In deze zaak vordert de eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, dat de gedaagde, eveneens een besloten vennootschap, wordt veroordeeld tot nakoming van een overeenkomst die is gesloten op 23 maart 2018. Deze overeenkomst houdt in dat de gedaagde jaarlijks 250.000 kabels van de eiseres dient af te nemen, met een minimum van 50.000 kabels per kwartaal. De eiseres stelt dat de gedaagde haar verplichtingen uit de overeenkomst niet nakomt, wat heeft geleid tot een significante afname van de opdrachten voor het wikkelen van kabels. De gedaagde heeft in de loop van 2019 het aantal te wikkelen kabels met 75% verminderd, wat de eiseres als een schending van de overeenkomst beschouwt.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst bestaat tussen partijen en dat de gedaagde niet gerechtigd is om deze overeenkomst tussentijds op te zeggen zonder zwaarwegende redenen. De rechter oordeelt dat de gedaagde de overeenkomst moet nakomen tot de afgesproken einddatum van 1 mei 2021. Tevens zijn er dwangsommen opgelegd voor het geval de gedaagde niet voldoet aan de veroordeling. De eiseres heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat haar bedrijfsvoering afhankelijk is van de opdrachten van de gedaagde, en de rechter heeft geoordeeld dat het belang van de eiseres bij nakoming van de overeenkomst groot is. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten.