ECLI:NL:RBOBR:2021:1169

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
18 maart 2021
Zaaknummer
359266 / HA ZA 20-378
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident inzake consumentenovereenkomst met buitenlandse aanbieder van Contracts for Difference

In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, gaat het om een bevoegdheidsincident tussen een Nederlandse eiser en de Cypriotische vennootschap Royal Forex Ltd, die financiële diensten aanbiedt via een online platform. De eiser, een gepensioneerde man, heeft zich aangemeld als klant bij Royal Forex Ltd en heeft in de periode van november 2018 tot augustus 2019 aanzienlijke bedragen geïnvesteerd in Contracts for Difference (CfD's). De eiser stelt dat hij als consument moet worden aangemerkt en dat de Nederlandse rechter bevoegd is om zijn vorderingen te behandelen, ondanks een forumkeuze in de overeenkomst die de Cypriotische rechter aanwijst als bevoegde rechter.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van de eiser, die zijn gebaseerd op oneerlijke handelspraktijken, onlosmakelijk verbonden zijn met de overeenkomst die hij met Royal Forex Ltd heeft gesloten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen bedrijfsmatige activiteiten heeft verricht en dat hij de overeenkomst heeft gesloten voor consumptieve doeleinden. Hierdoor is de forumkeuze voor de Cypriotische rechter niet geldig en is de Nederlandse rechter bevoegd om van de zaak kennis te nemen.

De rechtbank heeft de incidentele vordering van Royal Forex Ltd afgewezen en geoordeeld dat de eiser zijn vorderingen kan voorleggen aan de Nederlandse rechter. De kosten van het incident zijn toegewezen aan Royal Forex Ltd, die als in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt. De zaak zal op 28 april 2021 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/359266 / HA ZA 20-378
Vonnis in incident van 17 maart 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. M.A. Hupkes te Amsterdam,
tegen
vennootschap naar buitenlands recht
ROYAL FOREX LTD,
gevestigd te Nicosia (Cyprus),
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. P. Katz te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Royal Forex Ltd genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, ingekomen op 8 juni 2020,
  • het certificaat van betekening, ingekomen op 23 september 2020,
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring of aanhouding, van 6 januari 2021,
  • de incidentele conclusie van antwoord van 20 januari 2021.
1.2.
Vervolgens heeft de rechtbank bepaald dat op 3 maart 2021 vonnis zal worden gewezen in het incident. Een grote werkvoorraad bij de rechtbank heeft geleid tot enige vertraging.

2.De feiten in het incident

2.1.
Royal Forex Ltd is aanbieder van financiële diensten via een online platform, waar onder andere kan worden gehandeld in Contracts for Differences (CfD’s). Royal Forex Ltd handelde voorheen mede onder de naam GMO Trading.
2.2.
[eiser] heeft zich op 30 november 2018 aangemeld als klant op de website van Royal Forex Ltd, online een account aangemaakt en een eerste inleg gedaan van € 500,-.
Op diezelfde dag heeft [eiser] middels het invullen van een formulier een aanvraag gedaan bij Royal Forex Ltd om te worden behandeld als een ‘professional client’. Zijn account is daarop door Royal Forex Ltd omgezet in een ‘professional account’.
2.3.
In de periode van 30 november 2018 tot 30 augustus 2019 heeft [eiser] geldbedragen ingelegd, variërend van € 500,- tot € 10.000,-, tot een totaalbedrag van € 95.500,-. Hierbij werd hij (telefonisch) geadviseerd door medewerkers van GMO Trading. Van zijn inleg heeft hij in totaal € 16.769,84 terugontvangen.
2.4.
Royal Forex Ltd en [eiser] hebben een raamovereenkomst gesloten met in artikel 39 onder meer de volgende bepaling:
“(…)Cyprus courts shall have exclusive jurisdiction to settle any dispute arising out of or in connection with this Agreement.”

3.De vordering in de hoofdzaak

3.1.
In de hoofdzaak vordert [eiser] samengevat een verklaring voor recht dat de overeenkomst die hij sloot met Royal Forex Ltd buitengerechtelijk is vernietigd, althans om deze in rechte op grond van artikel 6:193j lid 3 BW (oneerlijke handelspraktijken) te vernietigen, althans te verklaren voor recht dat Royal Forex Ltd onrechtmatig heeft gehandeld en gehouden is de door [eiser] betaalde bedragen terug te betalen, althans de geleden schade te vergoeden, en Royal Forex Ltd te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 78.730,-, vermeerderd met rente en kosten, met afgifte van een gewaarmerkte Europese Executoriale titel (EET) om het vonnis in Cyprus ten uitvoer te kunnen leggen.
3.2.
Aan zijn vorderingen legt [eiser] samengevat ten grondslag dat Royal Forex Ltd, handelend onder de naam GMO Trading, zich jegens hem heeft bediend van oneerlijke handelspraktijken. [eiser] noemt in dit verband onder andere (-) dat [eiser] op de website van Royal Forex Ltd terecht kwam via misleidende ‘nepadvertenties’, (-) dat [eiser] door Royal Forex Ltd is gepusht om zijn retailaccount om te zetten in een professioneel account met een hogere leverage, (-) dat [eiser] herhaaldelijk door accountmanagers van GMO Trading werd gebeld waarbij hoge druk op hem werd uitgeoefend om geld bij te storten op trades die zich negatief ontwikkelden, (-) dat niet alleen de handelsgeschiedenis van [eiser] maar de hele website van GMO Trading is verdwenen, waardoor niet meer kan worden nagegaan of de trades zijn afgewikkeld conform de echte koersontwikkeling in het betreffende tijdvak, en het er voor moet worden gehouden dat de uitkomst van de trades door Royal Forex Ltd is bepaald en niet door (koppeling met) onderliggende koersen.
3.3.
[eiser] heeft uiteindelijk een groot deel van zijn inleg verloren. [eiser] vordert betaling van dit bedrag door Royal Forex Ltd op grond van onverschuldigde betaling (omdat de overeenkomst met Royal Forex Ltd is vernietigd of althans door de rechtbank zal worden vernietigd) dan wel bij wege van schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen van Royal Forex Ltd.

4.De vordering in het incident

4.1.
In het incident vordert Royal Forex Ltd:
primair:dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart van het geschil kennis te nemen;
subsidiair: dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de vorderingen die zijn gebaseerd op de trades/CfD’s die zijn gesloten nadat [eiser] op 30 november 2018 het verzoek deed om als professioneel belegger te worden aangemerkt;
meer subsidiair: dat de rechtbank iedere beslissing aanhoudt tot het Europese Hof van Justitie heeft beslist op prejudiciële vragen die de Hoge Raad op 20 september 2019 heeft gesteld over de uitleg van artikel 7 lid 2 van EEX-Vo II [1] ;
nog meer subsidiair: dat de rechtbank iedere beslissing aanhoudt tot het Europese Hof van Justitie heeft beslist op de eventueel door de rechtbank te stellen vraag naar de verhouding tussen de begrippen “professionele belegger” in de zin van Richtlijn 2014/65/EU [2] en “consument” in de zin van de artikelen 17 en 18 van EEX-Vo II dan wel de Richtlijn 93/13/EEG [3] ;
in alle vier gevallen: met veroordeling van [eiser] in de kosten van het incident, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van het vonnis in het incident, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
4.2.
Royal Forex Ltd meent dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om te beslissen op de vorderingen van [eiser] , kort gezegd omdat partijen in de raamovereenkomst die zij sloten de Cypriotische rechter hebben aangewezen als de rechter die bevoegd is over geschillen te oordelen. Op grond van dit forumkeuzebeding is de Cypriotische rechter exclusief bevoegd, dat volgt uit artikel 25 van EEX-Vo II. [eiser] kan geen beroep doen op de consumenten beschermende bepalingen van EEXVo II (artikelen 17, 18 en 19) omdat hij niet als consument heeft gehandeld. De Nederlandse rechter heeft bovendien geen rechtsmacht omdat in artikel 7 lid 2 van EEX-Vo II de rechtsmacht om te beslissen over verbintenissen uit onrechtmatige daad wordt toebedeeld aan de rechter in het land waar het beweerdelijk schadebrengend feit zich heeft voorgedaan, en dat is in dit geval Cyprus.
4.3.
[eiser] voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
In dit incident moet de vraag worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is om te beslissen op de vordering van [eiser] .
5.2.
Deze zaak heeft internationale aspecten, want gedaagde Royal Forex Ltd is een in Cyprus gevestigd bedrijf. De vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, moet hier worden beantwoord aan de hand van de EEX-Vo II. Volgens de hoofdregel van artikel 4 van die verordening dient Royal Forex Ltd in beginsel te worden opgeroepen voor de rechter in Cyprus, waar Royal Forex Ltd gevestigd is. De verordening geeft echter een aantal uitzonderingen op deze hoofdregel.
5.3.
[eiser] beroept zich op de artikelen 17, 18 en 19 van EEX-Vo II, waarin een speciale regeling is gegeven voor personen die een rechtsvordering willen instellen tegen een bedrijfsmatig of beroepsmatig handelende partij waarmee zij als consument een overeenkomst hebben gesloten. Deze regeling brengt mee dat Nederlandse consumenten onder bepaalde voorwaarden in Nederland kunnen procederen tegen een in het buitenland gevestigde wederpartij.
Vordering uit onrechtmatige daad
5.4.
Royal Forex Ltd stelt dat [eiser] geen beroep toekomt op de consumenten beschermende bepalingen van EEX-Vo II, onder meer omdat de vorderingen van [eiser] in de hoofdzaak niet zijn gegrond op de tussen partijen gesloten overeenkomst, maar op onrechtmatige daad (oneerlijke handelspraktijk). De rechtbank verwerpt dit beroep van Royal Forex Ltd op artikel 7 lid 2 van EEX-Vo II en zal dat hier toelichten.
5.5.
Uit de jurisprudentie van het HvJEU volgt dat onder de EEX-Vo II niet de kwalificatie van de vordering naar nationaal recht maatgevend is voor de vraag of de vordering een ‘verbintenis uit onrechtmatige daad’ is of een ‘verbintenis uit overeenkomst’, maar dat daarvoor de volgende criteria gelden. Het begrip ‘verbintenis uit onrechtmatige daad’ omvat elke vordering die ertoe strekt een verweerder aansprakelijk te stellen en die geen verband houdt met een ‘verbintenis uit overeenkomst’ (arrest Brogsitter, HvJEU 13 maart 2014, C-548/12, ECLI:EU:C:2014:148 onder punt 20). De enkele omstandigheid dat één van de contractspartijen een civielrechtelijke aansprakelijkheidsvordering instelt tegen de andere partij volstaat op zich niet om te spreken van een vordering die voortvloeit uit een ‘verbintenis uit overeenkomst’. Daarvan is slechts sprake indien de verweten gedraging kan worden beschouwd als niet-nakoming van de contractuele verbintenissen zoals deze kunnen worden bepaald aan de hand van het voorwerp van de overeenkomst (eerdergenoemd arrest Brogsitter, onder punt 23 en 24). Een door een consument ingestelde vordering inzake wettelijke aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad valt onder artikel 17 en verder van EEX-Vo II, indien deze vordering onlosmakelijk verbonden is met een overeenkomst die de betrokken consument en de beroepsmatig handelende wederpartij daadwerkelijk hebben gesloten (arrest AU/Reliantco, HvJEU 2 april 2020, C-500/18, ECLI:EU:C:2020:264).
5.6.
In deze zaak is er sprake van een overeenkomst tussen partijen die daadwerkelijk is gesloten. [eiser] heeft een vordering met een duidelijk contractuele grondslag ingesteld: een verklaring voor recht dat de overeenkomst tussen partijen is vernietigd, dan wel vernietiging door de rechter. De overige vorderingen, strekkende tot een verklaring voor recht dat Royal Forex Ltd onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld en gehouden is om de betaalde bedragen terug te betalen wegens onverschuldigde betaling, althans de geleden schade te vergoeden, zijn eveneens onlosmakelijk met die overeenkomst verbonden.
5.7.
Het beroep van Royal Forex Ltd op artikel 7 lid 2 van EEX-Vo II kan daarom niet slagen. Reeds hierom is er ook geen aanleiding om de procedure aan te houden totdat het HvJEU zal hebben beslist op de prejudiciële vragen in de zaak Deep Water Horizon (ECLI:NL:HR:2019:1400) over de uitleg van dit artikel, zoals Royal Forex Ltd in haar (meer subsidiaire) incidentele vordering heeft verzocht.
Forumkeuzebeding
5.8.
Royal Forex Ltd beroept zich op artikel 25 van EEX-Vo II en op het forumkeuzebeding van artikel 39 van de met [eiser] gesloten raamovereenkomst, waarin de rechter te Cyprus als bevoegde rechter is aangewezen. Dit beroep kan naar het oordeel van de rechtbank niet slagen. Zoals de rechtbank hierna nog zal toelichten, is hier sprake van een consumentenzaak. Gelet op artikel 19 van EEX-Vo II komt aan een forumkeuze in consumentenzaken alleen werking toe als die forumkeuze is overeengekomen ná het ontstaan van het geschil. Dat is hier niet het geval aangezien het beding in de oorspronkelijke overeenkomst is opgenomen.
Consument
5.9.
Royal Forex Ltd meent dat [eiser] zich niet op de artikelen 17, 18 en 19 van EEXVo II kan beroepen. Volgens Royal Forex Ltd kan [eiser] in het licht van de jurisprudentie van het HvJEU niet worden aangemerkt als consument, maar moet het er voor worden gehouden dat hij beroepsmatig een handel met CfD’s is begonnen. Royal Forex Ltd voert daarvoor aan (-) dat [eiser] heeft verklaard dat hij na het aanmaken van zijn account een kleinschalige handel via GMO trading is gestart, waarmee hij aangeeft dat hij zich als professionele belegger op de markt heeft willen begeven, (-) dat [eiser] direct bij zijn aanmelding zelfstandig een verzoek heeft gedaan om te worden aangemerkt als een ‘professional client’, (-) dat [eiser] bij dat verzoek van 30 november 2018 aangaf dat hij gepensioneerd is, en dus kennelijk op zoek was naar een nieuwe bron van inkomsten, (-) dat uit zijn CV blijkt dat [eiser] vier jaar heeft gewerkt bij [A] en dat deze ervaring relevant is om te worden aangemerkt als professional. Royal Forex Ltd stelt dat voor zover [eiser] bij het sluiten van de raamovereenkomst nog als consument had te gelden, hij deze kwalificatie met terugwerkende kracht heeft verloren toen hij Royal Forex Ltd verzocht om te worden aangemerkt als een professional. Hierbij wijst Royal Forex Ltd er op dat [eiser] pas nadien al zijn CfD’s heeft afgesloten.
5.10.
[eiser] stelt dat hij de overeenkomst met Royal Forex Ltd is aangegaan als consument. Daartoe voert hij aan dat hij gepensioneerd is en als particulier zijn spaargeld wilde beleggen. Dat hij onder druk van Royal Forex Ltd zijn retailaccount heeft omgezet in een professional account betekent volgens [eiser] niet dat hij zijn status van consument in de zin van artikel 17 van de verordening heeft verloren.
De rechtbank overweegt als volgt.
5.11.
In artikel 17 van de EEX-Vo II wordt een door een consument gesloten overeenkomst beschreven als “een overeenkomst gesloten door een persoon, de consument, voor een gebruik dat niet als bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd”.
5.12.
Over het begrip ‘consument’ in de zin van genoemd artikel 17 heeft het Europese Hof van Justitie meerdere arresten gewezen, waaronder recentelijk de arresten Petruchová van 3 oktober 2019, C-208/18 (ECLI:EU:C:2019:825) en AU/Reliantco van 2 april 2020 C500/18 (ECLI:EU:C:2020:264). In deze twee zaken ging het, net als hier, om situaties waarin overeenkomsten waren gesloten ter zake van CfD’s tussen een natuurlijke persoon en een op Cyprus gevestigde financiële onderneming. In deze arresten is onder meer het volgende bepaald:
  • Het begrip ‘consument’ moet restrictief worden uitgelegd op basis van de positie die de betrokken persoon in een bepaalde overeenkomst inneemt in verband met de aard en het doel van deze overeenkomst, en niet op basis van de subjectieve situatie van die persoon, aangezien een en dezelfde persoon voor sommige transacties als consument en voor andere als ondernemer kan worden beschouwd.
  • Alleen overeenkomsten die een individu los en onafhankelijk van enige bedrijfs- of beroepsmatige activiteit of doelstelling sluit, met als enig doel te voldoen aan de eigen particuliere consumptiebehoeften, vallen onder de in de artikelen 17, 18 en 19 van de EEX-Vo II neergelegde bijzondere regeling ter bescherming van de consument als zwakke partij. Deze bijzondere bescherming is niet gerechtvaardigd wanneer een overeenkomst wordt gesloten omwille van een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit, en dat is niet anders wanneer deze activiteit voor de toekomst is gepland, aangezien het toekomstige karakter van een activiteit niets afdoet aan het bedrijfs- of beroepsmatige karakter daarvan.
  • Artikel 17 van de EEX-Vo II vereist niet dat de consument zich op een specifieke manier gedraagt in het kader van de overeenkomst die hij sluit, wat bij financiële dienstverleningsovereenkomsten betekent dat niet relevant is wat de waarde is van de verrichte transacties, de omvang van de risico’s op financiële verliezen, de eventuele kennis of deskundigheid van een persoon op het gebied van financiële instrumenten of zijn actieve gedrag bij dergelijke transacties, noch of de consument een groot aantal transacties heeft verricht in een relatief kort tijdsbestek of dat hij grote bedragen in die transacties heeft geïnvesteerd.
  • Voor de kwalificatie als ‘consument’ in de zin van de artikel 17 van de EEX-Vo II is ook niet relevant of de betreffende persoon een “niet-professionele belegger” is in de zin van Richtlijn 2004/39/EG.
5.13.
Gelet op deze door het HvJEU gegeven criteria, afgezet tegen wat partijen hebben aangevoerd over de positie van [eiser] in de met Royal Forex Ltd gesloten overeenkomst, is de rechtbank van oordeel dat [eiser] deze overeenkomst heeft gesloten als consument in de zin van artikel 17 van EEX-Vo II. De rechtbank licht dat hier nader toe.
5.14.
Uit de arresten van het HvJEU volgt dat voor de vraag of [eiser] in deze als ‘consument’ moet worden aangemerkt, slechts relevant is of hij de overeenkomst met Royal Forex Ltd heeft gesloten in verband met zijn beroep of bedrijf. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval geweest.
5.15.
Door [eiser] is onbestreden gesteld dat hij gepensioneerd is en dat zijn inleg bestond uit zijn spaargeld dat hij wilde beleggen. Hij deed de beleggingen dus uit eigen vermogen en voor zichzelf. Voor de stelling dat [eiser] handelde in verband met zijn beroep of bedrijf, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten in de aangevoerde feiten en omstandigheden. Uit de zinsnede in de dagvaarding (sub 17) dat [eiser] “met een kleinschalige handel via GMO Trading is gestart” kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat [eiser] de bedoeling had om naast zijn pensioen bedrijfsmatig te gaan beleggen. Uit de context waarin die woorden zijn gebruikt, begrijpt de rechtbank dat die zinsnede zo moet worden gelezen dat met “het starten van een kleinschalige handel” is gedoeld op het moment dat [eiser] is begonnen met het doen van (handels)transacties met een beperkte eerste inleg.
5.16.
De rechtbank verwerpt het standpunt van Royal Forex Ltd dat [eiser] beroepsmatig handelde omdat hij handelde via een professional account, waar hij zelf om had verzocht.
Ook als [eiser] dit verzoek om als ‘professional client’ te worden aangemerkt geheel uit eigen beweging en zonder druk van Royal Forex Ltd heeft gedaan (zoals Royal Forex Ltd stelt maar [eiser] betwist) en daar mede gelet op zijn vier jaar werkervaring bij een bank ook voor in aanmerking kwam, dan betekent dit nog niet dat [eiser] niet (langer) als consument handelde. Het ‘professional account’ van Royal Forex Ltd is gebaseerd op het concept ‘professionele belegger’ in de zin van de regelgeving voor financieel toezicht (MiFID en Wft). Zoals het HvJEU heeft geoordeeld in de hiervoor genoemde arresten, hebben de MiFID richtlijnen en de EEX-Vo II verschillende draagwijdtes en doelstellingen, en is het antwoord op de vraag of een persoon als ‘consument’ in de zin van artikel 17 van de EEX-Vo II kan worden aangemerkt niet afhankelijk van het al dan niet zijn van een ‘niet-professionele belegger’ in de zin van de MiFID richtlijnen. Het zijn van een ‘professioneel belegger’ zegt iets over de ervaring die men heeft met beleggen en over de omvang van het te beleggen vermogen. Of iemand als consument kan worden aangemerkt wordt echter bepaald door het doel waarmee de beleggingsovereenkomst wordt gesloten. Ook een persoon met ervaring met beleggen en een groot belegbaar vermogen kan gelden als consument, als hij gaat beleggen voor zijn eigen consumptief gebruik, zoals in het geval van [eiser] .
5.17.
De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om, zoals Royal Forex Ltd in dit incident (nog meer subsidiair) heeft gevorderd, een prejudiciële vraag te stellen aan het HvJEU naar de verhouding tussen de begrippen ‘professionele belegger’ in de zin van de MiFID richtlijnen en ‘consument’ in de zin van de EEX-Vo II. Het antwoord op die vraag volgt voldoende duidelijk uit de hiervoor vermelde arresten van het HvJEU in de zaken Petrúchova en Au/Reliantco.
5.18.
Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank in dit incident dat [eiser] de met Royal Forex Ltd gesloten overeenkomst los van enig beroep of bedrijf is aangegaan, voor consumptieve doeleinden, en derhalve in hoedanigheid van consument als bedoeld in artikel 17 van EEX-Vo II.
Conclusie bevoegdheid
5.19.
Op grond van de consumenten beschermende bepalingen van de artikelen 17, 18 en 19 van EEX-Vo II kan [eiser] zijn vorderingen ter beoordeling voorleggen aan de Nederlandse rechter. De incidentele vordering moet worden afgewezen. De rechtbank acht zich bevoegd om van het geschil kennis te nemen.
Kosten
5.20.
Royal Forex Ltd zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [eiser] begroot op € 563,- aan salaris van zijn advocaat (1 punt, tarief II).

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
wijst het gevorderde af,
6.2.
veroordeelt Royal Forex Ltd in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 563,00,
6.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
6.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
28 april 2021voor conclusie van antwoord,
6.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2021.

Voetnoten

1.