In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 19 augustus 2020 een beschikking gegeven in een alimentatiekwestie tussen een man, zijn zoon en de vrouw. De man en de zoon hebben op 28 mei 2020 een verzoekschrift ingediend ter vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige dochter en een bijdrage in levensonderhoud en studie voor de zoon. De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend, waardoor de rechtbank het verzoek heeft toegewezen. De rechtbank heeft de behoefte en de draagkracht niet zelfstandig beoordeeld, maar heeft de verzoeken van de man en de zoon gegrond verklaard. De rechtbank heeft bepaald dat de vrouw met ingang van 30 mei 2020 een bijdrage van € 100,00 per maand moet betalen aan de zoon en eenzelfde bedrag voor de dochter, die geboren is op een nog niet gespecificeerd geboortedatum. De beslissingen zijn uitvoerbaar bij voorraad en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch, met inachtneming van de wettelijke termijnen.