ECLI:NL:RBOBR:2021:1496

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 maart 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
368186 / KG ZA 21-115
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over hoofdverblijfplaats en zorgregeling van minderjarige na relatiebreuk

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, hebben partijen, een man en een vrouw, een affectieve relatie gehad van 2016 tot 2020, waaruit hun zoontje [A 1] is geboren. Na de definitieve breuk in mei 2020 zijn zij in dezelfde woning blijven wonen, wat leidde tot toenemende spanningen. De vrouw heeft op 18 februari 2021 zonder toestemming van de man met [A 1] naar haar moeder verhuisd, wat aanleiding gaf tot juridische stappen van de man. Hij heeft een verzoekschrift ingediend voor de hoofdverblijfplaats van [A 1] en de verdeling van zorg- en opvoedingstaken.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw zonder toestemming van de man is verhuisd, wat niet is toegestaan gezien het gezamenlijk gezag. De vrouw heeft niet aangetoond dat haar situatie zo onhoudbaar was dat zij niet om vervangende toestemming had kunnen vragen. De rechter heeft de vrouw veroordeeld om binnen veertien dagen met [A 1] terug te verhuizen naar de oorspronkelijke woning, met een dwangsom voor het geval zij hieraan niet voldoet. Tevens is een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij [A 1] afwisselend bij beide ouders verblijft. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/368186 / KG ZA 21-115
Vonnis in kort geding van 29 maart 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M. Leimena te [plaats] ,
tegen
[gedaaagde] ,
wonende te [plaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. L. Stam te Vught.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
De procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 februari 2021 met 7 producties;
  • de op 10 maart 2021 ingezonden producties 8 tot en met 13 van de man;
  • de op 12 maart 2021 namens de vrouw overgelegde conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie met 7 producties;
  • de op 15 maart 2021 door de man overgelegde producties 14 en 15;
  • de mondelinge behandeling op 15 maart 2021 via skype;
  • de pleitnota van de man.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben tussen 2016 en 2020 een affectieve relatie met elkaar gehad. Tijdens deze relatie is op 19 september 2019 hun zoontje [A 1] (hierna: [A 1] ) geboren. De man heeft [A 1] erkend. Partijen hebben gezamenlijk het gezag over [A 1] .
2.2.
Gedurende de zwangerschap van [A 1] heeft de man de relatie tot twee keer toe verbroken, waarna de relatie weer werd hersteld. Partijen zijn na de definitieve relatiebreuk in mei 2020 in de gezamenlijke koopwoning aan [het adres] in [plaats] (hierna: de woning) blijven wonen en verdeelden de opvang en zorg rondom [A 1] . Met tussenkomst van hun advocaten waren zij in gesprek over de gevolgen van de relatiebreuk, met name over de huisvesting.
2.3.
Mede vanwege de aanwezigheid van beide partijen in de woning liepen de spanningen tussen hen op, hun pogingen om zo min mogelijk samen in de woning te vertoeven ten spijt. Al in augustus 2020 heeft de vrouw aan de man kenbaar gemaakt (productie 8 van de man) dat ze tijdelijk naar [plaats] wil verhuizen om op adem te komen en een gezonde situatie voor haar en [A 1] te creëren en vanuit daar een woning te zoeken in de omgeving [plaats] . De man is hiermee niet akkoord gegaan.
2.4.
Op 14 februari 2021 heeft zich een incident voorgedaan in de woning tussen de man en de moeder van de vrouw. Omdat de moeder van de vrouw volgens de man ondanks zijn dringende verzoek de woning niet wilde verlaten heeft hij de politie ingeschakeld. Uiteindelijk zijn de moeder van de vrouw en de vrouw vertrokken naar [plaats] .
2.5.
De vrouw is zonder voorafgaande melding hiervan aan de man op 18 februari 2021 met [A 1] vertrokken naar haar moeder in [plaats] . Zij heeft haar baan als [beroep] in [plaats] opgezegd en [A 1] zonder medeweten van de man afgemeld op het kinderdagverblijf in [plaats] en haarzelf en [A 1] ingeschreven op het adres van haar moeder in [plaats] . Op de dag van haar vertrek heeft ze een briefje voor de man achtergelaten met de volgende tekst:
“ [naam] ,
Wegens de zeer onleefbare situatie ben ik op dringend advies van een ervaren advocaat vertrokken naar mijn ouders.
Totdat alles goed op papier geregeld is, kunnen we onderling wat afspreken om [A 1] te kunnen zien in het weekend.
[gedaaagde] en [A 1] ”
2.6.
De man heeft op 10 maart 2021 een verzoekschrift hoofdverblijfplaats en vaststelling zorg en opvoedtaken en vaststelling kinderalimentatie ingediend bij deze rechtbank.
2.7.
De vrouw heeft een baan gevonden in [plaats] bij een tandartsenpraktijk en [A 1] gaat in [plaats] naar een kinderdagverblijf.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De man vordert
in conventiesamengevat – bij wijze van voorlopige voorziening versterkt met dwangsommen en uitvoerbaar bij voorraad met compensatie van de proceskosten:
Primair:
I. te bepalen dat [A 1] in de woning aan [het adres] te [plaats] blijft wonen
zonder dat hij aan één van partijen wordt toevertrouwd alsmede de vrouw te veroordelen om [A 1] binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis terug te brengen naar de woning aan [het adres] te [plaats] ;
a. te bepalen dat zolang de vrouw nog niet over zelfstandige woonruimte beschikt, dat partijen om en om in de woning verblijven en voor [A 1] zorgen conform de reeds bestaande regeling, in die zin dat de man iedere zondagavond vanaf 18.30 uur tot en met dinsdagavond 18.30 uur voor [A 1] zorgt en de vrouw iedere dinsdagavond 18.30 uur tot en met vrijdagavond 18.30 uur en dat partijen afwisselend het gehele weekend voor [A 1] zorgen;
subsidiair:
II. de vrouw te verbieden met [A 1] naar [plaats] en omgeving te verhuizen en zich aldaar te vestigen, althans de vrouw te bevelen om met [A 1] weer terug te verhuizen naar de woning aan [het adres] te [plaats] , althans naar een woning in de buurt, althans naar een woning binnen de regio [plaats] , [plaats] of [plaats] , en indien zij dit weigert - te bepalen dat [A 1] voorlopig wordt toevertrouwd aan de man,
III. te bepalen dat de zorg- en opvoedingstaken over [A 1] als volgt tussen partijen worden verdeeld, dat [A 1] iedere zondagavond vanaf 18.30 uur tot en met dinsdagavond 18.30 uur bij de man verblijft en [A 1] iedere dinsdagavond 18.30 uur tot en met vrijdagavond 18.30 uur bij de vrouw verblijft en dat [A 1] afwisselend het ene weekend bij de man en het andere weekend bij de vrouw verblijft;
3.2.
De vrouw vordert
in reconventie– samengevat – bij wijze van voorlopige voorziening en uitvoerbaar bij voorraad
1. [A 1] toe te vertrouwen aan de vrouw;
2. een zorg en contactregeling vast te stellen voor de man ;
3. een voorlopige bijdrage voor de kosten van verzorging en opvoeding vast te stellen op een bijdrage van € 466,00 per maand, primair met ingang van 18 februari 2021 en subsidiair per datum indiening van deze vordering te weten 12 maart 2021.
3.3.
De grondslagen van de (tegen)vorderingen en het daarop gevoerde verweer van partijen zullen hierna – voorzover relevant - in de beoordeling worden weergegeven.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie worden gezamenlijk besproken. Zij hebben hun oorsprong in dezelfde feitelijke situatie tussen partijen.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat de vrouw in beginsel het recht heeft om haar persoonlijke omstandigheden te wijzigen en zich te vestigen waar zij wil. De vrijheid van de vrouw om zich te vestigen waar zij wil vindt echter haar beperking in het feit dat partijen gezamenlijk het gezag over [A 1] uitoefenen. De vrouw heeft in beginsel toestemming van de man nodig voor het wijzigen van de woonplaats van [A 1] . Partijen zijn immers als ouders gehouden om met elkaar te overleggen over belangrijke beslissingen aangaande [A 1] . Zij kunnen geschillen hierover volgens artikel 1:253a BW zo nodig aan de rechter voorleggen. Dat betekent in het onderhavige geval dat de vrouw in beginsel toestemming van de man nodig heeft voor het wijzigen van de woonplaats van hun zoontje [A 1] en dat, zo deze toestemming niet wordt verkregen, vervangende toestemming van de rechter kan worden gevraagd.
4.3.
Vast staat dat de vrouw samen met [A 1] zonder toestemming van de man als mede-gezaghebbende ouder en eveneens zonder vervangende toestemming van de rechtbank is verhuisd van [plaats] naar [plaats] . Het stond de vrouw niet vrij om zonder deze toestemming met [A 1] te verhuizen.
4.4.
De vrouw heeft uiteengezet waarom zij meent dat van haar niet gevergd kon worden dat zij langer in [plaats] bleef wonen. Gezien alle spanningen en de wijze waarop de man met haar en haar moeder is omgegaan op 14 februari 2021 heeft de vrouw ervoor gekozen om definitief te vertrekken uit de woning. De periode na verbreking van de relatie hebben volgens de vrouw in het teken gestaan van ruzie, discussie en controle door de man en grensoverschrijdend gedrag. Dat de situatie voor de vrouw zodanig onhoudbaar was geworden dat ze geen andere uitweg zag dan vertrekken uit [plaats] moge zo zijn, echter het had op de weg van de vrouw gelegen om dan aan de voorzieningenrechter vervangende toestemming te vragen om met [A 1] te mogen verhuizen. Vast staat dat de vrouw dat niet heeft gedaan.
4.5.
Aan de omstandigheden dat de vrouw inmiddels met [A 1] in [plaats] is gaan wonen, [A 1] daar een kinderdagverblijf bezoekt en de vrouw inmiddels een baan als [beroep] heeft gevonden in [plaats] zullen in deze procedure geen doorslaggevende betekenis worden toegekend. Deze –voorbarige – beslissingen die de vrouw zonder overleg met de man heeft genomen mogen er immers niet toe leiden dat de vrouw een voorschot neemt op de inmiddels aanhangige bodemzaak en de nader tussen partijen te maken afspraken in het kader van het mediationtraject waar partijen binnenkort mee starten. De voorzieningenrechter acht het zonder voorafgaand overleg met de man meenemen van [A 1] niet in overeenstemming met de op haar rustende ouderlijke verantwoordelijkheid om voldoende recht te doen aan het belang tot instandhouding van de band tussen [A 1] en de man. Eigenrichting is immers simpelweg niet toegestaan.
4.6.
Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter voldoende aanleiding om het subsidiair gevorderde in conventie onder III toe te wijzen als na te melden. De vrouw heeft niet aannemelijk gemaakt dat terugverhuizen voor haar te ingrijpend is. De vrouw heeft jaren in [plaats] en omgeving gewoond en heeft daar een sociaal leven opgebouwd. Ook kan zij haar baan bij de tandartsenpraktijk in [plaats] weer terugkrijgen als zij dat wil. De voorzieningenrechter kent vooralsnog geen betekenis toe aan de uitdraai (journaal) van 12 maart 2021 (productie 1 van de vrouw) van de huisarts van de vrouw. Dit is slechts een weergave van hetgeen de vrouw aan de huisarts heeft verteld. Dat de vrouw veel stress heeft ervaren en dat haar mentale gezondheid achteruit is gegaan als gevolg van de scheiding is begrijpelijk en is ook niet het geschilpunt, maar maakt niet dat van haar niet gevergd kan worden dat zij terugverhuist totdat er duidelijkheid komt over de hoofdverblijfplaats van [A 1] en/of de afspraken die partijen nog wellicht weten te maken in mediation. De voorzieningenrechter ziet in de omstandigheid dat de vrouw veel stress heeft ervaren tijdens de periode na de relatiebreuk wel aanleiding om de voorziening onder de opschortende voorwaarde te treffen dat de man zolang de vrouw in de gezamenlijke woning verblijft daar niet zal zijn. Voldoende aannemelijk is geworden dat het samen in de woning verblijven niet langer gaat en dat geen van partijen en dus ook [A 1] geen goed doen. De man hoeft de woning alleen te verlaten als de vrouw daarin terugkeert.
4.7.
Slotsom van dit alles moet zijn dat de voorzieningenrechter de vrouw zal veroordelen dat zij binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met [A 1] moet terugkeren naar [plaats] onder de opschortende voorwaarde als na te melden. Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is aangewezen.
4.8.
Uit de gedingstukken het verhandelde ter zitting is gebleken dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zoals de vrouw voorstaat niet op bezwaren van de man stuit; deze voorlopige regeling gold al na de relatiebreuk. Vordering IV zal dan ook worden toegewezen als na te melden.
4.9.
Een en ander brengt mee dat de vorderingen 1 en 2 van de vrouw in reconventie moeten worden afgewezen.
4.10.
Ter zitting heeft de advocaat van de man onweersproken gesteld dat partijen voorlopig overeenstemming hebben bereikt over de vooralsnog door de man te betalen kinderalimentatie. Partijen zijn voorlopig een bedrag van € 394,00 per maand overeengekomen. De voorzieningenrechter zal de ingangsdatum van de door de man te betalen bijdrage bepalen op de 1e dag van de eerstvolgende maand. Vordering 3 in reconventie zal derhalve worden toegewezen als hierna te melden.
4.11.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten in conventie en in reconventie tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt de vrouw om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met [A 1] terug te verhuizen naar [plaats] onder de opschortende voorwaarde dat de man aan de vrouw schriftelijk bevestigt dat hij de woning (direct) na haar terugkeer in de woning zal verlaten,
5.2.
veroordeelt de vrouw om aan de man een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet,
5.3.
stelt met ingang van 11 april 2021 de volgende voorlopige zorgregeling vast:
[A 1] zal iedere zondagavond vanaf 18.30 uur tot en met dinsdagavond 18.30 uur bij de man verblijven en [A 1] zal iedere dinsdagavond 18.30 uur tot en met vrijdagavond 18.30 uur bij de vrouw verblijven en [A 1] zal steeds het ene weekend bij de man en het daarop volgende weekend bij de vrouw verblijven,
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
veroordeelt de man aan de vrouw te betalen met ingang van 1 april 2021 een voorlopige bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [A 1] ten bedrage van
€ 394,00, per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen,
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad
5.9.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2021.