ECLI:NL:RBOBR:2020:7001

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 augustus 2020
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
C01/359011/FA RK 20-1441
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van onderhoudsbijdrage voor minderjarige kinderen in een alimentatiezaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 19 augustus 2020 een beschikking gegeven in een alimentatiekwestie tussen een man, zijn zoon en de vrouw. De man en de zoon hebben op 28 mei 2020 een verzoekschrift ingediend ter vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige dochter en een bijdrage in levensonderhoud en studie voor de zoon. De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend, waardoor de rechtbank het verzoek heeft toegewezen. De rechtbank heeft de behoefte en de draagkracht niet zelfstandig beoordeeld, maar heeft de verzoeken van de man en de zoon gegrond verklaard. De rechtbank heeft bepaald dat de vrouw met ingang van 30 mei 2020 een bijdrage van € 100,00 per maand moet betalen aan de zoon en eenzelfde bedrag voor de dochter, die geboren is op een nog niet gespecificeerd geboortedatum. De beslissingen zijn uitvoerbaar bij voorraad en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch, met inachtneming van de wettelijke termijnen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK OOST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/359011 / FA RK 20-2441
Uitspraak : 19 augustus 2020
Beschikking betreffende alimentatie in de zaak van

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. S.A.J.C. Koopman-van Lieshout,
en

[de zoon] ,

wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. S.A.J.C. Koopman-van Lieshout,
tegen
[de vrouw],
voorheen wonende te [woonplaats] ,
partijen, ook wel aan te duiden als respectievelijk de man, de zoon en de vrouw.
De procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift (met bijlagen) van de man en de zoon, ter griffie ingekomen op 28 mei 2020.
De man verzoekt de vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige dochter van partijen op de gronden en op de wijze zoals in het verzoekschrift omschreven.
De zoon verzoekt de vaststelling van een bijdrage in levensonderhoud en studie op de gronden en op de wijze zoals in het verzoekschrift omschreven.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De griffier heeft de minderjarige [dochter] in de gelegenheid gesteld om haar mening over het verzoek aan de rechter kenbaar te maken.
De beoordeling
Aangezien niet binnen de wettelijke termijn een verweerschrift is ingekomen en het verzoek de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, wijst de rechtbank het verzoek toe als hierna wordt vermeld.
De rechtbank heeft niet zelfstandig de behoefte en de draagkracht beoordeeld.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd als na te melden.
De beslissing
De rechtbank:
bepaalt, met ingang van 30 mei 2020 de bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van de zoon door de vrouw, voor wat betreft de nog niet verschenen termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen aan de zoon, op € 100,00 per maand;
bepaalt met ingang van 30 mei 2020 de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige:
- [dochter] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
door de vrouw aan de man, voor wat betreft de nog niet verschenen termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen, op € 100,00 per maand;
verklaart de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.W. Brunt, rechter,
en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 19 augustus 2020.
Conc: mve
Tegen deze beschikking kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op
andere wijze bekend is geworden.