ECLI:NL:RBOBR:2020:6524

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 december 2020
Publicatiedatum
24 december 2020
Zaaknummer
20/1333V, 20/1330V en 20/1335V
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over omgevingsvergunning voor hotel in strijd met bestemmingsplan

Op 24 december 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerdere uitspraak van 10 augustus 2020. In die eerdere uitspraak werd het beroep van drie eisers gegrond verklaard, omdat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad niet tijdig had beslist op hun aanvraag om een omgevingsvergunning voor het realiseren van een hotel. De rechtbank had bepaald dat het college binnen twee weken na de uitspraak een besluit moest nemen, met een dwangsom van € 100,00 per dag per eiser, tot een maximum van € 15.000,00. Tegen deze uitspraak heeft het college op 1 september 2020 verzet aangetekend, zonder te verzoeken om een zitting.

In de verzetprocedure heeft de rechtbank overwogen dat de termijn voor het nemen van een besluit, zoals eerder vastgesteld op 27 januari 2020, niet ter discussie kon staan, omdat het college daartegen geen hoger beroep had ingesteld. Het college had in zijn verweerschrift een termijn van 26 weken genoemd, maar de rechtbank concludeerde dat dit niet als een termijn voor het nemen van een besluit kon worden opgevat. Het college stelde dat het misverstand was ontstaan doordat het niet in de gelegenheid was gesteld om zijn standpunt toe te lichten tijdens een zitting.

De rechtbank oordeelde dat het verzet gegrond was, omdat het college ten onrechte was aangenomen dat het een termijn van 26 weken redelijk achtte. De rechtbank heeft de eerdere uitspraak van 10 augustus 2020 vernietigd en het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond voordat die uitspraak werd gedaan. De uitspraak is gedaan door mr. D.J. de Lange, rechter, en is openbaar gemaakt op 24 december 2020. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 20/1333V
SHE 20/1330V
SHE 20/1335V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 december 2020 op het verzet van

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad, opposant.

Procesverloop

Bij uitspraak van 10 augustus 2020 heeft de rechtbank het beroep van drie eisers, vanwege het niet tijdig nemen van een beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning eerste fase voor het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan ten behoeve van het realiseren van een hotel aan de [adres] , met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gegrond verklaard. De rechtbank heeft het met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit, vernietigd en bepaald dat opposant binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend moet maken, op straffe van een dwangsom, per eiser, van € 100,00 per dag, met een maximum van € 15.000,00.
Tegen deze uitspraak heeft opposant bij brief van 1 september 2020 verzet gedaan.
Opposant heeft niet gevraagd om op het verzet te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de aangevochten uitspraak overwogen dat de door de rechtbank in haar uitspraak van 27 januari 2020 gestelde termijn twaalf weken bedraagt. Omdat opposant niet tegen deze uitspraak in hoger beroep was gegaan, kon deze termijn niet onderhevig zijn aan discussie. Ook kon het dictum niet worden gewijzigd door de mededeling van opposant dat hij een langere beslistermijn nodig had.
Omdat opposant volgens de rechtbank zelf had aangegeven een termijn van 26 weken na 27 januari 2020 reëel te achten, heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om een afwijkende termijn te bepalen. Daarom heeft de rechtbank de termijn voor bekendmaking van een besluit op de aanvraag bepaald op uiterlijk twee weken na verzending van de uitspraak van 27 januari 2020.
2. Opposant voert in verzet aan dat de rechtbank in de aangevochten uitspraak, mogelijk door een misverstand, de door hem in het verweerschrift in die zaak genoemde termijn van 26 weken na de uitspraak van 27 januari 2020 (uiterlijk 1 augustus 2020) voor het nemen van een ontwerpbesluit heeft opgevat als een termijn voor het nemen van een besluit. Dit misverstand zou niet zijn ontstaan, als opposant in de gelegenheid zou zijn gesteld om zijn standpunt op een zitting toe te lichten. Van een kennelijk gegrond beroep is daarom geen sprake. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte zonder zitting op het beroep beslist.
Verder acht opposant de opgelegde dwangsom per belanghebbende ongebruikelijk in een situatie dat niet door de aanvrager van de vergunning zelf beroep vanwege niet tijdig beslissen wordt ingesteld. Omdat aan de zijde van belanghebbenden geen sprake is van schade, verzoekt opposant de dwangsommen op nihil te stellen, dan wel het bedrag te matigen tot € 1.442,00 per belanghebbende.
3. Opposant merkt terecht op dat de rechtbank er in de aangevochten uitspraak ten onrechte vanuit is gegaan dat opposant een termijn van 26 weken voor het nemen van een besluit op de aanvraag redelijk achtte. Alleen al omdat hiermee niet duidelijk is hoe de rechtbank zou hebben geoordeeld als hij van een juiste lezing zou zijn uitgegaan, is het verzet gegrond.
4. Omdat het verzet gegrond is, vervalt de uitspraak van 10 augustus 2020 en hervat de rechtbank het onderzoek in de stand waarin dat zich bevond voordat die uitspraak werd gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. de Lange, rechter, in aanwezigheid van A. Ibrahimovic, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 24 december 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.