Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 november 2020 in de zaak tussen
Procesverloop
€ 366.000. In dit geschrift is tevens de aanslag onroerende-zaakbelastingen (OZB) voor het kalenderjaar 2019 bekend gemaakt.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 5 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Eindhoven. Eiser, de eigenaar van de woning, was het niet eens met de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde van € 366.000 per 1 januari 2018, en stelde dat de waarde te hoog was. Eiser voerde aan dat hij in de bezwaarfase niet de beschikking had gekregen over belangrijke informatie, zoals de KOUDV-factoren en de grondstaffel, die nodig waren om de waardebepaling te controleren. De rechtbank oordeelde dat de vergelijkingsobjecten die door de verweerder zijn gebruikt, goed vergelijkbaar waren met de woning van eiser, en dat de heffingsambtenaar voldoende inzicht had gegeven in de waardebepaling. De rechtbank concludeerde dat eiser niet in zijn belangen was geschaad, en dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.