Op 2 april 2021 heeft de rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1969, die werd beschuldigd van het exploiteren van een hennepkwekerij. De verdachte heeft erkend dat hij in de periode van 2013 tot juni 2018 hennep heeft gekweekt en in totaal 19 keer heeft geoogst, waarbij hij per oogst € 1.000,-- ontving. De officier van justitie vorderde een ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van € 20.000,--, maar de verdediging stelde dat de verdachte minder had verdiend en dat er meer elektriciteitskosten in mindering moesten worden gebracht.
De rechtbank heeft op basis van de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de verdachte en rapporten over de hennepkwekerij, vastgesteld dat de verdachte in totaal € 19.000,-- aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald. Na aftrek van de elektriciteitskosten van € 2.000,--, die de verdachte al had betaald, kwam de rechtbank tot de conclusie dat het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel € 17.000,-- bedraagt. De rechtbank legde de verdachte de verplichting op dit bedrag aan de Staat te betalen.
De rechtbank heeft ook de duur van de gijzeling vastgesteld op 340 dagen, in overeenstemming met artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Oost-Brabant, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 2 april 2021.