is tegen hem en zijn familie. Tegen haar vader wil ze daarom zeggen dat ze van hem houdt, maar toch bij haar standpunt blijft en het eerst met begeleiding uitgesproken wil hebben, zonder andere familieleden erbij.
Wat is de beslissing van de rechter?
De rechter wil eerst zeggen dat zij het heel jammer vindt dat het niet is gelukt om een gesprek tot stand te brengen tussen [minderjarige] en haar vader. De rechter wil ook zeggen dat dit niet de schuld is van [minderjarige] . Haar vader is volwassen en de rechter vindt dat hij zijn eigen voorwaarden opzij zou moeten zetten om met [minderjarige] te praten. Vooral ook omdat [minderjarige] helemaal niet zegt dat zij niet meer naar haar vader wil, maar dat zij pas weer wil gaan als er een gesprek heeft plaatsgevonden.
De bijzondere curator heeft tijdens de laatste zitting gezegd dat zij een gesprek tussen de vader en [minderjarige] alsnog wil begeleiden, mocht de vader zich bedenken. De rechter hoopt dan ook dat de vader alsnog met [minderjarige] in gesprek wil.
Omdat de rechter vindt dat er eerst een gesprek moet plaatsvinden tussen de vader en [minderjarige] , met een begeleider erbij en op de voorwaarden van [minderjarige] , zal de rechter het verzoek van [minderjarige] toewijzen. Dat betekent dat [minderjarige] niet meer de helft van de vakanties naar haar vader hoeft. De gewone weekendregeling blijft wel gelden, maar die gaat pas weer in als er een gesprek heeft plaatsgevonden op de voorwaarden van [minderjarige] .
Omdat [minderjarige] en haar vader nu niet met elkaar praten, wil de rechter nog tegen [minderjarige] zeggen dat haar vader in zijn brief aan de rechter heeft geschreven dat [minderjarige] van harte welkom is bij hem, wanneer ze wil en hoe lang ze wil. De vader en zijn familie zijn niet boos op haar en ze hoeft niet bang te zijn voor confrontaties. De vader mist haar.
De rechter hoopt daarom dat de vader en [minderjarige] toch nog een gesprek met elkaar hebben (onder begeleiding van de bijzondere curator), zodat ze het voorval tijdens de zomervakantie kunnen uitpraten en weer op een fijne manier contact met elkaar kunnen hebben.
Uitvoerbaar bij voorraad
De rechter zal deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing meteen geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
De beslissing
De rechtbank:
wijzigt de beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 22 maart 2018 in die zin dat de rechtbank bepaalt dat de contactregeling ten aanzien van de vakanties komt te vervallen en dat [minderjarige] pas weer één dag in de twee weken in het weekend en de helft van de feestdagen naar haar vader hoeft als er een gesprek tussen hen heeft plaatsgevonden;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.W. Brunt, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 27 oktober 2020.
Conc: db
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch:
a. namens de minderjarige door zijn wettelijk vertegenwoordiger of de bijzondere curator, door tussenkomst van een advocaat: binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door de minderjarige zelf als zijn verzoek ziet op de benoeming van een bijzondere curator: binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
c. door de anderen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden door tussenkomt van een advocaat: binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
d. door andere belanghebbenden door tussenkomst van een advocaat: binnen 3 maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op een andere manier bekend is geworden.