Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[rechthebbende],
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak vorderde Stichting Area de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van [rechthebbende] vanwege de aanwezigheid van hard- en softdrugs in de huurwoning. De procedure begon met een dagvaarding op 24 juni 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 16 november 2020. De kantonrechter oordeelde dat [rechthebbende] tekort was geschoten in haar verplichtingen als huurder door de aanwezigheid van drugs, maar dat deze tekortkoming niet ernstig genoeg was om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De kantonrechter nam in overweging dat [rechthebbende] niet op de hoogte was van de drugs en dat zij na het incident haar verantwoordelijkheid had genomen door de relatie met haar partner te verbreken. Bovendien was er geen bewijs dat het incident onrust in de buurt had veroorzaakt. De kantonrechter concludeerde dat de bijzondere omstandigheden van de zaak, waaronder het belang van [rechthebbende] en haar minderjarige zoon, zwaarder wogen dan het belang van Area bij ontbinding van de huurovereenkomst. De vorderingen van Area werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de kosten van de procedure.