Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[naam](vergunninghouder) te Eindhoven.
Procesverloop
mr. C.R. Jansen als waarnemer van de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verder is vergunninghouder verschenen.
Overwegingen
- Het perceel van vergunninghouder grenst aan de achtertuin van de woning van verzoekers, die zich bevindt op het perceel [adres] .
- Het bouwplan omvat de bouw van een woonhuis met een bijgebouw op een nog onbebouwde kavel op de hoek van de wegen [naam] / [naam] te Eindhoven (het perceel). Het bouwplan van vergunninghouder en de woning van verzoekers liggen op een voormalig, driehoekige grasveld tussen [naam] , [naam] en Het [naam] . Dat grasveld was tot eind 2017 eigendom van de gemeente Eindhoven.
- Op het grasveld waren in het oorspronkelijke verkavelingsplan vijf vrijstaande woningen aan de kant van Het [naam] voorzien. Vanwege de vraag naar vrijstaande woningen is er een extra vrijstaande woning in het verkavelingsplan opgenomen. Dit is de beoogde woning van vergunninghouder.
- Op het perceel is het bestemmingsplan “Grasrijk” (het bestemmingsplan) en de bestemming “Wonen-6” van toepassing. Aan het perceel van vergunninghouder is bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen bouwvlak toegekend.
- Om de bouw van één extra woning op het grasveld mogelijk te maken, heeft verweerder op 11 oktober 2016 met toepassing van artikel 2.12 eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo), een omgevingsvergunning verleend voor afwijking van het bestemmingplan. Die omgevingsvergunning is onherroepelijk geworden. In de betreffende omgevingsvergunning is toestemming verleend voor de afwijking van de planregels in het bestemmingsplan “Grasrijk” in die zin dat het is toegelaten om in de daartoe aangewezen strook grond een woning op te richten alsmede een bijgebouw met een oppervlakte van 75 m2 en een hoogte van 4 meter. Er is daarna geen toestemming gevraagd voor de bouw van een woning en een bijgebouw. In de tekst van de omgevingsvergunning van 11 oktober 2016 staat niet dat deze vergunning ook is verleend voor een bijgebouw. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit wel voldoende blijkt uit de bijbehorende ruimtelijke onderbouwing van 14 april 2016, die deel uitmaakt van de betreffende aanvraag en de vergunningverlening. Hierin staat ook een verkavelingsplan, bebouwingsregels en een legenda waaruit blijkt dat een strook grond is voor aan- en bijgebouwen met een maximum bouwhoogte van 4 meter, een maximum bebouwd oppervlak van 75 m² en een plat dak.
- Het bouwplan voorziet in de oprichting van een bijgebouw met een oppervlakte van 85 m2 en een hoogte van 3.28 meter.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.