ECLI:NL:RBOBR:2020:5838

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 november 2020
Publicatiedatum
25 november 2020
Zaaknummer
01/879693-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord met voorbedachten rade in Schaijk

Op 30 november 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen de 20-jarige verdachte, die samen met mededaders schuldig werd bevonden aan de moord op [slachtoffer] op 22 maart 2018 in Schaijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de schutter was en dat de moord met voorbedachten rade was gepleegd. De verdachte had [slachtoffer] gevolgd en hem onder het ecoduct in Schaijk met meerdere schoten in het hoofd en de hals doodgeschoten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 20 jaar op, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank weigerde de toepassing van het jeugdstrafrecht, ondanks de jonge leeftijd van de verdachte, omdat hij niet voldeed aan de criteria voor pedagogische beïnvloeding. De rechtbank concludeerde dat de verdachte geen berouw toonde en dat zijn gedrag getuigde van gewetenloosheid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de moord samen met anderen had gepleegd, wat leidde tot de kwalificatie van medeplegen van moord. De vorderingen van de benadeelde partijen werden integraal toegewezen, en de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/879693-18
Datum uitspraak: 30 november 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
thans gedetineerd te: P.I. Arnhem.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 februari 2019, 10 mei 2019, 7 augustus 2019, 11 oktober 2019, 20 december 2019, 16 maart 2020, 29 mei 2020, 24 augustus 2020, 3 november 2020, 5 november 2020,
6 november 2020 en 16 november 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 januari 2019.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 maart 2018 te Schaijk, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door met een vuurwapen één of meer kogels in/door het hoofd en/of hals, althans het lichaam van die [slachtoffer] te schieten.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
Op donderdag 22 maart 2018 omstreeks 15:02 uur komt er bij de centrale meldkamer van politie Oost-Brabant een melding binnen dat een persoon bewegingloos en mogelijk gewond in een auto zit op de Munstraat te Schaijk. Ter plaatse wordt in een stilstaande personenauto van het merk Porsche, type Panamera, kleur grijs en [kenteken 1] een man aangetroffen met schotwonden aan het hoofd. De man wordt nog behandeld en gereanimeerd door het ambulancepersoneel, maar dit mag niet meer baten. De man overlijdt ter plaatse. Politieambtenaren ter plaatse herkennen de overleden man ambtshalve als zijnde [slachtoffer] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte de schutter is geweest. Hij is degene die [slachtoffer] heeft geliquideerd en daarbij was hij niet alleen. Hij heeft dat gedaan met anderen en in opdracht van anderen. Verdachte dient daarom volgens de officier van justitie te worden veroordeeld voor het medeplegen van de moord op [slachtoffer] . Hij heeft hiervoor - kort samengevat - de volgende argumenten genoemd:
  • Het bestellen van maskers op 19 maart 2018;
  • De voorverkenning in de avond op 20 maart 2018;
  • Het veranderen van haarkleur;
  • Het dragen van een petje;
  • Het informeren naar [slachtoffer] aan het [woonwagenkamp] , maar niet op de [straat] ;
  • Het voelen aan de deur met de mouw van de jas op de [straat] ;
  • Het volgen van [slachtoffer] ;
  • De vastlegging op verschillende camerabeelden van de Ford Fiësta met maar één bestuurder, de laatste keer na de liquidatie nog steeds met petje;
  • De verklaringen van de getuigen over hetgeen zij bij het ecoduct hebben gezien;
  • Het aantreffen van schotresten in de Ford Fiësta;
  • De conclusies van het bandensporenonderzoek;
  • Het aantreffen van DNA van verdachte in de Ford Fiësta;
  • Het niet aantreffen van DNA van andere personen in de Ford Fiësta;
  • Het achterlaten van de Ford Fiësta in het bos en de poging die in brand te steken;
  • De bewegingen van de Mercedes Vito rondom dat tijdstip;
  • De vlucht naar Roemenië en de tapgesprekken met [persoon 1] ;
  • De reacties van [persoon 2] en verdachte op de WhatsApp berichten; wat ze wel zeggen en ook wat ze niet zeggen of doen;
  • De jas die verdachte die dag aanhad, de Moncler jas, is verbrand.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastelegging.
Verdachte is op 22 maart 2018 op het woonwagenkamp te [gemeente 1] geweest. Hij reed op dat moment in een Ford Fiësta en was daar op zoek naar [slachtoffer] . Hij had opdracht gekregen om contact te leggen met [slachtoffer] in verband met het maken van een afspraak over een partij softdrugs. Verdachte is ongeveer een uur later ook bij de autosloperij van [slachtoffer] geweest aan de [straat] te Oss. Daar heeft hij onder meer gesproken met [persoon 3] en ook daar was hij met de Ford Fiësta. Omstreeks 14:32 uur ziet verdachte de Porsche van [slachtoffer] wegrijden van de [straat] en achtervolgt hij hem in de Ford Fiësta. Verdachte ontkent betrokken te zijn geweest bij het overlijden van [slachtoffer] . Na het wegrijden van [slachtoffer] heeft verdachte hem gevolgd om hem aan te spreken maar is hij al snel gemaand te stoppen waarna de auto is overgenomen door een ander persoon dan wel personen. Verdachte moest van deze persoon/personen uitstappen, wat hij ook gedaan heeft. Verdachte wil om hem moverende redenen niet nader ingaan op details ten aanzien van het overnemen van de auto.
De verklaring van verdachte wordt niet gefalsificeerd door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen. Er zijn zelfs bewijsmiddelen waaruit volgt dat degene die bij [slachtoffer] onder het viaduct stond een ander signalement had dan het vastgestelde signalement van verdachte ten tijde van zijn aanwezigheid op het woonwagenkamp en de autosloperij. De overige bevindingen, waaronder de tap- en OVC-gesprekken en de reis naar Roemenië, passen evenzeer bij het scenario van verdachte dat hij een afspraak moest maken voor drugs, waarna hij zich stil moest houden omdat hij wetenschap had over de persoon of personen die de auto hebben overgenomen vlak voor de moord op [slachtoffer] . Verdachte ontkent dat hij vooraf op de hoogte was van het feit dat [slachtoffer] geliquideerd zou gaan worden. Hij hoorde pas achteraf dat [slachtoffer] doodgeschoten was. Gelet op het voorgaande dient verdachte te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Daarnaast heeft de raadsman van verdachte ten aanzien van het WOD-traject (Werken Onder Dekmantel) aangevoerd, dat er niet is voldaan aan de eisen van de subsidiariteit en proportionaliteit en dat in strijd is gehandeld met de verklaringsvrijheid van verdachte. Om deze redenen dient het traject te worden uitgesloten van het bewijs.
Het oordeel van de rechtbank. [1]

Bewijsmiddelen.

Plaats delict 1.

[verbalisant 1] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [2]
Op donderdag 22 maart 2018, omstreeks 15.02 uur, werd bij de Centrale Meldkamer van politie Oost-Brabant melding gemaakt van een schietincident op de Munstraat te Schaijk.
Ter plaatse werd in een stilstaande personenauto van het merk Porsche, type Panamera, kleur grijs en [kenteken 1] een persoon aangetroffen met schotwonden aan het hoofd. De man werd nog behandeld en gereanimeerd door ambulancepersoneel, maar dit mocht niet meer baten. De man overleed ter plaatse. Naar aanleiding van bovenstaande werd het geluidsbestand van de betreffende melding opgevraagd bij de meldkamer. Door mij werd vervolgens op 16 april 2018 het geluidsbestand beluisterd.
Melder: Er ligt een man die helemaal onder het bloed in de auto ligt. Hij beweegt ook niet. Hij ligt met zijn mond helemaal open. (..)
Melder: We komen aanfietsen en we zien een man in de auto liggen, helemaal.. ja helemaal onder bloed en hij staat zo met zijn nek naar achteren en zijn mond open.
[verbalisant 2] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [3]
Wij kwamen op 22 maart 2018 om 15.17 uur ter plaats delict op de Rijksweg in Schaijk ter hoogte van de Munstraat onder het viaduct. Ik zag dat er vier ambulancebroeders om een zilvergrijze Porsche stonden. Ik zag dat er naast het voertuig een persoon lag. Ik zag dat er één ambulancebroeder het slachtoffer aan het reanimeren was. Ik zag dat het voertuig met de neus richting Schaijk geparkeerd stond. Ik benaderde het voertuig vanaf de achterzijde, ik zag dat het slachtoffer naast de bestuurderszijde op de grond lag met het hoofd richting de achterzijde van het voertuig. Ik zag dat er twee hulzen op ongeveer drie meter afstand aan de linkerzijde naast het voertuig lagen. Ik zag dat er direct naast het slachtoffer nog twee hulzen lagen op minder dan één meter afstand van het slachtoffer. Ik knielde naast de ambulancemedewerker om de reanimatie over te nemen. Ik zag dat er een gat aan de linker kant van zijn hoofd en aan de rechterkant van zijn hoofd zat. Ik hoorde dat er vermoedelijk aan de rechterzijde van het hoofd twee inschoten waren en aan de linkerzijde één uitschot was. Ik zag dat er in het portier op de deurstijl van het voertuig bloed lag. Ik zag geen schade aan het voertuig vanaf de buitenzijde en ik zag geen inslagen van munitie. Ik zag dat het Traumateam met de heli gearriveerd was. Om 14:37 uur (
de rechtbank leest: 15:37 uur) hoorde ik van de ambulancebroeder dat het slachtoffer was overleden.
[verbalisant 3] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [4]
Ik zag dat er vier ambulancebroeders bij de persoon zaten die gereanimeerd werd. Ik hoorde dat de collega tegen mij zei “pas op er liggen hulzen!”. Ik keek om mij heen en zag twee hulzen ongeveer anderhalve meter bij de persoon vandaan die gereanimeerd werd. Ik zag dat de ruit aan de bestuurderszijde omlaag was. Ik keek vanaf de bestuurderszijde in de Porsche. Ik keek naar de persoon die gereanimeerd werd. Ik herkende deze persoon als de mij ambtshalve bekende [slachtoffer] , van het woonwagenkamp aan het [adres 1] te [gemeente 1] .
Uit het deskundig verslag van het UZA (Universitair Ziekenhuis Antwerpen), opgesteld door [naam 2] d.d. 17 mei 2018 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende: [5]
Betrokkene vertoonde 10 ballistische verwondingen ter hoogte van hoofd, gelaat en hals:
• 2 ballistische letsels ter hoogte van de onderkaak;
• 3 ballistische letsels ter hoogte van de linkerzijde van de hals;
• 1 ballistisch letsel boven het rechteroor;
• 3 ballistische letsels ter hoogte van de nek;
• 1 ballistisch letsel ter hoogte van het linkerachterhoofd.
Deze ballistische letsels geven aanleiding tot vijf identificeerbare kogelbanen. Eén kogelbaan heeft de hersenen doorboord. Dit betreft het dodelijke letsel. Eén kogelbaan heeft de onderkaak doorboord; principieel geen dodelijk letsel. Drie kogelbanen hebben de hals/nek doorboord met relatief beperkte beschadiging van de structuren van de hals (links) en nek; principieel geen dodelijke letsels.
Er waren geen onderliggende ziekelijke orgaanafwijkingen die het intreden van de dood zouden kunnen verklaren. Definitief toxicologisch onderzoek toonde in het bloed de aanwezigheid van cocaïne en diens metabolieten. Deze waren aanwezig in concentraties die mogelijk het gedrag wel hebben kunnen beïnvloeden, doch geen bijdrage hebben gehad tot het overlijden. Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer] kan het intreden van de dood verklaard worden als gevolg van multiple schotverwondingen ter hoogte van het hoofd en hals, in het bijzonder door de ballistische verwonding ter hoogte van de hersenen.
[getuige 1] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [6]
Vandaag 22 maart 2018 fietste ik samen met [getuige 2] van school naar huis. Wij fietsten onder het wild ecoduct de Maashorst welke ligt aan de Rijksweg N324. Ik zag een Porsche auto staan aan de rechtse kant van de weg. Ik zag dat het raam van de bestuurder naar beneden stond. Ik zag dat een persoon op de bestuurder plek zat. Ik zag dat deze persoon omhoog keek. Ik zag dat zijn mond open stond. Ook zag ik iets wat leek op bloed. Verder viel mij op dat de motor nog liep. Ik en [getuige 2] zijn een stukje doorgefietst en vervolgens terug gefietst omdat het allemaal raar was. Ik heb toen mijn moeder gebeld om te vragen wat we moesten doen. Deze zei dat we de politie moesten bellen.
[getuige 2] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [7]
Wij waren aan het fietsen samen en ik zag een auto staan. Daar keken we naar. En toen zijn we even doorgefietst. Ik zag iemand in de auto en we zagen iets in de nek. En toen zijn we goed gaan kijken en zagen we bloed in de nek. Toen heb ik eerst mijn moeder gebeld maar mijn moeder nam niet op. Toen hebben we de moeder van [getuige 1] gebeld en die zei: “Bel de politie.” We fietsten voorbij en we zagen het raam openstaan van de bestuurderskant. Volgens mij was het raam helemaal open dat zag ik. Toen ik keek zag ik een man zitten met zijn hoofd achterover en zijn mond open. Ik zag niet of zijn ogen open of dicht waren.
[getuige 3] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [8]
Ik reed er langs, ik stond om 14:44 uur voor het stoplicht vanuit Oss richting Schaijk linksaf. Toevallig keek ik op mijn klok. En onder het viaduct stond een auto geparkeerd. Er stond een man bij te praten, een jongeman met een petje op. Een donker petje, logo of iets dergelijks heb ik niet gezien. Het petje stond met de klep naar voren. Het was een jonge, slanke man. Ondanks dat hij een petje op had, zag ik, hij hoeft niet getint te zijn maar het was een man met donkere haren. Hij stond eigenlijk, nou stond niet geleund in het raampje maar met zijn arm zo op de deur zeg maar. Hij was gewoon in gesprek. Zijn linkse hand stond op de auto, op het portier. De rechterhand bij zijn been.
[getuige 3] heeft bij de politie aanvullend – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [9]
Ik heb daar nog over nagedacht, volgens mij droeg hij zwarte schoenen. Zijn bovenkleding was in ieder geval donker van kleur en het leek redelijk strak te zitten. Slim fit zeg maar.
[getuige 4] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [10]
Ik ben die dag van Heesch naar Schaijk gereden. Ik zag dat onder het viaduct aan de linkerkant vanuit mij gezien een auto stond, dit was op de ventweg en dus niet op de rijksweg zelf. Ik zag dat deze auto ongeveer 2 à 3 meter onder het viaduct stond. Ik zag bij deze auto veel rood licht. Ik ben toen gewoon doorgereden maar heb nog wel goed gekeken naar de situatie. Ik schat dat het was tussen 14:45 uur en 14:50 uur. Ik zag een man met één of twee handen vooruit staan. Ik had de indruk dat hij met één of twee handen de auto aanraakte of daarop leunde vooral dat laatste. Gezien in combinatie met de lichten had ik de indruk dat de man stond bij het linker voorportier van de auto. Ik schat de man iets groter dan ik zelf ben en ik ben 1.79 meter. Dus hem schat ik 1.82-1.83 meter. Verder tenger, slanke man. Hij was qua kleding donker van top tot teen.
[getuige 5] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [11]
Op 22 maart 2018 heb ik over de route met het ecoduct gereden. Ik zag onder het ecoduct een auto staan. Dit was rechts van mij op de parallelweg. Deze auto stond met de neus richting Schaijk. Ik zag aan de bestuurderskant dat er een man tegen die auto stond. Ik zag dat die man voorover stond. In mijn beleving leunde hij tegen die auto. Dit leunen was niet op het dak. Dit leunen was op dan wel tegen het portier. Gelet op het beeld had ik de indruk dat het raam van het portier open stond. Ik heb verder niemand onder of bij het ecoduct gezien, ook geen fietsen. Het was een man, leeftijd onbekend, zo groot als ik ben, ongeveer 1,76. Zijn postuur, zijn omvang was minder dan een normaal postuur. Eigenlijk was het maar een menneke. Zijn kleding was donker mogelijk zelfs zwart.
[getuige 6] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [12]
Omstreeks 14:53 uur reed ik vanaf knooppunt Paalgraven richting Schaijk. Meteen daarop zag ik dat er aldaar twee auto’s op het Ecoduct stonden. Voor de oprit van de metalen poort stond een donkerkleurige auto. Ik meen dat deze donker blauw was. Het was een groter model auto, maar geen busje. Ongeveer 20 tot 30 meter van deze auto vandaan richting het Ecoduct, maar niet eronder stond een zilvergrijze auto. Dit voertuig had meen ik een hatchback model.
Opmerking verbalisant:
Aan het einde van het verhoor toonde ik de getuige de volgende foto (
opmerking rechtbank: dit betreft een foto van de blauwe Ford Fiësta). De getuige reageerde hierop dat dit zeer waarschijnlijk de blauwe auto was welke hij gezien had. Hij zei dat hij de kleur herkende.
[getuige 7] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [13]
Ik naderde het ecoduct dat kort ligt voor het knooppunt Paalgraven. Ik denk nu dat ik daar rond 14:45 uur was. ik naderde dus dat ecoduct en zag rechts op de parallelweg onder het ecoduct een auto staan met de neus in mijn richting, dus richting Schaijk. Ik zag dat er een man bij de auto stond. Die man stond in mijn beleving ongeveer een meter van de auto vandaan en ter hoogte van de punt van die auto, de voorzijde van die auto. Hij stond met zijn gezicht naar die auto toe. Ik zag duidelijk dat die man met zijn linkerhand bij zijn oor stond.
[getuige 7] heeft bij de rechter-commissaris aanvullend – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [14]
Het was in ieder geval geen getinte man. Er was sprake van zwarte haren en een zwarte jas en het gezicht sprong er als het ware uit.
[getuige 8] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [15]
Ik zag op de parallelweg links onder het ecoduct een auto staan. Ik zag dat die auto aan de rechterzijde van de weg stond en dat er iemand naast stond. Ik zag dat deze persoon, ik dacht dat het een man was gezien zijn postuur, naast deze auto stond. Hij stond voorover gebogen aan de bestuurderszijde van die auto. Het leek erop of dat hij stond te praten met iemand in die auto. Hij stond voorover gebogen en had een donker kleurig petje op zijn hoofd. Die pet leek op een pet van de politie of een donkere baseball cap. Verder zag ik dat die persoon donkere kleding droeg en een normaal postuur had.

Plaats delict 2.

[verbalisant 4] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [16]
Op donderdag 22 maart 2018 te 15.20 uur werd ik gebeld door [getuige 9] . Ik hoorde dat zij tussen de Weversweg te Zeeland en het Nabbegat/Fransebaan te Schaijk, een blauwe personenauto had aangetroffen met een brandend voorwerp daarnaast gelegen. Ik hoorde dat het lag buiten de auto aan de bestuurderszijde, het een flesje of iets dergelijks betrof en dat het vuur inmiddels uit was.
Ik kwam daar te 15.27 uur aan. Ik zag dat het een blauwe personenauto betrof van het merk Ford type Fiësta. Ik zag dat de personenauto niet voorzien was van kentekenplaten aan de voor- en achterzijde. Ik zag dat de achterklep van de kofferbak openstond. Ik zag dat een gedeelte van de deelbare achterbank van deze auto was neergeklapt. Ik zag dat naast de auto, ter hoogte van de bestuurderszijde een plastic gesmolten voorwerp lag. Ik rook op dat moment aan deze zijde van de auto de voor mij herkenbare geur van benzine. Ik zag dat aan de binnenzijde van de auto roetsporen zichtbaar waren. Het VIN nummer was afgegeven voor een personenauto van het merk Ford type Fiësta die sinds 20 september 2017 als gestolen stond gesignaleerd. Ik zag aan het aanwezige bandenspoor dat deze Ford meer dan vermoedelijk is komen aanrijden vanuit de richting van Zevenhuis Zeeland om vervolgens direct bij het passeren van het verharde fietspad links te parkeren in het doodlopende gedeelte.
[getuige 9] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [17]
Op donderdag 22 maart 2018 was ik overdag aan het werk. Ik kwam vanaf de Nieuwe Hoeven over de Udensedreef. Vervolgens sloeg ik linksaf de Legerstraat op en ben aan het einde van deze weg rechtsaf de Franse baan op gefietst in de richting van de Weversweg. Op de vijfsprong zag ik rechts naast het pad een blauw/paarse personenauto staan. Ik rook nabij de auto meteen een vieze plastic brandlucht. Ik zag dat de achterklep van deze auto open stond. Ik zag dat er naast het bestuurdersportier een blauw flesje lag alsof dit er bij het uitstappen uitgevallen was. Ik zag dat dit flesje rookte, en vervolgens brandde. Ik heb hierop meteen getracht de politie te bellen middels het 0900 nummer. Ik deed dit meteen toen ik de auto daar zag staan en de brandlucht rook. Ik zie op mijn telefoon dat ik om 15:03 uur getracht heb om te bellen. Omdat ik via het algemene nummer geen contact kreeg, heb ik uiteindelijk de wijkagent gebeld. Deze kreeg ik om 15:20 uur te spreken. Terwijl ik aan het bellen was om 15:03 uur zag ik dat het flesje op enig moment aan het branden was, en er een vlam van ongeveer 30 centimeter hoog was. Ik denk dat het vuur binnen drie minuten vanzelf doofde.

Forensische bevindingen.

Munitie- en schotrestenonderzoek.

[verbalisant 5] , [verbalisant 6] , [verbalisant 7] en [verbalisant 8] hebben – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [18]
Op donderdag 22 maart 2018, omstreeks 16:30 uur arriveerden wij op de plaats delict, gelegen aan de parallelweg van de rijksweg N324. Om 18:00 uur werd aangevangen met het sporenonderzoek. Wij zagen dat het raam van het linker voorportier van de Porsche geopend was en dat alle overige ramen waren gesloten. Tijdens het onderzoek ter plaatse werden vijf munitiehulzen aangetroffen. Deze werden veiliggesteld en voorzien van SINAALI7946NL, SINAALI7947NL, SINAALI7948NL, SINAALI7949NL en SINAALI7983NL.
[verbalisant 8] heeft met behulp van gips een aantal bandensporen afgevormd en veiliggesteld. Dit betroffen bandensporen die in het onverharde gedeelte van de weg waren aangetroffen. De gipsen werden voorzien van SIN AALI7996NL, SIN AALI7997NL en SIN AALI7998NL. Het gips met zand SIN AALI7997NL was veiliggesteld in het zand achter de Porsche.
Uit het munitieonderzoek van het NFI (Nederlands Forensisch Instituut) opgesteld door Ing. M.E. Bestebreurtje d.d. 31 mei 2018 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende: [19]
Onderzoeksresultaten
- De bevindingen van het vergelijkend hulsonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 (de hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen) waar is, dan wanneer hypothese 2 (de hulzen zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken) waar is.
- De bevindingen van het vergelijkend kogelonderzoek zijn veel waarschijnlijker wanneer hypothese 3 (de kogels zijn afgevuurd uit één en dezelfde loop) waar is, dan wanneer hypothese 4 (de kogels zijn afgevuurd uit twee lopen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken) waar is.
- De hulzen [AALI7946NL t/m -49NL en -83NL] zijn vermoedelijk verschoten met een (semi-)automatisch werkend pistool van het kaliber 9mm Parabellum. Een merk kon niet worden vastgesteld. De afvuursporen in de kogels passen bij die van meerdere merken vuurwapens.
[verbalisant 5] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [20]
Op zaterdag 31 maart 2018 en op 6 april 2018 werden tien schotrestbemonsteringen genomen van en in de Ford Fiësta, die was aangetroffen in een bosperceel te Zeeland. Deze schotrestbemonsteringen werden voorzien van SIN AAEK5575NL, SIN AAEK5576NL, SIN AAEK5577NL, SIN AAEK5578NL, SIN AAEK5579NL, SIN AALI7991NL, SIN AALI7992NL, SIN AALT7993NL, SIN AALT7994NL en SIN AALI7995NL.
Uit het schotrestenonderzoek van het NFI opgesteld door Ing. R.C. Roepnarain d.d. 8 mei 2018 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende: [21]
De bevindingen van het onderzoek naar de aanwezigheid van schotresten op de bemonsteringen [AALJ0557NL, AAEK5575NL t/m AAEK5579NL en AALI7991NL t/m AALI7995NL] waarmee delen van een personenauto van het merk Ford Fiësta zijn bemonsterd, zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 (op de bemonsteringen van de personenauto zijn schotresten aanwezig) waar is, dan wanneer hypothese 2
(op de bemonsteringen van de personenauto zijn géén schotresten aanwezig) waar is.

Bandensporenonderzoek.

[verbalisant 9] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [22]
Bij het verrichte sporenonderzoek werden drie bandindruksporen veiliggesteld. Hieronder worden de drie bandindruksporen en de vier autobanden beschreven:
1. een gipsafvorming van bandindruksporen voorzien van het waarmerk PL2100-
2018054919-64554, SIN AALI7996NL;
2. een gipsafvorming van bandindruksporen voorzien van het waarmerk PL2100-
2018054919-64555, SIN AALI7997NL;
3. een gipsafvorming van een bandindrukspoor voorzien van het waarmerk PL2100-
2018054919-64556, SIN AALI7998NL;
A een autoband van het merk Bridgestone, type Potenza RE050A, maat 205/40R17 84W en voorzien van het waarmerk PL2100-2018054919-134 7331, SIN AAKN4814NL, afkomstig van de linkervoorzijde van het voertuig;
B een autoband van het merk Bridgestone, type Potenza RE050A, maat 205/40R17 84W en voorzien van het waarmerk PL2100-2018054919-1336170, SIN AAKN4804NL, afkomstig van de linkerachterzijde van het voertuig;
C een autoband van het merk Bridgestone, type Potenza RE050A, maat 205/40R17 84W en voorzien van het waarmerk PL2100-2018054919-1336171, SIN AAKN4803NL, afkomstig van de rechterachterzijde van het voertuig;
D een autoband van het merk Continental, type ContiSportContact5, maat 205/40R17 84V en voorzien van het waarmerk PL2100-2018054919-1336173, SIN AAKN4802NL, afkomstig van de rechtervoorzijde van het voertuig.
Conclusie.
Op grond van het vergelijkend bandsporenonderzoek concludeer ik dat:
Plaatsing 1 van de bandensporen [2] is veroorzaakt met een band, soortgelijk aan de
rechtervoorband [D]. Door het ontbreken van karakteristieke overeenkomsten kon niet
worden vastgesteld dat het spoor daadwerkelijk is veroorzaakt met de rechtervoorband [D].
Plaatsing 2
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds plaatsing 2 van de bandensporen [2] en anderzijds de banden van het voertuig komt gezien het weergegeven profiel, afmetingen
en/of vorm van het spoor de rechterachterband [C] van het voertuig, in aanmerking als
veroorzaker van het spoor.
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds plaatsing 2 van de bandensporen [2] en anderzijds de rechterachterband [C], is gebleken dat:
  • het profiel overeenkomt;
  • de afmetingen praktisch overeenkomen;
  • de door plaatsing 2 van de bandensporen [2] weergegeven slijtage overeenkomt met de slijtage van de rechterachterband [C].
Onverklaarbare verschillen zijn niet waargenomen.
Conclusie.
Op grond van het vergelijkend bandsporenonderzoek concludeer ik dat:
Plaatsing 2 van de bandensporen [2] mogelijk is veroorzaakt met de rechterachterband [C].

DNA-onderzoek.

Verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] hebben – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [23]
Op donderdag 22 maart 2018, om 17:00 uur, werd onderzoek naar sporen verricht. Verbalisanten zagen een blauwe Ford Fiësta, waarvan de achterklep openstond. Ze zagen dat het slot uit de portierhandgreep aan de linkerzijde verdwenen was. Ze zagen dat het type velg van het rechter voorwiel afweek van de overige velgen op de auto. Ze zagen dat op de voor- en achterzijde geen kentekenplaat aanwezig was. Naast het linkerportier troffen zij een verbrand of gesmolten plastic flesje aan. In de auto werden aan de bestuurderszijde twee waterflesjes aangetroffen. Deze werden veiliggesteld en voorzien van SIN AAKS1922NL. Op de zitting van de bestuurdersstoel en onder de pedalen werden twee doppen aangetroffen, die werden veiliggesteld en voorzien van respectievelijk SIN AAKS1920NL en SIN AAKS1921NL.
[verbalisant 10] en [verbalisant 11] hebben – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [24]
Op vrijdag 23 maart 2018, om 14:40 uur, werd door ons onderzoek verricht in de Ford Fiësta, die was aangetroffen in het bosperceel te Zeeland. Wij hebben diverse schotrestenbemonsteringen genomen en diverse onderdelen van de Ford Fiësta bemonsterd op de mogelijke aanwezigheid van biologische sporen, waaronder de versnellingspook en handrem (bemonstering met SIN AALJ0558NL), de deurgreep van het rechterportier aan de bijrijderszijde (bemonstering met SIN AALJ0561NL), de deurklink van het rechterportier aan de bijrijderszijde (bemonstering met SIN AALJ0562NL) en de deurklink van het linker portier aan de bestuurderszijde (bemonstering met SIN AALJ0565NL). Het stuur werd bemonsterd op schotresten (bemonstering met SIN AALJ0557NL).
Uit het rapport van het NFI opgesteld door dr. J. Warnaar d.d. 30 maart 2018 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende: [25]
- Van de bemonstering van de buitenzijde van de dop (APKSl920NL#0l) is een DNA-profiel verkregen van een man. Dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [verdachte] , waarbij de matchkans kleiner dan één op één miljard is.
- Van de bemonstering AALJ0558NL#01 (handrem en pook) is een onvolledig DNA-profiel verkregen van een man. Dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [verdachte] , waarbij de matchkans kleiner dan één op één miljard is.
- Van de bemonstering AALJ0565NL#0l (portierklink) is een onvolledig DNA-profiel verkregen van een man. Dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [verdachte] , waarbij de matchkans kleiner dan één op één miljard is.
Uit het rapport van het NFI opgesteld door dr. J. Warnaar d.d. 9 november 2018 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende: [26]
Op 19 juni 2018 heeft officier van justitie mr. W.E. Kupers opdracht gegeven om DNA-onderzoek te verrichten aan flesjes en een dop. Deze flesjes en dop werden aangetroffen in de Ford Fiësta, die was aangetroffen op de plaats delict “bosperceel te Zeeland”.
AAKS1921NL Dop
AAKS1922NL Lege spaflesjes
Onderzoeksresultaten
1. Uit de rapportage van Biologische sporen en DNA-onderzoek d.d. 09 november 2018:
- Van de dop zijn twee bemonsteringen genomen (AAKS1921NL#0l en #02) Bemonstering #01 was niet geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek. Het DNA onderzoek aan bemonstering #02 is gestopt, omdat de concentratie van het DNA in deze bemonstering lager is dan 0,001 ng/pi. Er is geen DNA-profiel opgemaakt.
- Van de flesjes zijn vier bemonsteringen genomen (AAKS1922NL#0l, #02, #03en #04)
- Van bemonstering AAKS1922NL#01 (buitenzijde flesje 1) is een onvolledig DNA-profiel van minimaal één persoon, waarvan minimaal één man, verkregen. Dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [verdachte] . De bewijskracht van de match is niet berekend.
- Van bemonstering AAKS1922NL#O3 (buitenzijde flesje 2) is een DNA- mengprofiel verkregen, waarbij het DNA afkomstig kan zijn van [verdachte] en minimaal één onbekende persoon.

[woonwagenkamp] in [gemeente 1] .

[getuige 10] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [27]
Ik weet dat mijn vader rond 13:00 uur bij mij thuis is weg gegaan op het [woonwagenkamp] . Ik weet nog dat het zo laat was omdat ik om 13:30 uur een spelletjesmiddag had op school. Hij was gewoon normaal. Hij heeft nog gevoetbald met de kinderen.
Gistermorgen om tien voor twaalf ben ik thuis gekomen van de boodschappenwinkel. Ik ben aan komen rijden waardoor mijn woonwagen zich links van mij bevond. Ik zag dat er een jongen bij mij aan de deur stond. Toen heb ik gevraagd wat hij moest hebben. Ik hoorde hem zeggen dat hij voor [slachtoffer] kwam. Ik heb gezegd dat hij er niet was. Die jongen zei dat hij ook al op de zaak was geweest maar dat hij daar ook al niet was. Ik hoorde die jongen zeggen dat hij gestuurd was door [persoon 4] . Dat is [persoon 4] , de vader van [persoon 5] . Dat was tien voor twaalf. Hij zei dat hij voor [slachtoffer] kwam en dat [persoon 4] hem gestuurd had. Ik heb hem toen gezegd dat als hij niet op de zaak is en ook niet hier, kan ik je niet verder helpen. Hij is weer weggegaan. Maar achteraf gebleken was hij niet op de zaak geweest. Toen nog niet.
Mijn vader is die nacht bij zijn vriendin geweest, bij [persoon 6] . Daar kwam hij rond vijf over twaalf van terug. Daar zat niet lang tussen. Ongeveer een kwartier zat er tussen dat die jongen bij mij aan de deur stond en dat mijn vader thuis kwam. Ik heb toen nog tegen hem gezegd dat er iemand was geweest voor hem. Ik heb camera’s aan de voorste woonwagen nummer 1. De beelden van die jongen heb ik mijn vader laten zien maar hij kende die jongen niet zei hij. Mijn vader is daarna naar de zaak gereden.
Die jongen is met een blauwe Ford weggegaan. Die camerabeelden hebben jullie. Ik denk dat hij misschien half 20, eind 20 jaar oud was. Een zwart petje had hij op. Hij was iets groter dan ik en ik ben 1.76 meter. Hij was mager. Hij droeg een blauwe geen donkere spijkerbroek en een donkerblauwe of zwarte jas. Ik zie die jongen nog zo voor me. Hij had een mottig, pokdalig gezicht. Hij had een Gelders accent, Cuijks of Nijmegens accent.
Ik heb verder niets opvallends gezien aan die Ford. De kleur was blauw, een beetje helblauw. Hij staat ook op beelden van het bedrijf en die heb ik gezien. Ik zag dat dit dezelfde jongen was en zag dat hij daar een beetje rond struinde. Dezelfde auto, de Ford hebben we ook herkend want die staat ook op beeld. We hebben de camerabeelden terug gekeken en hij is daar niet van te voren geweest.
[verbalisant 12] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [28]
Op woensdag 11 april 2018 heb ik de camerabeelden uitgekeken welke middels een vordering beschikbaar waren gesteld door de bewoners van het woonwagenkamp, gelegen aan het [woonwagenkamp] te [gemeente 1] . Het woonwagenkamp is voorzien van 7 camera's welke zicht hebben op het [woonwagenkamp] , Het Loo en de Hoge Akkers te [gemeente 1] .
11:29:48 uurblauwe Ford Fiësta ST komt aanrijden vanuit het Loo richting het viaduct A50. Blanke bestuurder heeft een zwart petje op;
11:31:37 uurblauwe Ford Fiësta ST komt aanrijden vanuit het viaduct A50 richting het Loo. Eén persoon in het voertuig. Opvallend dat de velg van het rechtervoorwiel anders is als de velg van het rechterachterwiel;
11:41:04 uurblauwe Ford Fiësta ST komt aanrijden over de Hoge Akkers en slaat rechtsaf het Loo op. Opvallend is dat de velg van het rechter voorwiel anders is als de velg van het rechter achterwiel;
11:57:36 uurblauwe Ford Fiësta komt aanrijden over het Loo richting de A50. Voertuig parkeert in een parkeervak op het Loo voor het WWK (woonwagenkamp);
11:58:20 uurbestuurder stapt uit de blauwe Ford en loopt het WWK op;
12:59:55 uur (de rechtbank leest 11:59:55 uur)bestuurder loopt terug richting de Ford. Om 12:00:08 is te zien dat de bestuurder zijn telefoon in zijn hand heeft en tot 12:00:20 uur op zijn telefoon aan het kijken is;
12:01:06 uurblauwe Ford rijdt weg vanuit het parkeervak over het Loo richting de A50.
[verbalisant 13] en [verbalisant 14] hebben – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [29]
Tussen 6 oktober 2018 en 7 november 2018 hebben wij diverse keren in verhoor gezeten met verdachte [verdachte] . Op woensdag 7 november 2018 hebben wij de bewakingsbeelden van het [woonwagenkamp] nog een keer bekeken en herkenden wij de persoon die kwam uit de Ford Fiësta en liep over het kampje als zijnde [verdachte] . Wij herkenden hem vooral aan zijn postuur, gezicht met name de kaaklijn, bleke gelaatskleur, haarlijn en oren.
Eigen waarneming van de rechtbank aan de hand van de foto’s op pagina 720 van het dossier:
De rechtbank neemt waar dat de persoon op de foto zwart haar heeft en dat hij een zwarte Moncler jas draagt.

[straat] te Oss.

[persoon 3] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [30]
Rond 13:00 uur is mijn vader gekomen. [persoon 7] is toen ook gekomen, en ondertussen was [persoon 8] ook gekomen. [persoon 7] is toen even weggegaan en daarna kwam hij weer terug. Toen waren we dus met vieren. Toen, ongeveer tussen 14.15 uur en 14.30 uur is die klant gekomen. Nadat die klant weer weg was is kort daarna ook mijn vader weggegaan, dat was ongeveer om 14:30 uur. Die klant had volgens mij een dunne zwarte jack aan, een blauwe spijkerbroek, een soort sportschoenen mogelijk Nike in de kleur zwart. Hij was ongeveer net zo groot als dat ikzelf ben en ik ben 1.80 meter. Het was maar een mager, schraal, dun persoon. Ik schat hem ongeveer 21, 22 a 23 jaar niet veel ouder. Alles bij elkaar is hij hier maar 1 a 1,5 minuut op het terrein geweest. Toen die klant kwam was [persoon 7] aan de telefoon en ik ben toen naar buiten gelopen. Op het bureau had ik al gehoord dat er beelden waren. Ik heb deze beelden toen via mijn telefoon bekeken toen ik bij mijn vriendin was. Ik zag meteen dat die persoon die te zien was op de beelden van [perceel 1] dezelfde persoon was die achter was geweest. En met achter bedoel ik [perceel 2] . De volgende ochtend heb ik ook de beelden gezien van [woonwagenkamp] . Daarop zag ik weer dezelfde persoon als die ik hier ( [perceel 2] ) en op de beelden van [perceel 1] heb gezien. Ik herkende de persoon aan zijn hele voorkomen.
[persoon 3] heeft bij de rechter-commissaris aanvullend – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [31]
Ik heb maar een kort gesprek gehad met de klant. Hij heeft gevraagd naar een onderdeel en waarschijnlijk heb ik gezegd dat ik het niet had.
[verbalisant 15] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [32]
Op zaterdag 24 maart 2018 heb ik de veilig gestelde opnames van de camerabeelden van het pand [perceel 1] te Oss bekeken. Vastgesteld werd dat de tijd welke aangegeven is op de veilig gestelde beelden conform de "atoomtijd" loopt. De veilig gestelde beelden van genoemde locatie bestaan uit drie camera opstellingen.
CAM1: deze cameraopstelling staat gericht vanaf de zijkant van genoemd bedrijf naar de achterzijde van het bedrijf van de openbare weg af;
CAM2: deze camera opstelling is vanaf de voorzijde van het pand naar beneden gericht op de ingang van het kantoorgedeelte van het bedrijfspand;
CAM3:deze cameraopstelling is vanaf de voorgevel van het pand schuin naar beneden gericht naar het voorterrein/openbare weg [straat] /Openbare weg Maaskade.
Te zien is op CAM3:
12:59:01 uurvanaf de Maaskade een Ford Fiësta kleur blauw aangereden komt en linksaf de [straat] in rijdt in de richting van het sloopbedrijf welke gevestigd is verderop in de [straat] ;
12:59:45 uurvanuit de richting van genoemd sloopbedrijf de Ford Fiësta terug komt gereden richting Maaskade en parkeert op de kruising van de [straat] met de Maaskade. De Ford Fiësta wordt dan geparkeerd aan de zijde van de [perceel 1] met de neus in de richting van de Maaskade;
13:00:02 uurde bestuurder van genoemde Ford Fiësta uitstapt aan de bestuurderszijde en richting de openstaande poort van het bedrijfsterrein loopt van [perceel 1] . De bestuurder over het voorterrein loopt en dan naar de toegangsdeur van het kantoorgedeelte en via het raam naar binnen kijkt. Vervolgens loopt genoemde persoon weer over het terrein.
Signalement: Man, tenger postuur, ongeveer 1.80 meter lang, zwarte jas (heupmodel/gewatteerd), donkere/blauwe spijkerbroek met gebleekte vlekken, zwarte baseball pet, zwarte schoenen, zwarte telefoon/GSM in zijn linkerhand.
Om 13:01:03 uurgenoemde persoon in de richting van de deur van het kantoor loopt en met zijn linker hand de deurklink vastpakt en probeert genoemde deur te openen. Te zien is dat de persoon alvorens hij de deurklink vastpakt zijn mouw van de jas over zijn hand doet. Nadat de persoon aan de klink heeft gevoeld loopt hij via het voorterrein naar de zijkant van het bedrijf.
Te zien is op CAM 1:
Om 13:01:20 uurgenoemde persoon in beeld komt en naar de achterzijde van het terrein loopt en van daaruit weer terug komt gelopen naar de voorzijde van het terrein;
Om 13:02:24uur de persoon uit beeld van Cam 1 verdwijnt.
Te zien is op CAM 3:
Om 13:02:29 uurde genoemde persoon in beeld komt en richting de deur loopt van het kantoorgedeelte van genoemd bedrijf;
Om 13:02:40 uurgenoemde persoon op de deur van het kantoorgedeelte aanklopt.
Te zien is op CAM 2:
Om 13:02:48 uurgenoemde persoon in beeld komt en in zijn rechterhand een zwarte telefoon vast houdt. Te zien is dat genoemde persoon op de telefoon aan het kijken is en ook handelingen (appen) verricht op de telefoon;
Om 13:03:22 uurloopt genoemde persoon het terrein, via de toegangspoort af en loopt richting de blauwe Ford Fiësta;
Om 13:03:49 uurgenoemde persoon instapt aan de bestuurderszijde van de Ford Fiësta;
Om 13:04:30 uurgenoemde Ford wegrijdt en direct keert en rijdt in de richting van het sloopbedrijf;
Om 13:06:33 uurvanaf de Maaskade een Porsche Panamera aan komt rijden die vervolgens linksaf de [straat] inrijdt in de richting van het sloopbedrijf;
Om 13:09:07 uurvanuit de richting van het sloopbedrijf de eerder genoemde Ford Fiësta in beeld komt en richting de Maaskade rijdt om vervolgens rechtsaf de Maaskade op te rijden;
Om 13:17:22 uurvanuit de richting van Oss over de Maaskade genoemde Ford Fiësta komt gereden en de kruising met de [straat] passeert;
Om 13:22:54 uurgenoemde Ford Fiësta vanaf de Maaskade rechtsaf de [straat] inrijdt richting het sloopbedrijf;
Om 13:34:31 uurde Ford Fiësta vanuit de richting van het sloopbedrijf linksaf de Maaskade oprijdt;
Om 14:25:22 uurde Ford Fiësta vanaf de Maaskade rechtsaf de [straat] in rijdt richting sloopbedrijf;
Om 14:32:27 uurover de [straat] vanuit de richting van het sloopbedrijf eerder genoemde Porsche Panamera komt aangereden en rechtsaf de Maaskade op rijdt;
Om 14:33:03 uurover de [straat] vanuit de richting van het sloopbedrijf de Ford Fiësta komt gereden en rechtsaf de Maaskade oprijdt in dezelfde richting als de Porsche Panamera gereden is.
Camerabeelden tankstation Total te Oss, Rijksweg 46 te Schaijk en [adres 3] te Schaijk.
[verbalisant 12] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [33]
Op vrijdag 6 april 2018 heb ik de camerabeelden uitgekeken welke middels een vordering
beschikbaar waren gesteld door Tankstation Total, gelegen aan de [adres 2] te Oss.
Het tankstation is aan de achterzijde voorzien van de camera welke zicht heeft op de N329.
De camera heeft zicht op het verkeer wat over de N329 richting de A50 verplaatst. Ik heb de camerabeelden bekeken van donderdag 22 maart 2018, vanaf 14:22:00 uur tot 14:45:00.
Om 14:40:19 uurzie ik een zilvergrijze Porsche Panamera passeren;
Om 14:40:20 uurzie ik een blauwe Ford Fiësta ST passeren. Ik zie dat de rechter velg aan de voorzijde anders van kleur is dan de rechter velg aan de achterzijde van het voertuig.
[verbalisant 16] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [34]
Door mij werden de camerabeelden bekeken afkomstig van het [restaurant] te Schaijk. De aanwezige camerabeelden zijn van 22 maart 2018, vanaf 09.00 uur tot 17.00 uur. Van camera CH03 die in het restaurant aanwezig is en daarbij ook opnamen maakt van de kruising Rijksweg met de Zeelandsedreef en een deel van de Zeelandsedreef en van Camera CH06 die aan de achterzijde van het restaurant aanwezig is en een beeld geeft van de aldaar gelegen parkeerplaats en een deel van de Zeelandsedreef zijn door mij de beelden uitgekeken. Hieronder de voertuigen beschreven die de Zeelandsedreef in rijden vanaf de Rijksweg vanuit de richting Oss.
Om 14:50:38 uurFord Fiësta blauw.
Eigen waarneming van de rechtbank aan de hand van de screenshots van het [restaurant] te Schaijk die de officier van justitie ter terechtzitting d.d. 3 november 2020 heeft overgelegd:
De rechtbank neemt waar dat op de foto te zien is dat de bestuurder een blanke man is met een donkere pet op. Er is geen andere persoon te zien op de foto. Dit laatste is waar te nemen omdat de deurstijl of het kozijn van de deur of het raam van het tegenoverliggende pand te zien is door de ruit aan de bijrijderskant van de auto.
[verbalisant 17] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [35]
De blauwe Fiësta is te zien op de gevorderde camerabeelden van de locatie
[adres 3] te Schaijk. Deze locatie ligt circa anderhalve kilometer verder dan
[restaurant] te Schaijk. Op de beelden is duidelijk te zien dat de velg van de rechter voorband afwijkt van de overige drie velgen. Deze afwijkende velg was ook te zien op de camerabeelden van Het [woonwagenkamp] te [gemeente 1] . Ook is te zien dat de Ford
Fiësta een gele kentekenplaat heeft.
[getuige 11] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [36]
Ik ben woonachtig op [adres 4] te [gemeente 2] . Op donderdag 22 maart 2018 tussen 12:00 uur en 13:00 uur zijn we gaan eten. Daarna ben ik buiten rondom het huis gaan werken. Ik weet niet hoe lang ik buiten was toen ik een zwart busje gelijkende op een Mercedes Vito voorbij zag rijden. Ik zag dat dit busje over de Weversweg reed in de richting van de Maashorst. Dit betreft een doodlopende straat. Je kan daar niet verder rijden. Ik ken eigenlijk alle auto’s uit de buurt en als er een vreemde auto daar rijdt dan valt me dat op. Dit busje kende ik niet en daarom viel deze mij op. Het busje kwam toen weer over de Weversweg en reed vervolgens in de richting van Zevenhuis. Ik kon op dat moment de bijrijder redelijk goed zien. Ik schat zijn leeftijd op ergens rond de 30 jaar. Ik zag dat hij een baseball pet op had. Ik meen dat deze donker dan wel zwart van kleur was. Ik vond dat de man een erg bleek gezicht had. Het was niet dat de man er ongezond uitzag maar hij had geen kleurtje wat iemand heeft als hij in de zon gezeten heeft. Verder zag ik dat hij gekleed was in een grijskleurig shirt of trui. Ik kan alleen mededelen dat het tussen 13:00 uur en 16:30 uur geweest moet zijn want om 16:30 uur ging ik koken.

Tijdlijn.

[verbalisant 18] en [verbalisant 12] hebben – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [37]
Op maandag 16 april 2018 hebben wij verbalisanten een route gereden om vast te stellen wat de reistijd is. Wij hebben met een stopwatch de reistijd vastgelegd. Het punt waar wij gestart zijn met de tijdwaarneming is het Total tankstation gelegen aan de [adres 2] te Oss. Vanaf dit tankstation tot aan het wildviaduct gelegen aan de N324 was onze reistijd 3 minuten en 48 seconden. Vanaf dit wildviaduct naar de kruising Zeelandsedreef met de N324 te Schaijk was onze reistijd 2 minuten en 42 seconden. Hier zijn wij gestopt met de tijdwaarneming. Onze totale reistijd vanaf de [adres 2] te Oss naar de kruising Zeelandsedreef met de N324 te Schaijk was 6 minuten en 30 seconden. Op deze route hebben wij twee keer een paar seconden moeten wachten voor een rood verkeerslicht. En daar waar het mogelijk was hebben wij tussen de 80 en 90 kilometer per uur gereden.
[verbalisant 19] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [38]
Op donderdag 22 maart 2018 werd [slachtoffer] kort voor 15.00 uur in zijn Porsche, type Panamera, dood geschoten onder het ecoduct aan de Rijksweg te Schaijk. Kort na 15.00 uur werd in een bosperceel nabij de Weversweg in het plaatsje Zeeland een blauwe Ford Fiesta aangetroffen met verse brandschade. Over de weg bedraagt de afstand tussen beide locaties delict 8,5 kilometers. Dat is 11 minuten rijden (bron: google maps).
[verbalisant 20] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [39]
Van belang is te weten dat vanaf mei 2018 de provincie Noord-Brabant de N324 heeft onderworpen aan een reconstructie. Hierdoor is de situatie ten opzichte van 22 maart 2018 als volgt gewijzigd. Op het gedeelte tussen knooppunt Paalgraven en de kruising met de Zeelandsedreef te Schaijk is een kruispunt vervangen door een rotonde. Dit betreft de voormalige kruising van de N324 met de Palmstraat. Verder is de weg, parallel aan de N324, welke onder het ecoduct doorliep, vervallen. Deze is vervangen door een fietspad. De toegang tot de parallelweg, vanaf de N324 is eveneens vervallen. Voor de reconstructie was het mogelijk om vanuit de richting Paalgraven onder het ecoduct door te rijden en vervolgens via de berm, gelegen tussen de parallelweg en N324, de N324 op te rijden. Sinds de reconstructie is dit niet meer mogelijk, nu er een vangrail is geplaatst tussen de N324 en het fietspad. Als alternatief heb ik de route vanaf het Total tankstation tot aan de kruising N324 met de Zeelandsedreef te Schaijk tien maal gereden en iedere keer de verstreken tijd vastgelegd. De tijdsopname heb ik alle keren gestart ter hoogte van het Total tankstation op de Graafsebaan (N329). Dit betrof steeds een zogenaamde ‘vliegende start’, wat wil zeggen dat ik de stopwatch gestart heb op het moment dat ik met een snelheid van 80 kilometer per uur ter hoogte van het Total tankstation over de Graafsebaan reed. Alle keren heb ik de stopwatch gestopt op het moment dat ik op de N324 bij het verkeerslicht voor rechtdoor en rechtsaf was, ter hoogte van de Zeelandsedreef, bij restaurant Nieuw Schaijk te Schaijk. Op woensdag 15 mei 2019 tussen 14:00 uur en 17:00 uur heb ik deze route tienmaal gereden. De gemiddelde reistijd was 7:14 minuten. Op maandag 20 mei 2019 heb ik tussen 13:00 uur en 16:00 uur tienmaal de route gereden van het Total tankstation aan de Graafsebaan tot aan de verkeerslichten in Schaijk, ter hoogte van restaurant Nieuw Schaijk. Dit maal heb ik elke keer een tussenstop gemaakt bij het ecoduct. De gemiddelde reistijd was 8:27 minuten.
Donderdag 22 maart 2018.
Uit onderzoek is gebleken dat de blauwe Ford Fiësta ST op 22 maart 2018, om 14:40:20 uur passeerde langs het Total tankstation aan de Graafsebaan te Oss. Na onderzoek van de camerabeelden van Restaurant Nieuw Schaijk is gebleken dat de blauwe Ford Fiësta ST op 22 maart 2018, om 14:50:33 uur van de N324 de Zeelandsedreef op rijdt. De tijd tussen het moment dat de blauwe Ford Fiësta ST langs het Total tankstation, Graafsebaan Oss komt gereden en het moment dat de Ford Fiësta ST, vanaf de N324, de Zeelandsedreef opgereden komt, bedraagt 10 minuten en 13 seconden.

Periode na het schietincident.

[verbalisant 21] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [40]
Op zaterdag 31 maart 2018, omstreeks 13.30 uur, was ik in de woning, naar aanleiding van een melding van vermissing meerderjarig persoon. Ik sprak in de woning, gelegen aan de [adres 5] met de moeder [getuige 12] (hierna te noemen getuige). Getuige had naar de politie gebeld om melding te maken van vermissing van haar zoon. Ik hoorde dat ze mij vertelde dat ze zich ernstige zorgen maakte over haar zoon [verdachte] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] . Ze kon al gedurende een viertal dagen geen contact met haar zoon krijgen en dit was geen normaal patroon. Op 29 maart 2018, omstreeks 18.00 uur kwam getuige thuis en vond op de deurmat een klein afgescheurd briefje met daarop de tekst: "Ben een paar weken naar Spanje spreek jullie snel". Tevens vond getuige een Rabo wereldpas op naam van [verdachte] . Het betrof een Rabobank pas met IBAN [nummer 1] . Dit in combinatie met het feit dat ze al vier dagen geen contact kon krijgen en ze weet dat hij met criminele vrienden omgaat, maakte haar zeer ongerust. [verdachte] is naar schatting 1.80 meter groot, rood harig (maar sinds een week had hij zijn haren afgeschoren en waren er alleen nog rode stekeltjes zichtbaar), tenger postuur. Over de kleding kon getuige niets zeggen. [verdachte] droeg vaak zwartkleurige Nike sportschoenen.
[verbalisant 20] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [41]
Nadat de moeder van [verdachte] eind maart 2018 melding maakte over het feit dat zij al enkele dagen geen contact meer kreeg met haar zoon en zij zich daar zorgen over maakte vertelde zij ook dat zij op 30 maart 2018 gebeld was door een Duits telefoonnummer. Onderzoek heeft uitgewezen dat [verdachte] op 28 maart 2018 vertrekt naar Roemenië en op 8 juni 2018 weer terug is in Nederland.

Tapgesprekken/OVC-gesprekken.

[verbalisant 22] en [verbalisant 13] hebben – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [42]
Op donderdag 22 maart 2018 omstreeks 15.02 uur werd bij de Centrale Meldkamer van politie Oost-Brabant melding gemaakt van een schietincident op de Munstraat te Schaijk. Naar aanleiding van deze schietpartij werd TGO "Hollandia" opgestart. Op bevel van de officier van justitie, na daartoe verkregen machtiging van de rechter-commissaris te
's-Hertogenbosch, is gedurende een langere periode vertrouwelijke communicatie opgenomen, gevoerd door de aanwezigen in chalet nr. [nummer 25] op [vakantiepark] , [adres 6] te Belfeld. Tevens zij er binnen het TGO "Hollandia" diverse telefoons afgeluisterd. De gesprekken zijn uitgeluisterd en verwerkt. Deze uitwerking is door diverse personen gedaan en vooral in het begin van het onderzoek was niet altijd bekend wie de deelnemers van het gesprek waren. In de uitwerking van de gesprekken is veelal NNM of NNV gebruikt. Later binnen het onderzoek "Hollandia" is de identiteit van de meeste NN personen wel bekend geworden. De gesprekken zijn allemaal nageluisterd en in dit proces verbaal staat steeds bij aanvang van de uitwerking wie de deelnemers van de gesprekken zijn.
8-04-2018 10:07:20
[nummer 2]
NNM [persoon 1] BUN [verdachte] (Roemeens nummer)
( [persoon 1] en [verdachte] )
[persoon 1] : "Moet ik het op de post doen. Naar Roemenië."
[persoon 1] : "Hou je bek man. Je zit in Roemenië toch.”
[verdachte] : "Ja."
22-04-2018 17:36:30
[nummer 3]
[persoon 1] NG en [verdachte] NG.
( [persoon 1] en [verdachte] )
M: = [persoon 1]
NN: = [verdachte]
NN: “Ja hoop zo. Want niemand mag weten dat je, iemand contact met mij hebt. Effe voor de duidelijkheid.”
M: “Waarom is dat?”
NN: “Je mag niemand vertellen dat je mij belt of spreekt.”
(…)
NN: “Je moet effe vragen hoe hij daar bij eens komt. Dan schiet ik hem echt eens voor zijn kankerkop. Door met die onzin rond te praten.”
M: “Ja uh, heb je dat gehoord dan? Of”
NN: “Ondervraag hem maar eens een beetje. Wat mensen zitten te lullen over mij. Dat ken echt niet. Want dan ga ik echt uh, mensen uit Oss bellen. Die regelen dat ook he.
M: “Magnum, Magnum pieuw pieuw.”
NN: “He?”
M: “Magnum. Pieuw pieuw.”
NN: “Ja uh, ik heb hem besteld maar ze weten niet of ze hem op voorraad hebben man.”
(…)
NN: “Want ik had gezegd tegen mijn ouders als ooit politie op de stoep komt. Jullie weten niet waar ik ben. want ik zeg zo, ja uh. Wie weet vinden ze ooit mijn vingerafdrukken in de gestolen auto toch?”
(…)
NN: “Ik wil niet voor die kanker onzin met die kanker auto of zo opgelaaien worden. Snap je. O ja, weet je wat ook is, van wat ik zei. Als ooit daar vingerafdrukken wordt gezien van mij, bijvoorbeeld ze ontdekken dat ding, zeg maar . .... (onverstaanbaar) is dat altijd weg. Snap je wat ik bedoel. Maar ik heb de deurpost toch aangeraakt.”
(…)
M: ”Je moet gewoon in Nederland blijven man.”
NN: “Nee dat kan niet met de dingen die ik doe.”
(…)
NN: “Het is altijd al mijn droom om meer dan drie honderd, vier honderd of vijf honderd in de week te verdienen. Maar luister. Als er over een jaartje niks aan de hand is, niks onderzoek naar mij of zo. ga ik gewoon bij [naam 3] werken. Voor drie dagen in de week.”
30-07-2018 16:54:21
[nummer 4]
( [verdachte] en [persoon 9] )
D: “Dan krijg ik nou alvast een deel in plaats van later.”
R: “Wat?”
D: “Dan krijg ik nou al een beetje van mijn geld.”
8-08-2018 18:10:33
[nummer 5]
( [persoon 9] en NNV toestel op naam van [persoon 10] )
R: “Weet je wat het mooiste is? (lachend) Weet je hoeveel geld hij nog krijgt van die mensen? Hij krijgt juist nog geld want daar zit hij nou op te wachten ...”
09-08-2018 01:48:08
[nummer 4]
( [verdachte] en [persoon 9] )
[naam 1] bun [verdachte]
D: “ja behalve die auto's dat is niet zo'n big problem. Maar nou moet ik wel, nou ik mijn eigen geld nog niet heb.”
11-08-2018 22:17:43
110818-201743
( [verdachte] en [persoon 2] )
Letterlijke uitwerking: SH [persoon 2] en [verdachte]
[persoon 2] : “Rooie Waar is die zwarte moncler jas van mij ook al weer gebleven? Die is toch verbrand toch ofzo?”
[verdachte] : “Ja die hebben we toen verbrand.”
[persoon 2] : “Waar ook al weer?
[persoon 2] : “Wanneer? Waarvoor ook al weer?” (fluisterende toon)
[persoon 2] : “ohwja.”
[verdachte] : “Toen heb ik een nieuwe gehaald toen.”
[persoon 2] : “Ja klopt”.

Medeplegen.

[verbalisant 23] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [43]
Binnen onderzoek Hollandia heb ik rapporteur, door middel van analyse van de verzamelde informatie, onderzocht welke personen betrokken (kunnen) zijn geweest bij de moord op
[slachtoffer] . Hiervoor heb ik gebruik gemaakt van verkregen historische verkeersgegevens van mobiele telefoonaansluitingen in combinatie met andere, binnen onderzoek Hollandia, verzamelde informatie. Ik heb eerst gezocht naar telefoonnummers welke voorkwamen op meer dan één van de zendmasten in de omgeving van de plaats delict (liquidatie) aan de Rijksweg N324 te Schaijk, de plaats delict (brandstichting vluchtauto) aan de Weversweg te Zeeland, het woonadres van het slachtoffer [slachtoffer] aan het [woonwagenkamp] te [gemeente 1] en het werkadres van het slachtoffer aan de [straat] te Oss. Op beelden van bewakingscamera's was te zien dat de, dan nog onbekende vermoedelijke dader, kennelijk gebruik maakt van een mobiele telefoon.
Onderlinge vergelijking zendmasten.
Uit de vergelijking van alle hiervoor bevraagde zendmastlocaties bleek dat er één telefoonnummer zowel op een zendmast in Belfeld voorkwam op een relevante tijd, als op een zendmast nabij de plaats delict te Zeeland. Dit telefoonnummer zat in een toestel van het merk Aquaris X, een telefoon waarmee versleutelde (encrypted) berichten kunnen worden verstuurd. Voorts bleek dat er nog drie telefoonnummers waren in dit onderzoek, welke in een Aquaris X toestel zaten, die ieder op één zendmastlocatie voorkwamen op een relevante tijd. Al deze toestellen begonnen met het imeinummer [nummer 6] . Naar aanleiding van deze resultaten werden van deze vier toestellen de historische verkeersgegevens opgevraagd. Alle vier de telefoonnummers begonnen met [nummer 7] . Deze resultaten werden door rapporteur vergeleken met andere telefoonnummers van diverse personen binnen het onderzoek, waarvan historische verkeersgegevens waren opgevraagd. Door rapporteur werd vervolgens onderzocht wie de gebruikers zouden kunnen zijn geweest van de vier Aquaris X toestellen.
Gebruikte telefoonnummers.
Na onderzoek werd duidelijk wie gebruik maakte van de Aquaris-toestellen met [nummer 7] -nummers. Dat bleek bij onderstaande personen op basis van vergelijking met hun 06-nummers. [verdachte] maakte gebruik van de telefoonnummers [nummer 8] en [nummer 9] . Het nummer [nummer 9] bleek uit de historische printgegevens van
7 maart 2018 tot en met 22 maart 2018 in een Aquaris X, met imeinummer [nummer 10] [44] [persoon 2] maakte gebruik van de telefoonnummers [nummer 11] , [nummer 12] en [nummer 13] . [persoon 11] maakte gebruik van de telefoonnummers [nummer 14] en [nummer 15] . [persoon 12] maakte gebruik van de telefoonnummers [nummer 16] , [nummer 17] en [nummer 18] .
Historische verkeersgegevens Aquaris-toestellen.
De historische verkeersgegevens van de vier genoemde Aquaris X toestellen werden bij de providers bevraagd vanaf 5 maart 2018. Niet bekend is geworden wanneer deze toestellen voor het eerst in het Nederlandse netwerk in gebruik zijn genomen. Alleen is opmerkelijk te noemen dat de vier toestellen op 5 maart 2018 geen registraties hebben van gebruik en dat dit gebruik pas op 6 maart 2018 in de avond en op 7 maart 2018 vroeg in de nacht is lijken te beginnen.
Opmerking rapporteur:
Het viel het onderzoeksteam op dat de imsinummers van de Aquaris-toestellen van [persoon 2]
( [nummer 19] ) en [verdachte] ( [nummer 20] ) dicht bij elkaar lagen. Door het onderzoeksteam is het hiertussen gelegen imsinummer [nummer 21] historisch bevraagd om na te gaan of de gebruiker hiervan in relatie stond tot één van de betrokkenen uit het onderzoek. Een imsinummer is een nummer gekoppeld aan een simkaart en identificeert het abonnement waarmee de consument belt of internet. Het imsinummer [nummer 21] was gekoppeld aan telefoon(simkaart)nummer [nummer 22] en imeinummer [nummer 23] . Ook dit bleek een Aquaris X toestel te zijn.
Uit analyse bleek dit nummer/toestel vermoedelijk in gebruik te zijn bij [persoon 13] ( [geboortejaar 2] 1997). Zij is de jongere zus van [persoon 13] .
20 maart 2018:
[verdachte] straalde op 20 maart 2018 te 22.47.06 uur een zendmast aan de [adres 7] te [gemeente 1] aan, met een richting naar het woonwagencentrum aan het [woonwagenkamp] te [gemeente 1] . Te 22.55.52 uur nog een zendmast aan de [adres 8] te [gemeente 1] met ook een richting naar dat woonwagencentrum.
Naar aanleiding van deze telefoongegevens van [verdachte] werden door het onderzoeksteam camerabeelden bekeken van het woonwagencentrum aan het [woonwagenkamp] te [gemeente 1] .
Op 20 maart 2018 te 22.42.32 uur, is te zien dat er een witte Volkswagen Golf, type 7 of 8, 5-deurs, met LM-velgen, vanaf de Hoge Akkers linksaf het Loo op rijdt, het woonwagencentrum aan het [woonwagenkamp] passeert en verder rijdt, richting de rijksweg A50.
Te 22.55.10 uur is te zien dat uit de richting van de rijksweg A50 over het Loo een witte Volkswagen Golf, type 7 of 8, 5-deurs, met LM-velgen, dit woonwagencentrum passeert en verder rijdt in de richting van het centrum van [gemeente 1] .
Uit het onderzoek is gebleken dat [persoon 2] bij de [firma] te Coesfeld (Duitsland) vanaf 12 maart 2018 t/m 25 mei 2018 een witte Volkswagen Golf met kenteken [nummer 24] huurde.
Vervolgens werd gekeken wie er voor/tijdens/na deze waarneming aanwezig was op zendmasten in (de omgeving van) [gemeente 1] /Oss. Hieruit bleek dat [persoon 13] tussen 16.17 uur en 01.25 uur (op 21 maart 2018) zendmasten aanstraalde met drie telefoonnummers in Oss en Berghem. [verdachte] straalde tussen 17.05 uur en 18.03 uur en tussen 22.47 uur en 22.55 uur zendmasten aan in Oss en [gemeente 1] . Te 19.21 uur straalde hij een zendmast aan te Nijmegen en te 22.24 uur een zendmast te Grave. [persoon 2] straalde te 23.17 uur een zendmast aan te Oss. En [persoon 11] te 18.34 uur een zendmast in [gemeente 1] .
21 op 22 maart 2018 avond/nacht
Op 21 maart 2018 straalden [verdachte] , [persoon 2] en [persoon 11] vanaf 20.30 tot 21.00 uur masten aan in Belfeld met een richting naar [vakantiepark] . [persoon 13] straalde in die tijd een mast aan te Oss. Hierna reisde [persoon 13] af richting Belfeld en tussen 21.51 uur en 22.00 uur straalde hij diverse masten aan in Kessel, Belfeld en Reuver met een richting naar [vakantiepark] . [verdachte] straalde te 23.09 uur een mast in Belfeld aan met een richting naar [vakantiepark] . Op 22 maart 2018 te 01.25 uur en 02.10 straalde [persoon 13] een mast aan met een richting naar [vakantiepark] . [persoon 11] straalde te 01.52 uur een mast in Swalmen aan en te 02.09 uur straalde [persoon 11] een mast aan met een richting naar [vakantiepark] . Na 02.10 uur ging [persoon 13] noordwaarts, weg van Belfeld.
22 maart 2018 dag van de liquidatie.
Deze dag werd er geen gebruik gemaakt van de nummers [nummer 11] en [nummer 12] van [persoon 2] . Te 09.06 uur was er een inkomend gesprek op nummer [nummer 12] en vond er een doorschakeling plaats naar de voicemail. De telefoon stond mogelijk uit.
Op 21 maart 2018 te 23.09 uur startte er een datasessie van 28800 seconden van nummer [nummer 8] van [verdachte] op een zendmast in Belfeld.
Op 22 maart 2018 te 07.09 uur vond er aansluitend wederom een datasessie van 28800 seconden plaats op dezelfde zendmast en te 15.09 uur nogmaals op dezelfde zendmast, maar nu van een duur van 24992 seconden. Te 22.05 uur startte er weer een nieuwe datasessie van 182 seconden op dezelfde zendmast in Belfeld. Uit dit beeld van nummer [nummer 8] van [verdachte] vermoedt rapporteur dat de telefoon niet uit gezet werd en dat het toestel is achtergebleven (op het vakantiepark) te Belfeld.
[persoon 11] maakte te 08.07 uur nog gebruik van nummer [nummer 14] met dataverkeer voor een duur van 29 seconden op een zendmast te Belfeld. Hierna werd pas te 20.22 uur weer van dit nummer gebruik gemaakt op dezelfde zendmast te Belfeld met dataverkeer voor een duur van 4467 seconden en in dezelfde minuut een drietal inkomende sms-berichten van drie verschillende nummers. De telefoonnummers van [persoon 2] , [verdachte] en [persoon 11] in hun Aquaris-toestellen lieten zien dat men niet in (de omgeving van) Belfeld bleef, maar dat men zich op diverse tijden ophield in (de nabijheid van) de plaats Oss.
Ten eerste straalde nummer [nummer 15] van [persoon 11] te 10.34 uur de zendmast [adres 7] te [gemeente 1] aan in een richting waar het woonwagencentrum [woonwagenkamp] te [gemeente 1] is gelegen, het woonadres van slachtoffer [slachtoffer] .
Ten tweede straalde nummer [nummer 9] van [verdachte] te 12.52 uur de zendmast [adres 9] te Oss aan.
Ten derde straalde nummer [nummer 13] van [persoon 2] te 15.14 uur de zendmast [adres 10] te Zeeland aan met een richting naar de plaats delict van brandstichting van de blauwe Ford Fiësta aan de Weversweg te Zeeland.
Deze tijd is kort gelegen na de liquidatie (ong.14.45 uur) en voornoemde brandstichting (ong.15.00 uur). Camerabeelden lieten zien dat de blauwe Ford Fiësta, te 14.50 uur, over de rijksweg N324 uit de richting van de plaats delict liquidatie, rechtsaf de Zeelandsedreef was opgereden in de richting van de plaats delict brandstichting Ford.
Op 22 maart 2018 te 18.34 uur straalde [nummer 15] van [persoon 11] een zendmast in Maarheeze aan. Te 19.18 uur straalde [nummer 9] van [verdachte] een zendmast in Baexem aan. Te 20.22 uur straalde [persoon 11] met nummer [nummer 14] een zendmast in Belfeld aan (in een richting naar [vakantiepark] ). Te 21.25 uur straalde [nummer 13] van [persoon 2] een zendmast in Belfeld aan (in een richting naar [vakantiepark] ).
Rond 22.30 uur ging [persoon 11] richting zijn woonadres in Weert.

Verklaring verdachte.

Verdachte heeft op 4 maart 2020 bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [45]
V: Op enig moment ga jij naar het kamp toe. Voordat jij het kamp op komt en dan bedoel ik het kamp in [gemeente 1] , dat kamp bedoel je hè?
A: Ja. Dat is mij verteld. Dat hij op de sloop was of op het kamp.
V: Je zegt dat je daar met een auto bent gekomen. Wat voor een auto?
A: Een blauwe Ford.
Ik ben daar naartoe gelopen en heb daar aan geklopt of aan gebeld. Dat weet ik niet meer. Er was niemand. Er kwam iemand aan rijden en heb ik gevraagd of [slachtoffer] er was of zoiets heb ik gevraagd. [slachtoffer] was er niet. Toen werd verteld dat hij misschien op de sloop kon zijn en toen ben ik naar de sloop gereden. Er werd verteld dat het een autosloperij was. Toen ik daar aan kwam rijden zag ik alleen maar hele auto’s staan. Dus ik liep achterom en daar stonden de sloopauto’s. Ik zag niks. Er was niemand. Toen heb ik nog even een rondje gereden.
V: Was jij dat op dat filmpje?
A: Ja dat was ik. Ik heb rondgekeken of er iemand was.
V: Kun je ook nog herinneren dat je aan de deur gevoeld hebt?
A: Ja maar die was dicht. Dan heb ik rond gereden. Ik weet niet meer waar precies maar in de buurt. Toen heb ik de contactpersoon gesproken en ik zei hij is er niet. En toen is mij verteld dat er nog een bedrijf was. Toen ben ik daar even gaan kijken. Al heel snel kwam er iemand naar me toe. Ik had een beetje rondgekeken want dan kon ik [slachtoffer] gelijk aanspreken. Maar ja, hij was er niet. Toen ben ik weer terug in mijn auto gestapt. Toen heb ik even gewacht. Even kijken wat ik moest doen. En op een gegeven moment toen ik in de auto zat keek ik naar links en zag ik een persoon die op [slachtoffer] leek, in een auto stappen. Die reed heel snel weg dus voordat ik hem kon aanspreken was hij al weg. Dus ik start de auto en reed achter hem aan.
V: Op een gegeven moment ga je weg en zit je nog een tijd in Roemenië. Hoe zit dat allemaal?
V: Ja dat was niet echt vrijwillig.
Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 3 november 2020 – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [46]
Het zou kunnen dat ik op 22 maart 2018 zwart haar had. Ik heb die dag bij het autosloopbedrijf aan de [straat] niet gevraagd naar [slachtoffer] , dat was niet de opdracht. Wij wisten niet waar [slachtoffer] naartoe reed.
Eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting d.d. 3 november 2020: [47]
De rechtbank neemt waar dat verdachte een blanke, bleke huidskleur heeft.

Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen.

Op de dag van het schietincident is gebleken dat verdachte die ochtend eerst naar het woonwagenkamp in [gemeente 1] is gegaan op zoek naar [slachtoffer] . Na zijn dochter te hebben gesproken is verdachte vertrokken naar het autosloopbedrijf van [slachtoffer] . Hij is hier ongeveer anderhalf uur op zoek geweest naar [slachtoffer] . Hij heeft met de mouw van zijn jas over zijn hand de deurklink vastgepakt en geprobeerd de deur van het kantoor te openen. Dit lukte niet. Vervolgens heeft verdachte zich ruim een uur opgehouden in de omgeving van het sloopbedrijf van [slachtoffer] . Rond 14.15 uur heeft hij gesproken met de zoon van [slachtoffer] en hem naar een onderdeel gevraagd. Opvallend is dat verdachte toen niet heeft gevraagd waar [slachtoffer] was, terwijl hij al uren naar hem op zoek was. Verdachte droeg die dag een zwarte pet zoals te zien is op de camerabeelden van zowel het [woonwagenkamp] als van de [straat] . Nadat verdachte [slachtoffer] in zijn Porsche Panamera zag vertrekken heeft hij hem met de blauwe Ford Fiësta achtervolgd. Op de camerabeelden van het Total tankstation op de Graafsebaan in Oss is te zien dat de Porsche Panamera om 14:40:19 uur passeert, één seconde later - om 14:40:20 uur - gevolgd door de blauwe Ford Fiësta. Om 14:50:38 uur passeert de blauwe Ford Fiësta het [restaurant] te Schaijk richting de Zeelandsedreef. Te zien is dat één blanke persoon met een donkere pet op in de auto zit. Om 15:03 uur heeft [getuige 9] getracht te bellen naar de politie omdat zij tussen de Weversweg te Zeeland en het Nabbegat/Fransebaan te Schaijk een blauwe Ford Fiësta had aangetroffen met daarnaast een brandend voorwerp. In de auto op de handrem, pook en de klink van het linkerportier werd een DNA-profiel van verdachte aangetroffen. Ook op een dop op de bestuurdersstoel werd een DNA-profiel van verdachte aangetroffen. Tevens werden er twee flesjes aangetroffen. Aan de buitenzijde van flesje 1 werd een onvolledig DNA-profiel van verdachte aangetroffen en op de buitenzijde van flesje 2 werd een mengprofiel verkregen waarbij het DNA afkomstig kan zijn van verdachte en minimaal één onbekende persoon. [getuige 11] heeft melding gemaakt van een zwart busje gelijkend op een Mercedes Vito dat hij tweemaal voorbij had zien rijden. Op de heenweg reed hij op een doodlopende weg. Op een gegeven moment reed het busje terug en getuige kon toen de bijrijder redelijk goed zien. Hij had een baseball pet op, had donker dan wel zwart haar en de man had een erg bleek gezicht. Verdachte heeft eveneens een bleek gezicht, zo heeft de rechtbank ter terechtzitting van 3 november 2020 geconstateerd, had die dag zwart haar en droeg een zwarte pet.
Gelet op het feit dat in en op de Ford Fiësta schotresten zijn aangetroffen, de resultaten van het onderzoek bandensporen, de op camerabeelden vastgelegde route van de Ford Fiësta, de verklaring van [getuige 6] en het feit dat geprobeerd is om de auto kort na het schietincident in brand te steken, stelt de rechtbank vast dat de Ford Fiësta ten tijde van het schietincident ter plaatse is geweest en dat de bestuurder (en enige inzittende) van de Ford bij dit schietincident betrokken is geweest.
De getuigen bij het ecoduct spreken voorts allen van één persoon die zij gezien hebben die via een open raam stond te praten met een man in een auto. Ook spreken zij vrijwel allemaal over een smal postuur en wordt de persoon ook wel omschreven als een ‘menneke’.
De persoon had donkere kleding aan en een pet op. Verder is opvallend dat de [getuige 7] heeft waargenomen dat de man in ieder geval niet getint was, het gezicht sprong er als het ware uit. Er was volgens deze getuige verder sprake van zwarte haren en een zwarte jas. Dat de verklaringen van de getuigen op detailniveau qua signalement en kleding niet volledig overeenkomen doet niet aan de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen af. Dit is inherent aan de werking van waarneming en geheugen. Bovendien komen de getuigenverklaringen op hoofdlijnen overeen. Daarnaast is er nog een opvallend detail, namelijk dat verdachte die dag een zwarte Moncler jas droeg, en een dergelijke jas blijkens de OVC-gesprekken is verbrand.
De rechtbank stelt vast dat gedurende het gehele tijdpad van die dag één persoon met een donkere pet op is waargenomen in de blauwe Ford Fiësta. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij degene is die in de Ford Fiësta zat toen deze op Het [woonwagenkamp] te [gemeente 1] was en toen deze op de [straat] te Oss was. Op het moment dat de Porsche van [slachtoffer] rond 14.30 uur de autosloperij verliet en de Ford hier achteraan reed, was verdachte volgens zijn eigen verklaring nog steeds de bestuurder en enige inzittende van de Ford. Ongeveer een kwartier later wordt door getuigen een persoon waargenomen onder het ecoduct te Schaijk die qua signalement kan passen bij het signalement van verdachte op die dag. Vervolgens is op de camerabeelden vastgelegd bij het Restaurant 46 in Schaijk rond 14.50 uur te zien dat een blanke persoon met donkere pet als bestuurder en enige inzittende in de Ford zit. Tot slot omschrijft een getuige de bijrijder van Mercedes Vito na het verlaten van de tweede plaats delict als een bleke man met een donkere pet op.

Beoordeling verklaring verdachte.

Verdachte heeft, kort samengevat, verklaard dat hij de opdracht had om op 22 maart 2018 contact te leggen met [slachtoffer] in verband met een afspraak over softdrugs. Verdachte moest aan de heer [slachtoffer] doorgeven dat hij op een bij de heer [slachtoffer] bekende tijd naar een eveneens bij hem bekende plaats zou moeten komen. De opdrachtgever(s) wilde(n) niet zelf in beeld komen omdat ze niet de aandacht van de politie wilde(n) trekken. Daarom is verdachte hiervoor ingeschakeld. Omdat het steeds maar niet lukte om met [slachtoffer] in contact te komen, is verdachte, toen [slachtoffer] rond 14.30 uur in zijn Porsche Panamera vertrok vanaf de autosloperij, achter hem aan gereden. Korte tijd later is hij door een persoon of personen door middel van handgebaren gemaand te stoppen. Hij moest uit de auto stappen en deze persoon/personen is/zijn achter [slachtoffer] aangereden. Verdachte verklaart dat hij niet op de plek is geweest waar [slachtoffer] is doodgeschoten. Hij is ook niet betrokken geweest bij het achterlaten van de Ford en de poging deze in brand te steken. Hij hoorde pas dat [slachtoffer] was doodgeschoten in de avond van 22 maart 2018.
Voorop staat dat het tijdstip waarop de verklaring is afgelegd niet bijdraagt aan de geloofwaardigheid van het door verdachte geschetste scenario. Verdachte heeft zich vanaf
9 november 2018, zijnde de datum van zijn inverzekeringstelling, tot 4 maart 2020, gedurende bijna 16 maanden, terwijl hij in voorlopige hechtenis verbleef en het einddossier al gedurende ruim 11 maanden gereed was op het moment dat hij zijn verklaring aflegde, grotendeels beroepen op zijn zwijgrecht. Dat valt moeilijk te begrijpen als verdachte, zoals hij nu verklaart, met de schietpartij in het geheel niets te maken had, hij daar geen enkele wetenschap van had en hij slechts naar [slachtoffer] op zoek was omdat hij hem moest aanspreken om een afspraak te maken over drugs.
De inhoud van de verklaring van verdachte is uiterst vaag en roept vele vragen op. De verklaring is afgelegd op een moment dat verdachte al geruime tijd beschikte over het einddossier. Ook zonder de verklaring van verdachte kan de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen vaststellen dat verdachte op 22 maart 2018 de Ford Fiësta heeft bestuurd en met deze auto eerst op het [woonwagenkamp] en vervolgens op de [straat] is geweest en daar rond 14.15 uur nog contact heeft gehad met de zoon van [slachtoffer] .
Verdachte geeft met zijn verklaring niets prijs in aanvulling op de reeds bekende onderzoeksbevindingen.
Verdachte weigert vervolgens om vragen te beantwoorden en zijn verklaring te onderbouwen met verifieerbare informatie. Verdachte wil bijvoorbeeld niet verklaren op welke plek hij uit de auto moest stappen, wie de persoon/personen was/waren die hem maande(n) te stoppen, hoe deze persoon/personen wist(en) waar verdachte op dat moment was en wat verdachte na het uitstappen heeft gedaan. Ook over zijn gedrag en handelingen voorafgaand en na de liquidatie heeft hij geen antwoorden willen geven, waarom hij zijn haren zwart had geverfd terwijl hij van nature rood haar heeft, waarom hij kort na het delict zijn haren heeft afgeschoren, waarom hij enkele dagen na de liquidatie naar Roemenië is vertrokken, waarom niemand mocht weten dat hij daar zat, waar de gesprekken over het ontvangen van een geldbedrag precies over gingen, waarom hij tegen [persoon 1] heeft gezegd dat hij niet ‘door die auto opgeladen wil worden, dat hij niet in Nederland kan blijven met de dingen die hij doet en als er over een jaar geen onderzoek naar hem is gestart hij bij [naam 3] wil gaan werken’. Door geen antwoord te geven op al deze vragen en geen concrete details te noemen, kan zijn verklaring op geen enkele wijze worden geverifieerd. Verdachte had zijn verklaring ook handen en voeten kunnen geven en in ieder geval een deel van de vragen kunnen beantwoorden zonder daarmee zijn opdrachtgevers/mededaders te belasten als het hem - zoals hij verklaart - enkel te doen is om zijn eigen veiligheid en die van zijn naasten.
Bovendien acht de rechtbank de verklaring van verdachte onaannemelijk gelet op het vastgestelde tijdpad van die dag. [slachtoffer] verlaat in zijn Porsche Panamera de [straat] om 14:33:03 uur en om 14:40:19 uur passeert de Porsche Panamera het tankstation Total aan de Graafsebaan te Oss, gevolgd door de blauwe Ford Fiësta om 14:40:20 uur. Volgens de verklaring van verdachte zou(den) de contactpersoon/personen vlak na het verlaten van het bedrijf aan de [straat] de blauwe Ford Fiësta hebben overgenomen. Gelet op dit tijdpad is een wisseling van bestuurder van verdachte naar de contactpersoon/personen bijzonder onwaarschijnlijk, te meer nu volgens de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 november 2020 zij niet wisten waar [slachtoffer] naartoe reed en [slachtoffer] snel reed, zo heeft verdachte bij de politie verklaard. Met het stoppen en wisselen van bestuurder is enige tijd gemoeid. Hoe deze actie zou hebben plaatsgevonden zonder [slachtoffer] ‘kwijt te raken’ heeft verdachte niet willen uitleggen.
Verder acht de rechtbank bij de beoordeling van de verklaring van verdachte van belang dat hoofdzakelijk DNA-materiaal van verdachte in de Ford Fiësta op meerdere plekken is aangetroffen, alsmede op de buitenzijde van de flesjes en dop aangetroffen in de auto. Dit gegeven sluit op zich niet uit dat (ook) een ander in de Ford heeft gezeten, maar de resultaten van het DNA-onderzoek ondersteunen de verklaring van verdachte geenszins.
De rechtbank komt tot de slotsom dat de verklaring van verdachte tegenover de politie afgelegd en ter terechtzitting herhaald moet worden aangemerkt niet alleen als onverifieerbaar, maar ook als onaannemelijk en uitsluitend afgelegd met de bedoeling om
– nadat was afgewacht wat het onderzoek zou opleveren – een verklaring voor mogelijk belastende feiten en omstandigheden te geven teneinde daarmee aan een bewezenverklaring te ontkomen. Verdachte heeft slechts op punten verklaard die op basis van de bewijsmiddelen al onomstotelijk vaststonden.

Verdachte was de schutter.

Al het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte de schutter is geweest die [slachtoffer] op 22 maart 2018 heeft doodgeschoten.

Medeplegen.

De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier is gebleken dat andere personen betrokken waren en dat verdachte hulp heeft gekregen bij de schietpartij op [slachtoffer] . De rechtbank leidt dit uit de volgende omstandigheden af.
Verdachte kende het slachtoffer zelf niet en geeft op meerdere momenten aan nog veel geld te zullen krijgen. De rechtbank concludeert daaruit dat sprake is van een opdrachtgever, voor wie verdachte de liquidatie heeft uitgevoerd.
Na onderzoek is duidelijk geworden dat verdachte, [persoon 2] , [persoon 11] en [persoon 12] gebruik maakten van Aquaris X toestellen waarmee gebruikers met elkaar versleuteld kunnen communiceren. De eerste registraties van deze vier toestellen waren op 6 maart 2018 in de avond en op 7 maart 2018 vroeg in de nacht. Alle vier de telefoonnummers begonnen met [nummer 7] . De imsinummers van de sim-kaarten in de Aquaris-toestellen van [persoon 2] en verdachte lagen voorts dicht bij elkaar, waardoor sprake lijkt te zijn van een ‘setje’ Aquaris-toestellen. Uit de telefoongegevens van de Aquaris-toestellen blijkt dat sprake is geweest van een voorverkenning. Op 20 maart 2018 laat op de avond straalt het toestel van verdachte een zendmast aan bij het woonwagenkamp aan het [woonwagenkamp] . Op de beelden van het woonwagenkamp is rond dat tijdstip een witte Volkswagen Golf te zien waarvan uit onderzoek is gebleken dat [persoon 2] een dergelijke auto in Duitsland had gehuurd. De avond voor en de nacht van het schietincident is gebleken dat verdachte, [persoon 11] , [persoon 2] en [persoon 12] samen zijn geweest in Belfeld.
Op de dag van het schietincident straalde het telefoonnummer van [persoon 11] te 10.34 uur de zendmast [adres 7] te [gemeente 1] aan in een richting waar het woonwagencentrum [woonwagenkamp] te [gemeente 1] is gelegen. Het nummer van verdachte straalde te 12.52 uur de zendmast [adres 9] te Oss aan. Het nummer van [persoon 2] straalde te 15.14 uur de zendmast [adres 10] te Zeeland aan met een richting naar de plaats delict van brandstichting van de blauwe Ford Fiësta aan de Weversweg te Zeeland.
Op basis van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat [persoon 2] de persoon geweest is die verdachte heeft opgehaald van de plaats waar geprobeerd is de Ford Fiësta in brand te steken.
De precieze rol en bijdrage van [persoon 2] en de overige hierboven genoemde personen zijn op basis van het onderzoek niet duidelijk geworden. Wel stelt de rechtbank vast dat naast [persoon 2] ook [persoon 11] op de dag van de schietpartij op een relevant moment in de buurt is geweest en dat [persoon 2] , [persoon 11] en verdachte in de ochtend van 22 maart 2018 vanuit Belfeld vertrekken en in de avond alle drie weer terug zijn in Belfeld.
Op de camerabeelden van de [straat] is zichtbaar dat verdachte handelingen verricht met zijn telefoon. Dit moet het Aquaristoestel geweest zijn gelet op het moment dat dit toestel in Oss heeft aangestraald en gelet op het feit dat de gewone mobiele telefoon van verdachte in Belfeld was achtergebleven. Ook verdachte zelf verklaart dat hij op 22 maart 2018 meermalen contact heeft gehad met een ‘contactpersoon’.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte het feit samen met anderen heeft gepleegd, dat daarbij gesproken kan worden van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking en dat aldus sprake is van medeplegen.

Kwalificatie, moord of doodslag?

De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Met andere woorden: is er sprake van moord of van doodslag?
De rechtbank overweegt als volgt.
Op 22 maart 2018 is [slachtoffer] onder het ecoduct in Schaijk in zijn Porsche Panamera doodgeschoten. Verdachte heeft [slachtoffer] die dag langdurig gezocht. Eerst bij het woonwagenkamp in [gemeente 1] en daarna bij het sloopbedrijf. Dat hij daar geen sporen wilde achterlaten blijkt uit het gegeven dat hij de deur van het kantoor heeft geopend met zijn mouw. Uiteindelijk heeft hij [slachtoffer] gevonden en heeft hij hem in de blauwe Ford Fiësta achtervolgd naar het ecoduct. Uit de bewijsmiddelen volgt dat het gaat om een gestolen Ford Fiësta. In Zeeland heeft verdachte de kentekenplaten van de auto verwijderd en heeft hij vervolgens geprobeerd de auto in brand te steken, kennelijk om sporen te wissen. Daarna is hij opgehaald door [persoon 2] , zo blijkt uit de telecom- en mastgegevens. Verdachte en zijn mededaders waren allen in het bezit van Aquaris-telefoons die twee weken voor het schietincident in de lucht zijn gegaan, terwijl het toestel van verdachte de dag van het schietincident voor het laatst is gebruikt. Uit de bewijsmiddelen is verder gebleken dat twee dagen voor het schietincident en de ochtend van het schietincident sprake is geweest van een voorverkenning. De dag van het schietincident heeft verdachte zijn ‘gewone’ telefoon niet uit gezet en deze is achtergebleven op het vakantiepark te Belfeld. Verdachte had op de dag van het schietincident zwarte haren, terwijl zijn natuurlijke haarkleur rood is. Uit dit alles volgt dat sprake is van een vooropgezet plan om [slachtoffer] te doden. Hiermee is het bestanddeel ‘met voorbedachte raad’ wettig en overtuigend bewezen.
Concluderend kan wettig en overtuigend worden bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de moord op [slachtoffer] .

WOD-traject.

Nu de rechtbank de verklaringen die verdachte heeft afgelegd in het kader van het WOD- traject niet heeft gebruikt voor het bewijs, behoeft het verweer van de raadsman met betrekking tot het WOD-traject geen nadere bespreking.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 22 maart 2018 te Schaijk, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door met een vuurwapen kogels in het hoofd en de hals van die [slachtoffer] te schieten.
Taal- en schrijffouten in de tenlastelegging zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft hij zich op het standpunt gesteld dat rekening gehouden dient te worden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met zijn persoonlijkheid. Verdachte is een jonge jongen die geen beste achtergrond heeft. Uit de rapporten is op te maken dat verdachte als gevolg van zijn zwakbegaafdheid en de problemen in zijn jeugd een copingmechanisme ontwikkeld heeft voor de minder leuke en moeilijkere dingen in het leven, te weten weglachen, wegkijken en vooral niet over nadenken. De raadsman is van mening, gelet op de gehele levensloop van verdachte, dat alle problemen van vroeger zich ontwikkeld hebben tot een stoornis en dat die stoornis van invloed is geweest op het delict. Het feit kan hem dan ook niet volledig worden toegerekend. De raadsman heeft gevraagd aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die rekening houdt met zijn jeugdige leeftijd, zijn levensloop, zijn persoonlijkheid (zwakbegaafdheid en antisociale persoonlijkheidsstoornis) en rol.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte, destijds pas 20 jaar oud, heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan de moord op [slachtoffer] . Verdachte is die dag langdurig naar [slachtoffer] op zoek geweest, zowel op het woonwagenkamp waar hij woonde als bij zijn bedrijf. Nadat hij hem had gevonden heeft hij [slachtoffer] achtervolgd en op klaarlichte dag, op een openbare plek waar langsrijdend verkeer het had kunnen zien gebeuren, onder het ecoduct in Schaijk, meermalen in zijn hoofd en hals geschoten. Vervolgens is verdachte er vandoor gegaan en heeft hij geprobeerd de bij de moord gebruikte auto in brand te steken. Met deze liquidatie heeft verdachte blijk gegeven van een volstrekt gebrek aan respect voor het leven van een medemens. Hij heeft niet alleen [slachtoffer] het leven ontnomen, maar ook de nabestaanden een onherstelbaar verlies en groot verdriet toegebracht. De nabestaanden zullen hun leven lang het verdriet moeten dragen, zoals ook naar voren is gekomen uit de ter terechtzitting door de dochter van [slachtoffer] afgelegde verklaring en de door haar overgelegde schriftelijke slachtofferverklaring.
Daarnaast heeft het handelen van verdachte een grote impact op de samenleving. Schietincidenten, zeker als daarbij een slachtoffer te betreuren is, zorgen voor veel maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid.
De moord heeft, mede door de wijze waarop die is uitgevoerd, alle schijn van een koelbloedige liquidatie. Uit het onderzoek komt naar voren dat verdachte [slachtoffer] niet kende. Het kennelijk gemak waarmee verdachte bereid is geweest om over andermans leven te beschikken getuigt naar het oordeel van de rechtbank van gewetenloosheid. Verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor wat hij heeft gedaan en heeft daarover ook niets willen verklaren. De nabestaanden hebben geen antwoorden gekregen op hun vragen en verdachte heeft op geen enkel moment berouw getoond over zijn eigen handelen. De rechtbank ziet in de toedracht geen andere verklaring dan dat verdachte deze koelbloedige liquidatie in opdracht van een ander en tegen betaling, althans een belofte tot betaling, heeft verricht, maar ook daarover heeft hij niets willen verklaren. Dit alles wordt verdachte zwaar aangerekend.
Persoonlijke omstandigheden.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten en waaruit blijkt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de over verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapportage van Forensisch centrum Teylingereind, opgesteld door psycholoog
drs. [psycholoog] , GZ-psycholoog, door drs. [psychiater] , kinder- en jeugdpsychiater en door [milieuonderzoeker] , forensisch milieuonderzoeker d.d. 14 mei 2020 en de door de deskundigen [psycholoog] en [psychiater] ter terechtzitting van 5 november 2020 afgelegde verklaringen. Uit voornoemde rapportage blijkt het volgende:
“ [verdachte] imponeert in het huidige onderzoek als een zich wat kinderachtig gedragende jongvolwassen man die zich goed staande weet te houden. Hij is sociaal vaardig, heeft geen problemen in de frustratietolerantie en ondanks zijn veelvuldige plagerijen heeft hij geen conflicten met groepsgenoten. Opvallend is zijn hedonistische inslag waarbij plezier en genieten het belangrijkst zijn, negatieve emoties worden geheel weg gehouden. Er is sprake
van een cognitief functioneren op het niveau van zwakbegaafdheid zich uitend in redeneren op concreet niveau, wat problemen in plannen en organiseren waardoor hij baat heeft bij externe structuur, en niet geneigd zijn vooruit te denken. Dit laatste past overigens ook bij zijn neiging om zich voornamelijk te richten op het vervullen van zijn primaire behoeften. Er wordt niet zozeer beïnvloedbaarheid maar wel meedoen vanuit een spanningsbehoefte gezien. De moeite met opstarten en volhouden van aandacht, de motorische onrust, spanning zoeken en niet voldoende vooruit denken passen bij ADHD (waarbij aangetekend wordt dat deze kenmerken ook door andere omstandigheden zoals de onveilige hechting en zwakbegaafdheid kunnen worden veroorzaakt). De ADHD kenmerken zijn niet van die mate dat ze hem belemmeren in zijn functioneren. Het afhouden van emoties, het niet voldoende stilstaan bij gevolgen van gedrag voor zichzelf en de ander en de zeer beperkte contactgroei geven zorgen over het geweten en de empathie. Vanaf de middelbare schooltijd heeft [verdachte] gedragsproblemen laten zien (storend en zelfbepalend gedrag op school en thuis). Dit gedragspatroon is mogelijk pas vanaf zijn zeventiende verergerd doordat zijn ontwikkeling door de zwakbegaafdheid trager is verlopen. Hij komt op deze leeftijd in aanraking met criminele vrienden, houdt zich niet aan maatschappelijke normen en is gericht op zijn eigen behoeftebevrediging (plezier, status, geld), ook als hij daarmee maatschappelijke en wettelijke grenzen overschrijdt. Genoemd gedragspatroon heeft zich de afgelopen jaren voortgezet, eenmaal in detentie blijkt [verdachte] zich sociaal goed te kunnen aanpassen en is er geen sprake van grensoverschrijdend gedrag. Tegelijk wordt echter ook gezien dat ondanks de pro-sociale alternatieven die geboden worden in detentie uit hetgeen hij vertelt niet blijkt dat hij tot inzicht komt dat gedragsverandering noodzakelijk is. Het spanning zoeken in antisociaal gedrag, de hedonistische levensstijl waarbij sociale normen overschreden worden (ontslagen worden, omgang criminele groep, auto’s stelen), agressief gedrag (hij bekent een aantal bedreigingen en brandstichtingen), niet goed vooruit plannen, onverschillig zijn over eigen of andermans veiligheid, onverantwoordelijk zijn en weinig berouw tonen, duiden op een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De onveilig verlopen hechting maar ook de socialisatie in een milieu waarin over verschillende generaties heen sprake is van grensoverschrijdend en antisociaal gedrag speelt een rol bij het ontstaan van de persoonlijkheidsstoornis. (...)
[verdachte] is in staat om keuzes te maken en had zich al geruime tijd ingelaten met deze criminele contacten. Hoewel hij zegt enerzijds met hen te hebben willen breken geeft hij ook aan geld nodig te hebben gehad en er daarom nog niet uit te hebben willen stappen. [verdachte] blijkt binnen verschillende situaties te kunnen functioneren, hij lijkt zich goed te kunnen aanpassen aan zijn omgeving. Dat vereist een zekere mate van flexibiliteit, zowel in handelen als in het denken. Het gegeven dat [verdachte] vooral gericht is op het ‘leuk hebben’ in het ‘hier en nu’ leidt ertoe dat hij minder dan anderen last heeft van gewetenswroeging en keuzes maakt gericht op zijn primaire behoeftebevrediging. Hierbij is het bijzonder te merken dat [verdachte] , ondanks de langere periode dat hij preventief gehecht is, nauwelijks tot reflecteren kan worden gebracht op zijn voelen en denken in het verleden, of tot het maken van plannen en het formuleren van wensen voor de toekomst. Ook binnen zijn preventieve hechtenis, zoals tijdens de observatieperiode, is hij gericht op ‘het leuk hebben’ nu. Ten aanzien van dit deel van het functioneren laat [verdachte] zich omschrijven als een ‘korte termijn hedonist’. [verdachte] kan impulsief reageren, dit gedrag zou forensisch relevant kunnen zijn. Zoals beschreven was er bij de tenlastegelegde feiten (waarover is verklaard) echter geen sprake van impulsieve daden. Dat betroffen duidelijke opdrachten met een bepaalde structuur. Vanuit de zwakbegaafdheid zou kunnen worden beweerd dat hij minder goed oorzaak-gevolg relaties kan overzien. Dat is bij [verdachte] een minder waarschijnlijke verklarende factor, immers in zijn omgeving (familie, collega’s van andere sloperijen, kennissen) heeft hij in de jaren voorafgaand aan het ten laste gelegde voldoende voorbeelden meegekregen wat de consequenties zijn van dergelijke misdaden (indien bewezen verklaard) en zou het aan de hand van die voorbeelden hebben moeten snappen. Het niet willen nadenken over moeilijke dingen (nog los van de tenlastegelegde feiten) lijkt een keuze te zijn die het leven (zeker met de tenlastegelegde feiten, indien bewezen) een stuk vereenvoudigt. Vanuit de antisociale persoonlijkheidsstoornis zou kunnen worden beweerd dat hij zich minder goed laat leiden door zijn geweten. Dit geweten lijkt er enigermate te zijn, zo vindt hij het moeilijk als blijkt dat honden slachtoffer zijn van een van de branden, maar ook gemakkelijk ‘uitgeschakeld’ te kunnen worden indien andere belangen dit vragen, zoals het eigenbelang om met een opdracht een lekker leventje te kunnen vormgeven de komende tijd. Concluderend blijken de stoornissen zijn gedrag niet/slechts zeer beperkt te hebben beïnvloed wat ertoe leidt dat geadviseerd wordt om hem de feiten volledig toe te rekenen, indien bewezen.
Vanwege het ontbreken van duidelijke stoornis-delict-relaties, zijn er geen specifieke aanbevelingen op gedragskundig gebied. Het onderzoeksteam onthoudt zich derhalve van een (straf-)advies.
[verdachte] is inmiddels 22 jaar en woont al langere tijd niet meer bij ouders, hij heeft een weliswaar antisociaal, maar behoorlijk volwassen leven geleid, waarin hij volwassen beslissingen heeft genomen. De problematiek kan niet meer verklaard worden uit een ontwikkelingsachterstand, maar uit geconsolideerde stoornissen. De wegingslijst Adolescentenstrafrecht bevestigt dit. Wat betreft de indicaties voor het jeugdstrafrecht uit de
wegingslijst blijkt dat er geen sprake is van duidelijke problemen in de handelingsvaardigheden en de mogelijkheden tot pedagogische beïnvloeding laag zijn. Contra-indicatie voor het jeugdstrafrecht zijn de antisociale persoonlijkheidsstoornis en de criminele levensstijl. Enkel het gegeven dat [verdachte] te maken heeft met zwakbegaafdheid leidt er niet toe dat het jeugdstrafrecht beter aansluit.”
De deskundigen mevrouw [psycholoog] en de heer [psychiater] hebben hun advies ter terechtzitting van 5 november 2020 toegelicht en hebben bij dit advies gepersisteerd.
Naast voornoemde Pro Justitia rapportage heeft de rechtbank ook kennis genomen van het reclasseringsadvies van 13 oktober 2020 opgesteld door [reclasseringswerker] . Hieruit blijkt het volgende:
Adolescentenstrafrecht
Wij adviseren het volwassenenstrafrecht toe te passen. Vanuit het wegingskader komen op het eerste gezicht enkele indicaties naar voren die de toepassing van het jeugdstrafrecht zouden kunnen rechtvaardigen. Er is ten aanzien van de handelingsvaardigheden sprake van zwakbegaafdheid, enige mate van impulsiviteit, beïnvloedbaarheid en het niet kunnen overzien van negatieve gevolgen. Het Pro Justitia rapport beschrijft echter dat betrokkene ondanks zijn zwakbegaafdheid bewust een keuze lijkt te maken om niet aan negatieve gevolgen te willen denken / of hierbij stil te willen staan. Ze constateren niet zo zeer beïnvloedbaarheid, maar eerder gevoeligheid voor spanningsvolle situaties. Zij menen dat betrokkene vanuit zijn netwerk voldoende voorbeelden heeft gezien wat betreft de consequenties van strafbaar gedrag en dat hij ondanks zijn zwakbegaafdheid redelijkerwijs heeft kunnen weten welke risico's hij nam. Op de pedagogische beïnvloedingsmogelijkheden scoren wij geen items positief. Betrokkene onttrok zich al langer aan het gezinsleven en ging volledig zijn eigen gang. Vanuit het laatste Pro Justitia rapport blijkt dat er geen sprake is van een ontwikkelingsachterstand bij betrokkene, waardoor de inzet van pedagogische beïnvloedingsmogelijkheden vanuit het jeugdstrafrecht geen meerwaarde meer bieden. Ten aanzien van de contra indicaties wordt beschreven dat de al langer bestaande antisociale gedragingen van betrokkene (niet zozeer het eerdere delictgedrag, maar wel het antisociale gedrag op school en het gezin) een contra indicatie vormen op het toepassen van het jeugdstrafrecht. Daarbij lijkt betrokkene in 2018 ook behoorlijk ingebed te zijn geweest in een crimineel milieu. Alles tezamen komen wij uit op de toepassing van het volwassenstrafrecht.
Advies over bijzondere voorwaarden
Bij een veroordeling adviseren wij een straf zonder bijzondere voorwaarden. Wij zien op dit moment geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen.”
Mevrouw [reclasseringswerker] heeft ter terechtzitting van 5 november 2020 gepersisteerd bij dit advies.

Conclusies van de rechtbank.

Toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank heeft de deskundigen tijdens de terechtzitting van 5 november 2020 nadere vragen gesteld over het Pro Justitia rapport en de daarin getrokken conclusies. De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en is daarom van oordeel dat het tenlastegelegde volledig aan verdachte kan worden toegerekend. In hetgeen de raadsman heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen, nu al hetgeen hij heeft aangevoerd is meegewogen door de deskundigen bij hun advies.
Jeugdstrafrecht.
De wet biedt de mogelijkheid om bij jongvolwassenen tot 23 jaar die, gezien hun persoonlijkheid en ontwikkelingsleeftijd, nog vatbaar zijn voor pedagogische beïnvloeding, het jeugdsanctierecht toe te passen. Voor die groep jongeren kan een uitzondering worden gemaakt op de hoofdregel dat een persoon die een strafbaar feit pleegt na zijn achttiende verjaardag volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. De rechtbank ziet op basis van de uitgebrachte rapportages en de ter terechtzitting gegeven toelichting door de deskundigen geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen.
De op te leggen straf.
Moord is één van de ernstigste delicten die de Nederlandse strafwetgeving kent en rechtvaardigt naar zijn aard en ernst op zichzelf oplegging van een langdurige gevangenisstraf. De rechtbank is van oordeel dat uit het oogpunt van generale preventie een liquidatie als de onderhavige streng dient te worden bestraft. De rechtbank beoogt met de oplegging van de na te melden langdurige gevangenisstraf onder meer eraan bij te dragen dat ook anderen ervan worden weerhouden om dergelijke misdrijven te begaan. Ook acht de rechtbank uit het oogpunt van normbevestiging en vergelding het noodzakelijk een hoge gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank is, alles afwegend, van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.

De vorderingen van de benadeelde partijen [getuige 10] , [persoon 14] en [persoon 3] .

De benadeelde partijen vorderen ieder een schadevergoeding van € 205,73, bestaande uit materiële schade (reiskosten), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ter zake van het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen integraal toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde feit en acht de vorderingen daarom in hun geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2018 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partijen tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelden hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor de toegewezen bedragen tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2018 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is met behulp waarvan het feit is begaan en dit voorwerp ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorde.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 60a, 63 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

medeplegen van moord verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

legt op de volgende straf, bijkomende straf en maatregelen.
Een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht
Maatregel van schadevergoeding:
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [getuige 10] van een bedrag van € 205,73 (zegge: tweehonderdvijf euro en drieënzeventig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit materiële schade.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [getuige 10] van een bedrag van € 205,73 (zegge: tweehonderdvijf euro en drieënzeventig cent), te weten materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Maatregel van schadevergoeding:
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [persoon 14] van een bedrag van € 205,73 (zegge: tweehonderdvijf euro en drieënzeventig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit materiële schade.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [persoon 14] van een bedrag van € 205,73 (zegge tweehonderdvijf euro en drieënzeventig cent), te weten materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Maatregel van schadevergoeding:
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [persoon 3] van een bedrag van € 205,73 (zegge: tweehonderdvijf euro en drieënzeventig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit materiële schade.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [persoon 3] van een bedrag van € 205,73 (zegge: tweehonderdvijf euro en drieënzeventig cent), te weten materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen goed:
Verklaart verbeurd de personenauto [kenteken 2] Ford Fiësta 2013 kleur blauw met goednummer G1327808.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. A.M. Bossink, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Akkers, griffier,
en is uitgesproken op 30 november 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, TGO Hollandia, genummerd 20190118.0945.4503, sluitingsdatum 5 april 2019, aantal pagina’s: 1-1365. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 april 2018 pagina 241-244.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 maart 2018, pagina 245-246.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 maart 2018, pagina 247-251.
5.Een geschrift betreffende een deskundig verslag van het UZA opgesteld door [naam 2] , d.d. 17 mei 2018, pagina 1150-1174.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 maart 2018, pagina 271-272.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 maart 2018, pagina 279-285.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 maart 2018, pagina 295-302.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 29 maart 2018, pagina 303-306.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 26 maart 2018, pagina 345-348.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 27 maart 2018, pagina 349-352.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 27 maart 2018, pagina 353-356.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 29 maart 2018, pagina 370-373.
14.Proces-verbaal verhoor van getuigen bij de rechter-commissaris d.d. 3 december 2019.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 april 2018, pagina 393-397.
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 maart 2018, pagina 407-417.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 25 maart 2018, pagina 431-434.
18.Proces-verbaal sporenonderzoek plaats delict Rijksweg te Schaijk d.d. 7 juli 2018, pagina 1010-1025.
19.Een geschrift betreffende een munitieonderzoek van het NFI opgesteld door ing. M.E. Bestebreurtje d.d. 31 mei 2018, pagina 1249-1256.
20.Proces-verbaal schotrestenonderzoek Ford Fiësta d.d. 6 april 2018, pagina 1116-1119.
21.Een geschrift betreffende een schotrestenonderzoek van het NFI opgesteld door ing. R.C. Roepnarain d.d. 8 mei 2018, pagina 1216-1225.
22.Proces-verbaal forensische opsporing d.d. 19 juni 2018, pagina 1047-1062.
23.Proces-verbaal forensische opsporing d.d. 18 oktober 2018, pagina 1064-1073.
24.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 24 maart 2018, pagina 1092-1112.
25.Een geschrift betreffende een rapport van het NFI opgesteld door dr. J. Warnaar d.d. 30 maart 2018, pagina 1191-1195.
26.Een geschrift betreffende een rapport van het NFI opgesteld door dr. J. Warnaar d.d. 9 november 2018, pagina 1347-1355.
27.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 23 maart 2018, pagina 467-491.
28.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 april 2018, pagina 590-597.
29.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 november 2018, pagina 719-721.
30.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 28 maart 2018, pagina 460-464.
31.Proces-verbaal verhoor van getuige bij de rechter-commissaris d.d. 7 november 2019.
32.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 maart 2018, pagina 600-602.
33.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2018, pagina 603-604.
34.Proces-verbaal Camerabeelden Rijksweg 46 Schaijk d.d. 12 april 2018, pagina 605-606.
35.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 april 2019, pagina 116-238.
36.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 28 maart 2018, pagina 437-439.
37.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 april 2018, pagina 607.
38.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 mei 2018, pagina 608-610.
39.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 mei 2019.
40.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 maart 2018, pagina 617-619.
41.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 april 2019, pagina 621-648.
42.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 april 2019, pagina 888-980.
43.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 februari 2019, pagina 847-866.
44.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 januari 2019, pagina 867-885.
45.Aanvullend proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 maart 2020.
46.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 3 november 2020.
47.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 3 november 2020.