ECLI:NL:RBOBR:2020:695

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 februari 2020
Publicatiedatum
10 februari 2020
Zaaknummer
01/880219-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van voertuigen en deelname aan een criminele organisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 11 februari 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen van voertuigen en auto-onderdelen, alsook van deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 22 april 2018 en 23 januari 2019 in verschillende steden in Nederland, waaronder 's-Hertogenbosch, Nijmegen, Rotterdam en Eindhoven, samen met anderen meerdere voertuigen en onderdelen heeft gestolen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de diefstal van een Volkswagen Polo en andere voertuigen, waarbij hij en zijn mededaders zich toegang tot de plaatsen van de misdrijven hebben verschaft door middel van braak en valse sleutels. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte deel uitmaakte van een criminele organisatie die zich richtte op het plegen van autodiefstallen en heling van gestolen goederen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld om schadevergoeding te betalen aan verschillende benadeelden. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen deels toegewezen en deels niet-ontvankelijk verklaard, waarbij de schadevergoedingsmaatregel is opgelegd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen de criminele organisatie en zijn persoonlijke omstandigheden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/880219-18
Datum uitspraak: 11 februari 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1993] ,
wonende te [postcode] , [straatnaam 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 mei 2019, 13 januari 2020, 15 januari 2020 en 28 januari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 april 2019.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 13 januari 2020 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1. hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 22 april 2018 tot en met 23 januari 2019 te 's-Hertogenbosch en/of te Nijmegen en/of te Rotterdam en/of te Eindhoven en/of elders in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of alleen
een of meer (personen)auto's en/of auto-onderdelen heeft weggenomen geheel of ten dele toebehorende aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders (telkens) met het oogmerk om zich deze (personen)auto's en/of auto-onderdelen wederrechtelijk toe te eigenen, immers heeft hij verdachte en/of zijn mededader(s)
op of omstreeks 23 april 2018 te 's-Hertogenbosch een (personen)auto (VW Polo, [kenteken 1] ) weggenomen geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of (zaak 1)
op een tijdstip gelegen in de periode van 2 augustus 2018 tot en met 3 augustus 2018 te 's-Hertogenbosch (een) Xenon koplamp(en) ( van een (personen)auto (VW Golf, [kenteken 2] ) ) weggenomen geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of (zaak 3)
op of omstreeks 26 november 2018 te Nijmegen een navigatiesysteem ( in/uit een (personen)auto (VW Polo, [kenteken 3] ) ) weggenomen geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of (zaak 7)
op of omstreeks 26 december 2018 te Rotterdam een (personen)auto (VW Golf, [kenteken 4] ) weggenomen geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of (zaak 11)
op een tijdstip gelegen in de periode van 4 januari 2019 tot en met 5 januari 2019 te 's-Hertogenbosch een (personen)auto (VW Polo, [kenteken 5] ) weggenomen geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of (zaak 12)
op een tijdstip gelegen in de periode van 5 januari 2019 tot en met 6 januari 2019 te Eindhoven een (personen)auto (VW Polo, [kenteken 6] ) weggenomen geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] en/of (zaak 13)
op een tijdstip gelegen in de periode van 7 januari 2019 tot en met 8 januari 2019 te 's-Hertogenbosch een (personen)auto (VW Polo, [kenteken 7] ) weggenomen geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] en/of (zaak 15)
op een tijdstip gelegen in de periode van 21 januari 2019 tot en met 22 januari 2019 te 's-Hertogenbosch een (personen)auto (VW Polo, [kenteken 8] ) weggenomen geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8] en/of (zaak 17)
op een tijdstip gelegen in de periode van 21 januari 2019 tot en met 22 januari 2019 te 's-Hertogenbosch een (personen)auto (VW Polo, [kenteken 9] ) weggenomen geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9] en/of (zaak 18)
op een tijdstip gelegen in de periode van 21 januari 2019 tot en met 22 januari 2019 te 's-Hertogenbosch een (personen)auto (VW Polo, [kenteken 10] ) weggenomen geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 10] en/of
(zaak 20)
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen (personen)auto's en/of auto-onderdelen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of door middel van een valse sleutel (te weten een geknipte sleutel en/of een digitale sleutel);
en/of
hij op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 22 april 2018 tot en met 23 januari 2019 te 's-Hertogenbosch en/of te Vinkel (gemeente 's-Hertogenbosch) en/of te Ammerzoden en/of te Hedel en/of te Velddriel en/of te Nijmegen en/of te Rotterdam en/of te Eindhoven en/of te Sint-Oedenrode en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen een of meer (personen)auto's en/of auto-onderdelen, te weten - een VW Polo, [kenteken 1] (zaak 1) en/of
- een VW Golf, [kenteken 2] (zaak 3) en/of - een VW Polo, [kenteken 3] (zaak 7) en/of - een VW Golf, [kenteken 4] (zaak 11) en/of - een VW Polo, [kenteken 5] (zaak 12) en/of - een VW Polo, [kenteken 6] (zaak 13) en/of - een VW Polo, [kenteken 7] (zaak 15) en/of
- een VW Polo, [kenteken 8] (zaak 17) en/of - een VW Polo, [kenteken 9] (zaak 18) en/of - een VW Polo, [kenteken 10] (zaak 20);
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van die (personen)auto('s)(telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen);
2. hij op een tijdstip gelegen in de periode van 30 december 2018 tot en met 31 december 2018 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning en/of loods(en) (gelegen aan [straatnaam 2] ) heeft weggenomen een tv (sony bravia) en/of visspullen en/of een geldkistje en/of dvd's en/of een of meer tassen en/of een opblaaspop en/of computerspellen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 11] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking ( te weten het forceren van (een) slot en/of deur(en) )en/of door middel van inklimming; (zaak 31);
3. hij in of omstreeks de periode van 22 april 2018 tot en met 29 januari 2019 te 's-Hertogenbosch en/of te Ammerzoden en/of te Vinkel en/of elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 1] (geboren [1991] ) en/of [medeverdachte 2] (geboren [1984] ) en/of en/of [medeverdachte 3] (geboren [1983] ) en/of [medeverdachte 4] (geboren [1972] ) en/of [medeverdachte 5] (geboren [1985] ) en/of [medeverdachte 6] (geboren [1988] ) en/of een of meer anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens) plegen van -diefstal van voertuigen en/of onderdelen van voertuigen en/of diefstal van goederen in/uit voertuigen (als bedoeld in artikel 310 jo 311 van het Wetboek van Strafrecht) en/of -heling van voertuigen en/of onderdelen van voertuigen en/of goederen uit voertuigen (als bedoeld in artikel 416 en/of artikel 417 bis van het Wetboek van Strafrecht) en/of -het van een voorwerp (voertuigen en/of onderdelen van voertuigen) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing verbergen of verhullen, dan wel verbergen of verhullen wie de rechthebbende op een voorwerp is of het voorhanden heeft, wetende of vermoedende dat het voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig is uit enig misdrijf.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De standpunten.

Het standpunt van de officier van justitie.
Op de in het schriftelijk requisitoir uitgewerkte gronden heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank tot een bewezenverklaring zal komen van:
- feit 1, delict 1:
op 23 april 2018 het medeplegen van de diefstal van een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 1] van [slachtoffer 1] ;
- feit 1, delict 3:
tussen 2 en 3 augustus 2018 de diefstal van Xenon koplampen van een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 2] van [slachtoffer 2] ;
- feit 1, delict 7:
op 26 november 2018 het medeplegen van de diefstal van een navigatiesysteem uit een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 3] van [slachtoffer 3] ;
- feit 1, delict 11:
op 26 december 2018 het medeplegen van de diefstal van een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 4] van [slachtoffer 4] ;
- feit 1, delict 12:
op 5 januari 2019 de diefstal van de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 5] ;
- feit 1, delict 13:
tussen 5 en 6 januari 2019 de diefstal van de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 6] ;
- feit 1, delict 15:
tussen 7 en 8 januari 2019 het medeplegen van de diefstal van de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 7] ;
- feit 1, delict 17:
tussen 21 en 22 januari 2019 het medeplegen van de diefstal van de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 8] ;
- feit 1, delict 18:
tussen 21 januari 2019 en 23 januari 2019 het medeplegen van de diefstal van de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 9] ;
- feit 1, delict 20:
tussen 21 en 22 januari 2019 de diefstal van de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 10] ;
- feit 2, delict 31:
tussen 30 en 31 december 2018 het medeplegen van diefstal door middel van braak in de woning aan de [straatnaam 2] te Den Bosch;
- feit 3:
in de periode 22 april 2018 tot en met 29 januari 2019 deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het standpunt van de verdediging.
- feit 1, delict 1:
De verdediging acht niet bewezen dat verdachte de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 1] heeft gestolen, maar refereert zich ten aanzien van de heling van deze auto.
- feit 1, delict 3:
De verdediging refereert zich ten aanzien van de diefstal van de koplampen van de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 2] , gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
- feit 1, delict 7:
De verdediging refereert zich ten aanzien van de diefstal van het navigatiesysteem uit de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 3] .
- feit 1, delict 11:
De verdediging refereert zich ten aanzien van de diefstal van de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 4] .
- feit 1, delict 12:
De verdediging refereert zich ten aanzien van de diefstal van de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 5] .
- feit 1, delict 13:
De verdediging refereert zich ten aanzien van de diefstal van de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 6] .
- feit 1, delict 15:
De verdediging refereert zich ten aanzien van de diefstal van de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 7] .
- feit 1, delict 17:
De verdediging acht niet bewezen dat verdachte de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 11] heeft gestolen, maar refereert zich ten aanzien van de heling van de auto.
- feit 1, delict 18:
De verdediging refereert zich ten aanzien van de diefstal van de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 9] .
- feit 1, delict 20:
De verdediging acht niet bewezen dat verdachte de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 10] heeft gestolen.
- feit 2, delict 31:
De verdediging refereert zich ten aanzien van de woninginbraak.
- feit 3:
De verdediging refereert zich ten aanzien van de deelneming aan een criminele organisatie, echter pas vanaf eind 2018 tot en met begin 2019.

Het oordeel van de rechtbank.

Bewijsmiddelen

Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze uitwerking is als bijlage bij dit vonnis gevoegd en de inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1

delict 1
Uit de bewijsmiddelen volgt dat in de nacht van 22 april op 23 april 2018 verdachte en [medeverdachte 7] om 03.19 uur samen in een Volkswagen Polo rijden op de [straatnaam 3] in Den Bosch. In die nacht om 03.41 uur wordt op de [straatnaam 4] in Den Bosch de Volkswagen Polo met het kenteken [kenteken 1] gestolen. Op camerabeelden is te zien dat eerder in die nacht om 02.05 al twee personen aanwezig waren bij deze Polo, waarvan één het portier heeft geopend en even in de Polo heeft gezeten. Om 03.49 uur, acht minuten na de diefstal, ziet de politie de Polo waarin eerder die nacht tijdens een controle verdachte en [medeverdachte 7] zaten, weer rijden maar nu met één persoon in de auto, namelijk [medeverdachte 7] . Voor de Polo rijdt de zojuist gestolen Polo ook met een persoon. De gestolen Polo gaat er hard vandoor terwijl de gecontroleerde Polo heel langzaam gaat rijden, waardoor de politie de gestolen Polo uit het oog verliest. Vervolgens wordt om 05.30 uur de gestolen Polo aangetroffen vlak bij het woonadres van verdachte. Later die dag rijdt de gestolen Polo naar het Esso tankstation aan de [straatnaam 5] te Velddriel. Op de camerabeelden van het tankstation herkennen de verbalisanten verdachte. Hierna rijdt de gestolen Polo naar de [straatnaam 6] te Kerkdriel waar hij vervolgens wordt aangetroffen in een loods.
De aanwezigheid van verdachte in de nachtelijke uren nabij de plaats delict en de opeenvolgende waarnemingen in het korte tijdsbestek van 03.19 uur tot en met 03.49, zoals hiervoor omschreven, rechtvaardigen de conclusie dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 7] de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 1] heeft gestolen. Het verweer dat verdachte hooguit als heler kan worden beschouwd, zodat verdachte van de primair ten laste gelegde diefstal zou moeten worden vrijgesproken, wordt verworpen.
delict 17 en 18
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van delict 17. Ten aanzien van delict 18 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank ziet delict 17 en delict 18 als samenhangende autodiefstallen die in vereniging zijn gepleegd. Daarvoor zijn de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
De grijze Volkswagen Polo met het kenteken [kenteken 8] is tussen 21 januari 2019 om 18.30 en 22 januari 2019 om 07.00 2019 gestolen aan de [straatnaam 7] in ’s-Hertogenbosch (delict 17). De witte Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 9] is tussen 21 januari 2019 om 18.30 uur en 23 januari 18.30 uur gestolen aan de [naam passage] in ’s-Hertogenbosch (delict 18). De tijdstippen van de diefstallen overlappen elkaar en de locaties van de diefstallen liggen zeer dicht bij elkaar.
De telefoon van verdachte heeft in de periode waarin de diefstallen zijn gepleegd, namelijk op 22 januari 2019 tussen 01:02 uur en 01:34 uur, aangestraald op een telefoonmast die enkele tientallen meters verwijderd was van de beide locaties. Verdachte was daar niet alleen, want ook de telefoon van [medeverdachte 2] straalde in dezelfde tijdspanne aan op die telefoonmast, namelijk om 1:29 uur en 1:30 uur.
Op 22 januari 2019 omstreeks 09.33 uur werd de Volkswagen Polo waar (naar later bleek) het kenteken [kenteken 8] bij hoorde, de loods in Vinkel ingereden (delict 17). Omstreeks 10:51 uur werd er een grote witte bus de loods ingereden. Verdachte stapte als bestuurder uit die bus. [medeverdachte 2] reed met zijn Ford Fiesta achter de bus aan de loods binnen. Verdachte en [medeverdachte 2] hebben later die dag beiden bij de gestolen auto gestaan en/of daaraan gesleuteld.
Op 23 januari 2019 omstreeks 13.43 uur waren verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] opnieuw in de loods in Vinkel. De lichten waren toen uit en om 13.46 uur was de loods even helemaal verlaten. Echter, een paar seconden later ging de loodsdeur weer open en werd een witte Volkswagen waar (naar later bleek) het kenteken [kenteken 12] bij hoorde, binnengereden (delict 18). Achter die witte Volkswagen reed een donkerkleurige Volkswagen naar binnen. Verdachte stapte als bijrijder uit de gestolen witte Volkswagen.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte en [medeverdachte 2] op een relevant tijdstip beiden aanwezig waren op de plek waar de twee auto’s zijn weggenomen en vervolgens beiden aanwezig waren in de loods, rond de tijdstippen waarop de twee gestolen auto’s daar arriveerden.
In aanvulling op het voorgaande overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte in januari 2019 verschillende Volkswagens heeft gestolen en dat eind januari 2019 onder [medeverdachte 2] goederen in beslag zijn genomen die in een betekenisvol verband staan met het plegen van autodiefstallen. De rechtbank noemt in het bijzonder de jammer die ervoor zorgt dat elektronische autosloten of anti-autodiefstalsystemen niet meer werken, blanke sleutels die op maat kunnen worden geknipt om onder andere Volkswagens te openen en te starten, een elektronisch werkend instrument waarmee Volkswagens zonder sleutel kunnen worden ontsloten en een slotentrekker.
Het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, brengt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte en [medeverdachte 2] in de nachtelijke uren van 22 januari 2019 in nauwe en bewuste samenwerking met elkaar twee Volkswagens hebben gestolen op/nabij de [straatnaam 7] in ’s-Hertogenbosch. De rechtbank acht in dit kader niet relevant wie van beiden uiteindelijk welke auto heeft bestuurd of heeft laten besturen door een ander. Voor een andere uitleg van genoemde feiten en omstandigheden, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten. Een een redengevendheid ontzenuwende verklaring van verdachte hieromtrent ontbreekt.
delict 20
De verdediging heeft aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de Volkswagen die op 22 januari 2019 de loods in Vinkel is binnengereden, de Volkswagen was met het kenteken [kenteken 10] , die van aangever [slachtoffer 10] is gestolen. De rechtbank overweegt het volgende.
In de periode van 5 januari 2019 tot en met 23 januari 2019 reden bij herhaling gestolen auto’s de loods te Vinkel binnen, telkens van het merk Volkswagen.
De donkerkleurige auto waar delict 20 betrekking op heeft, werd op 22 januari 2019 omstreeks 11:30 uur de loods binnengereden door verdachte. Achter die auto reed de Ford Fiesta met [medeverdachte 2] als bestuurder. De donkerkleurige auto werd vervolgens door verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] volledig gestript. Op 23 januari 2019 werd de auto uit de loods verwijderd.
Verbalisant [naam verbalisant] heeft de donkerkleurige auto op de camerabeelden van de loods herkend als een zwarte Volkswagen, type Polo 6r, model 3-deurs.
Twee uur voordat de zwarte Volkswagen Polo, 3-deurs door verdachte werd binnengereden, werd een grijze Volkswagen Polo, binnengereden. Deze bleek weggenomen te zijn in de nacht van 21 op 22 januari 2019. De politie vond daarin aanleiding om te onderzoeken of de zwarte Volkswagen Polo, 3-deurs ook was gestolen die nacht.
De politie heeft de zendmastgegevens behorende bij de telefoon van verdachte – verdachte was immers de bestuurder van de zwarte Volkswagen Polo, 3-deurs – bekeken. Verdachte bleek in de avond en nacht voorafgaand aan de ochtend waarop hij de zwarte Volkswagen Polo naar de loods bracht, in (de omgeving van) ’s-Hertogenbosch te zijn geweest.
Vervolgens heeft de politie de systemen geraadpleegd om te zien of er in genoemde periode in deze stad een zwarte Volkswagen Polo, 3-deurs was weggenomen. Dat leverde één treffer op, namelijk de diefstal van een zwarte Volkswagen Polo, 3-deurs, met het kenteken [kenteken 10] aan de [straatnaam 8] te ’s-Hertogenbosch. Aangever had de diefstal op dinsdag 22 januari 2019 omstreeks 12:00 uur ontdekt.
Analyse van de zendmastgegevens leverde op dat de telefoon van verdachte op 22 januari 2019 om 00:21 uur en 00:39 uur contact maakte met een providersmast op 342 meter afstand van de plaats delict.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte op een nachtelijk uur, in de tijdspanne waarin de diefstal van de zwarte Volkswagen Polo 3-deurs met kenteken [kenteken 13] plaatsvond, nabij de plaats delict was. Dit gegeven, gevoegd bij de omstandigheid dat verdachte de volgende ochtend met een zwarte Volkswagen Polo, 3-deurs de loods in Vinkel binnenreed, brengt de rechtbank tot de conclusie dat het om dezelfde auto gaat.
De rechtbank acht gelet op de bewijsmiddelen en het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de auto heeft gestolen.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3

De rechtbank stelt het volgende voorop.
Onder een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht moet worden verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en ten minste één ander persoon. Aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvoering, een taakverdeling, een bepaalde hiërarchie of geledingen. Een samenwerkingsverband kan toevallig en in de loop der tijd ontstaan omdat men ‘werkendeweg’ ontdekt dat men een gezamenlijk doel heeft waarvan de realisering met duurzame samenwerking gediend is.
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, is voorts vereist dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Voor het bewijs van het oogmerk zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd en aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de activiteiten die met dit doel worden verricht.
Tot slot moet worden vastgesteld of de verdachte kan worden aangemerkt als deelnemer aan de organisatie. Van deelneming is sprake indien een persoon behoort tot de organisatie en een aandeel heeft in gedragingen, dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte in de periode van 27 december 2018 tot en met 23 januari 2019 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Daarvoor acht zij de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
De delicten 12, 13, 15, 17, 18 en 20 laten een duidelijk patroon zien. Dat is te danken aan de camerabeelden die gemaakt zijn in de loods aan de [straatnaam 9] in Vinkel. Uit die beelden komt een georganiseerde manier van werken naar voren, waarbij steeds dezelfde personen betrokken zijn. Dat zijn verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . De gebezigde bewijsmiddelen rechtvaardigen zonder meer de conclusie dat zij deel uitmaakten van een criminele organisatie die gericht was op het stelen en helen van auto’s. De rechtbank zet een en ander onder elkaar.
Op 7 december 2018 plaatst verdachte een advertentie op Marktplaats, waarin staat dat hij een hobby/sleutelruimte voor reparatie en opslag van schadeauto’s in de buurt van
’s-Hertogenbosch zoekt. Het pseudokoopteam van de politie, met als tussenpersoon [naam tussenpersoon] , biedt een loods te huur aan op het adres [straatnaam 9] in Vinkel. Op 19 december 2018 vindt een ontmoeting plaats tussen [naam tussenpersoon] van het pseudokoopteam, verdachte en [medeverdachte 3] . Verdachte geeft aan dat de loods naar wens is en dat hij akkoord is met de huurprijs. Hij geeft aan dat de naam van [medeverdachte 3] op de huurovereenkomst moet komen.
Op 27 december 2018 wordt vervolgens voor het eerst een telefonisch contact geregistreerd tussen de telefoons van verdachte en [medeverdachte 3] . [medeverdachte 2] stond toen al met zowel verdachte als [medeverdachte 3] in contact.
Er wordt uiteindelijk afgesproken dat de sleuteloverdracht en het betalen van de huurprijs voor de loods op 2 januari 2019 zal plaatsvinden. Op de afspraak van 2 januari 2019 verschijnen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Het huurcontract wordt door [medeverdachte 3] ondertekend.
Het geld wordt op 3 januari 2019 betaald en dan wordt de sleutel overgedragen. Ook dan zijn alleen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ter plaatse.
Op 5 januari 2019, twee dagen na de sleuteloverdracht, wordt de eerste gestolen Volkswagen de loods binnengereden. In de dagen tot en met 23 januari 2019 volgen er meer. In veel gevallen is op de camerabeelden te zien dat verdachte de gestolen auto de loods binnenrijdt. [medeverdachte 2] rijdt in zijn Ford Fiesta achter hem aan naar binnen. De gestolen Volkswagens vertonen voor het oog geen schade en gaan rijdend de loods in. Verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] verrichten vervolgens in wisselende samenstellingen werkzaamheden aan de gestolen auto’s. Het ene naar het andere onderdeel wordt verwijderd. Geen enkele auto wordt gerepareerd of verlaat in originele of verbeterde staat de loods. Dat er – behoudens de eigen auto’s van verdachten uit het onderzoek Tubingen – ooit een níet gestolen auto de loods is binnengereden, is niet gebleken.
De taakverdeling tussen verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] is helder. Verdachte is degene die de Volkswagens steelt. Ten minste twee keer doet hij dat samen met [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] escorteert verdachte bij het verplaatsen van de gestolen auto’s naar de loods in Vinkel. [medeverdachte 2] blijkt in het bezit te zijn van een jammer, die ervoor zorgt dat mobiele telefoons, GPS-signalen, elektronische autosloten of anti-autodiefstalsystemen niet meer werken. Ook beschikt hij over de voorwerpen om sleutels te kunnen knippen. [medeverdachte 2] heeft met [medeverdachte 3] de huurovereenkomst gesloten die verdachte heeft voorbereid. [medeverdachte 3] is telkens in de loods om de gestolen Volkswagens te demonteren. Ook verdachte demonteert auto-onderdelen en [medeverdachte 2] biedt een helpende hand bij deze werkzaamheden. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] weten dat zij telkens met gestolen auto’s in de weer zijn, of ze die nou escorteren, voorhanden hebben of demonteren. Tot op de actiedag van 23 januari 2019 was sprake van een intensieve, duurzame en gestructureerde samenwerking tussen deze drie verdachten.
De rechtbank is van oordeel dat de samenwerking tussen verdachte enerzijds en [medeverdachte 4] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 5] anderzijds te incidenteel en ongestructureerd is geweest om te spreken van een crimineel samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. Betrokkenheid van [medeverdachte 6] bij de criminele organisatie acht de rechtbank evenmin bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
delict 1
op 23 april 2018 te ’s-Hertogenbosch,
tezamen en in vereniging met een ander,
een (personen)auto heeft weggenomen, toebehorende aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader, met het oogmerk om zich deze (personen)auto wederrechtelijk toe te eigenen, immers hebben hij verdachte en zijn mededader
een (personen)auto (VW Polo, [kenteken 1] ) weggenomen toebehorende aan [slachtoffer 1] ;
delict 3
op 3 augustus 2018 te 's-Hertogenbosch,
auto-onderdelen heeft weggenomen, toebehorende aan een ander dan aan verdachte, met het oogmerk om zich deze auto-onderdelen wederrechtelijk toe te eigenen, immers heeft verdachte
Xenon koplampen van een (personen)auto (VW Golf, [kenteken 2] ) weggenomen, toebehorende aan [slachtoffer 2] ,
waarbij verdachte die weg te nemen auto-onderdelen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
delict 7
op 26 november 2018 te Nijmegen
tezamen en in vereniging met een ander,
een auto-onderdeel heeft weggenomen, toebehorende aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader, met het oogmerk om zich auto-onderdeel wederrechtelijk toe te eigenen, immers hebben verdachte en zijn mededader
een navigatiesysteem uit een (personen)auto (VW Polo, [kenteken 3] ) ) weggenomen, toebehorende aan [slachtoffer 3]
waarbij verdachte en zijn mededader dat weg te nemen auto-onderdeel onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
delict 11
op 26 december 2018 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander,
een (personen)auto toebehorende aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader, met het oogmerk om zich deze (personen)auto wederrechtelijk toe te eigenen, immers hebben verdachte en zijn mededader
een (personen)auto (VW Golf, [kenteken 4] ) weggenomen geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] ;
delict 12
op 5 januari 2019 te 's-Hertogenbosch,
een (personen)auto heeft weggenomen, toebehorende aan een ander dan aan verdachte, met het oogmerk om zich deze (personen)auto wederrechtelijk toe te eigenen, immers heeft verdachte
een (personen)auto (VW Polo, [kenteken 5] ) weggenomen, toebehorende aan [slachtoffer 5] ;
delict 13
op 6 januari 2019 te Eindhoven,
een (personen)auto heeft weggenomen, toebehorende aan een ander dan aan verdachte, met het oogmerk om zich deze (personen)auto wederrechtelijk toe te eigenen, immers heeft verdachte
een (personen)auto (VW Polo, [kenteken 6] ) weggenomen, toebehorende aan [slachtoffer 6] ;
delict 15
op 8 januari 2019 te 's-Hertogenbosch,
een (personen)auto heeft weggenomen, toebehorende aan een ander dan aan verdachte, met het oogmerk om zich deze (personen)auto wederrechtelijk toe te eigenen, immers heeft verdachte
een (personen)auto (VW Polo, [kenteken 7] ) weggenomen, toebehorende aan [slachtoffer 7] ;
delict 17 en delict 18
op 22 januari 2019 te 's-Hertogenbosch,
tezamen en in vereniging met een ander,
(personen)auto's heeft weggenomen, toebehorende aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader, telkens met het oogmerk om zich deze (personen)auto's wederrechtelijk toe te eigenen, immers hebben verdachte en zijn mededader
een (personen)auto (VW Polo, [kenteken 8] ) weggenomen, toebehorende aan [slachtoffer 8]
en
een (personen)auto (VW Polo, [kenteken 9] ) weggenomen, toebehorende aan [slachtoffer 9] ;
delict 20
in de periode van 21 januari 2019 tot en met 22 januari 2019 te 's-Hertogenbosch,
een (personen)auto heeft weggenomen, toebehorende aan een ander dan aan verdachte, met het oogmerk om zich deze (personen)auto wederrechtelijk toe te eigenen, immers heeft verdachte een (personen)auto (VW Polo, [kenteken 10] ) weggenomen, toebehorende aan [slachtoffer 10] ;
2. op een tijdstip gelegen in de periode van 30 december 2018 tot en met 31 december 2018 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning en loods gelegen aan [straatnaam 2] heeft weggenomen visspullen en een geldkistje en dvd's en tassen en een opblaaspop en computerspellen, toebehorende aan [slachtoffer 11] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak te weten het forceren van een slot en deur; (delict 31)
3. in de periode van 27 december 2018 tot en met 29 januari 2019 te 's-Hertogenbosch en te Vinkel heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 2] , geboren [1984] , en [medeverdachte 3] , geboren [1983] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het telkens plegen van - diefstal van voertuigen en onderdelen van voertuigen als bedoeld in artikel 310 jo 311 van het Wetboek van Strafrecht en - heling van voertuigen en onderdelen van voertuigen als bedoeld in artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar, met aftrek van voorarrest. Voorts vordert de officier van justitie opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van de datum van de uitspraak, 11 februari 2020.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt bij de strafoplegging rekening te houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en het door de reclassering uitgebrachte rapport waaruit blijkt dat verdachte een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan acht autodiefstallen, twee diefstallen van auto-onderdelen, een woninginbraak en deelneming aan een criminele organisatie.
Verdachte heeft om financiële motieven, onder meer om zijn drugsverslaving te kunnen bekostigen, op grote schaal auto’s en auto-onderdelen gestolen. Dergelijke diefstallen veroorzaken veel overlast en schade en getuigen van minachting voor andersmans eigendommen.
Verdachte heeft deze feiten gepleegd in georganiseerd verband. De rechtbank is van oordeel dat verdachte een leidinggevende rol heeft gespeeld in de criminele organisatie. Hij nam het initiatief tot het huren van de loods, hij zorgde voor de aanvoer van gestolen auto’s en hij betaalde [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] voor hun werkzaamheden. De rechtbank weegt de prominente rol van verdachte in strafverzwarende zin mee.
Verdachte heeft ook samen met een ander een woninginbraak gepleegd. Een woninginbraak veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen. De woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Weliswaar werd de woning op het moment van de inbraak verbouwd en waren de bewoners afwezig, er stonden wel persoonlijke spullen in huis.
Volgens de oriëntatiepunten van de rechtspraak en de jurisprudentie in vergelijkbare gevallen worden voor autodiefstallen c.q. -inbraken, woninginbraken en deelname aan een criminele organisatie onvoorwaardelijke gevangenisstraffen passend geacht. Twee tot drie maanden gevangenisstraf voor één autodiefstal en drie maanden gevangenisstraf voor een woninginbraak, kunnen als oriëntatiepunten gelden. Aan georganiseerde criminaliteit wordt bovendien zwaar getild.
Kijkend naar de persoon van verdachte, is het opvallend dat hij voorafgaand aan de reeks delicten in deze strafzaak, nauwelijks met justitie in aanraking is geweest. Het strafblad werkt in die zin niet strafverhogend. Verdachte heeft een gezin en is vader van twee kinderen. Inmiddels heeft hij geen relevante schulden meer.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zijn criminele activiteiten waren ingegeven door geldnood in verband met zijn verslaving. Hij heeft een slechte periode achter de rug. Het voorarrest in deze zaak heeft een belangrijke rol gespeeld bij het doorbreken van de vicieuze cirkel. De voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst. Verdachte heeft zich in het kader van de schorsingsvoorwaarden gemotiveerd getoond tot verandering.
De reclassering heeft een rapport uitgebracht over verdachte en heeft een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij Iriszorg (verslavingszorg), een amublante behandeling, het meewerken aan middelencontrole en het meewerken aan een traject gericht op huisvesting en dagbesteding. Verdachte heeft zich bereid verklaard zich te houden aan de bijzondere voorwaarden.
Gelet op de aard en ernst van de feiten, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf die de onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich meebrengt. Een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, acht de rechtbank passend en geboden. Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zal niet ten uitvoer worden gelegd als verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maakt en de op te leggen bijzondere voorwaarden nakomt. De rechtbank wil met de deels voorwaardelijke gevangenisstraf enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds invloed uitoefenen op het gedrag van de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis dient te worden afgewezen.

De vorderingen van de benadeelde partijen.

De volgende partijen hebben een vordering ingediend.

1. de verzekeringsmaatschappijen:

- [naam verzekeringsmaatschappij 1] (feit 1, delict 1)
- [naam verzekeringsmaatschappij 2] (feit 1, delict 11)
- [naam verzekeringsmaatschappij 3] (feit 1, delict 12)
- [naam verzekeringsmaatschappij 4] (feit 1, delict 13)
- [naam verzekeringsmaatschappij 5] (feit 1, delict 15)
- [naam verzekeringsmaatschappij 1] (feit 1, delict 17)
- [naam verzekeringsmaatschappij 6] (feit 1, delict 18)
- [naam verzekeringsmaatschappij 7] (feit 1, delict 20)

2. de natuurlijke personen:

- [slachtoffer 1] (feit 1, delict 1)
- [slachtoffer 4] (feit 1, delict 11)
- [slachtoffer 5] (feit 1, delict 12)
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vorderingen van de verzekeringsmaatschappijen deels toewijsbaar:
- [naam verzekeringsmaatschappij 1] (delict 1), tot een bedrag van € 2.888,30
- [naam verzekeringsmaatschappij 2] (delict 11), tot een bedrag van € 2.273,97
- [naam verzekeringsmaatschappij 3] (delict 12), tot een bedrag van € 7.120,55
- [naam verzekeringsmaatschappij 4] (delict 13), tot een bedrag van € 7.083,33
- [naam verzekeringsmaatschappij 5] (delict 15), tot een bedrag van € 7.198,35
- [naam verzekeringsmaatschappij 1] (delict 17), tot een bedrag van € 4.530,28
- [naam verzekeringsmaatschappij 6] (delict 18), tot een bedrag van € 7.551,65
- [naam verzekeringsmaatschappij 7] (delict 20), tot een bedrag van € 5.632,23.
Voor het overige dienen de vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (delict 1) toewijsbaar tot een bedrag van € 150,00. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De officier van justitie acht de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4] (delict 11) niet-ontvankelijk, wegens gebrek aan onderbouwing.
De officier van justitie acht de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 5] (delict 12) toewijsbaar tot een bedrag van € 112,99. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft ten aanzien van de verzekeringsmaatschappijen het volgende aangevoerd:
  • De vordering van [naam verzekeringsmaatschappij 1] (delict 1) is niet-ontvankelijk.
  • De vordering [naam verzekeringsmaatschappij 2] (delict 11) is niet-ontvankelijk; subsidiair toewijsbaar tot een bedrag van € 2.273,97 en voor het overige niet-ontvankelijk;
  • De vordering van [naam verzekeringsmaatschappij 3] (delict 12) is toewijsbaar tot een bedrag van € 7.120,55 en voor het overige niet-ontvankelijk;
  • De vordering van [naam verzekeringsmaatschappij 4] (delict 13) kan deels worden toegewezen, zoals de officier van justitie heeft gevorderd;
  • De vordering van [naam verzekeringsmaatschappij 5] (delict 15) is niet-ontvankelijk, wegens onvoldoende onderbouwing en een gebrek in de machtiging van de indiener;
  • De vordering van [naam verzekeringsmaatschappij 1] (delict 17) is niet-ontvankelijk;
  • De vordering van [naam verzekeringsmaatschappij 6] (delict 18) is niet-ontvankelijk;
  • De vordering van [naam verzekeringsmaatschappij 7] (delict 20) dient te worden afgewezen, subsidiair niet-ontvankelijk te worden verklaard, meer subsidiair gematigd te worden;
De verdediging acht de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk.
De verdediging acht de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk.
De verdediging acht de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 5] toewijsbaar tot een bedrag van € 220,00, mits niet reeds door de verzekeraar vergoed, en voor het overige niet-ontvankelijk.
De beoordeling.
De vorderingen van de verzekeringsmaatschappijen
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat van rechtstreekse schade in de zin van art. 51f van het Wetboek van Strafvordering sprake is indien iemand is getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd. In het algemeen beschermen strafbepalingen niet het belang van rechtsopvolgers en evenmin dat van derde belanghebbenden, zodat doorgaans alleen het slachtoffer zelf zich als benadeelde partij in het strafproces kan voegen. In de rechtspraak wordt dit uitgangspunt van de wetgever gehandhaafd.
Gelet hierop zal de rechtbank de verzekeringsmaatschappijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen. Deze partijen kunnen hun vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de verzekeringsmaatschappijen ieder voor zich veroordelen in de kosten van verdachte. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1]
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van € 150,00 (post eigen risico), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de benadeelde voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4]
De rechtbank zal deze benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, omdat deze vordering ten aanzien van de opgevoerde posten niet is onderbouwd. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. Behandeling van deze vordering levert zodoende een onevenredige belasting van het strafgeding op.
De benadeelde partij kan zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van verdachte. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 5]
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van € 213,99 (bestaande uit de posten wandelschoenen (twee paar), kerstboom, paraplu, CD cursus Italiaans en zakmes), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de benadeelde voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is:

- met betrekking tot welke de strafbare feiten zijn begaan of voorbereid en dit voorwerp ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorde;

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 57, 63, 140, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1
ten aanzien van delict 1, 11, 17 en 18 telkens:
diefstal door twee of meer verenigde personen
ten aanzien van delict 3:
diefstal, waarbij de schuldige zich het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
ten aanzien van delict 7:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
en
ten aanzien van delict 12, 13, 15 en 20 telkens:
diefstal
Feit 2

diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich detoegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

Feit 3

deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straffen en maatregelen:

Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3:gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27

Wetboek van Strafrecht,
waarvan 12 maanden voorwaardelijkmet een
proeftijd van 3
jaren;
algemene voorwaarde:
voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
bijzondere voorwaarden:voorwaarden zijn dat de veroordeelde: - zich meldt binnen 48 uur na onherroepelijk zijn van het vonnis bij Iriszorg, via telefoonnummer [telefoonnummer] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren, ook indien dit inhoudt het volgen van een gedragsinterventie;
- zich laat behandelen door Iriszorg en/of een forensische polikliniek, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik of overmatig middelengebruik kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor detoxificatie/stabilisatie. indien een klinische opname is geïndiceerd laat veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
-veroordeelde werkt mee aan een traject gericht op huisvesting en aan een traject gericht op dagbesteding.
Aangezien de rechtbank bijzondere voorwaarden heeft gesteld, geldt van rechtswege dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
De rechtbank geeft aan Reclassering Nederland, regio Zuid, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG ’s-Hertogenbosch de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Schadevergoedingsmaatregel/civiele vordering
Ten aanzien van feit 1

Verklaart niet-ontvankelijk in de vorderingen de benadeelde partijen:

- [naam verzekeringsmaatschappij 1] (feit 1, delict 1)
- [naam verzekeringsmaatschappij 2] (feit 1, delict 11)
- [naam verzekeringsmaatschappij 3] (feit 1, delict 12)
- [naam verzekeringsmaatschappij 4] (feit 1, delict 13)
- [naam verzekeringsmaatschappij 5] (feit 1, delict 15)
- [naam verzekeringsmaatschappij 1] (feit 1, delict 17)
- [naam verzekeringsmaatschappij 6] (feit 1, delict 18)
- [naam verzekeringsmaatschappij 7] (feit 1, delict 20).
Veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van feit 1, delict 1
Legt op de maatregel tot schadevergoeding van € 150,00, subsidiair 3 dagen gijzeling.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1]van een bedrag van 150 euro (zegge: honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit materiële schade (post eigen risico). Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1]van een bedrag van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro), te weten materiële schade (post eigen risico). Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Ten aanzien van feit 1, delict 11
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van feit 1, delict 12
Legt op de maatregel van schadevergoeding van € 213,99, subsidiair 4 dagen gijzeling.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 5]van een bedrag van € 213,99 (zegge: tweehonderddertien euro en negenennegentig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding (post twee paar wandelschoenen, kerstboom, paraplu, CD cursus Italiaans en zakmes). Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 5], van een bedrag van € 213,99 (zegge: tweehonderddertien euro en negenennegentig eurocent ), te weten materiële schadevergoeding (post twee paar wandelschoenen, kerstboom, paraplu, CD cursus Italiaans en zakmes). Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Beslag

Verklaart verbeurd de onder verdachte in beslag genomen goederen, te weten:

1 GSM, Mobiele telefoon, kleur wit, IPhone;
Wijst afde vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. van den Munckhof, voorzitter,
mr. E.M. Vermeulen en mr. H. Slaar, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.H.C. Persoons, griffier,
en is uitgesproken op 11 februari 2020.