In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 23 december 2020 uitspraak gedaan in een WIA-zaak waarbij eiseres, die lijdt aan een combinatie van gehoorproblemen en psychische klachten, in beroep is gegaan tegen een besluit van het UWV. Eiseres had eerder een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, maar het UWV had vastgesteld dat zij per 18 augustus 2018 geen recht had op een uitkering. Het UWV verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.
De rechtbank oordeelde dat de medische beperkingen van eiseres, zoals vastgesteld door het UWV, correct waren, maar dat de geduide functies niet geschikt waren voor haar. De rechtbank vond dat er teveel van eiseres werd gevraagd om zelf een acceptabele werkplek te vinden, gezien haar ernstige gehoorproblemen en de bijkomende psychische klachten. De rechtbank concludeerde dat het UWV niet in staat was om de geschiktheid van de functies adequaat vast te stellen zonder een nadere arbeidsdeskundige beoordeling.
De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het UWV opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 1.050,- werden vastgesteld. De rechtbank heeft ook bepaald dat het UWV het griffierecht van € 47,- aan eiseres moet vergoeden.