ECLI:NL:RBOBR:2021:1594
Rechtbank Oost-Brabant
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Schorsing van de executie van een verstekvonnis in een huurovereenkomst geschil met betrekking tot de kinderopvangtoeslagaffaire
In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant werd behandeld, betreft het een kort geding waarin de voormalige huurster, eiseres, de schorsing van de executie van een verstekvonnis vordert. Dit verstekvonnis, uitgesproken op 25 februari 2021, had de huurovereenkomst ontbonden en de huurder veroordeeld tot ontruiming van de woning en betaling van achterstallige huur. Eiseres stelt dat zij de huur niet heeft kunnen betalen door de gevolgen van de kinderopvangtoeslagaffaire, en heeft van de Belastingdienst een bedrag van € 30.000 ontvangen. Op basis van artikel 49i van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen is er een afkoelingsperiode van toepassing, waardoor de executie van het vonnis wordt geschorst tot 12 februari 2022, onder de voorwaarde dat eiseres in de toekomst tijdig blijft betalen.
De procedure begon met een dagvaarding op 11 maart 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 24 maart 2021. Tijdens deze behandeling heeft eiseres aangetoond dat zij geen huurachterstand meer heeft en dat zij de huur voor april 2021 heeft betaald. De kantonrechter oordeelt dat de ontbinding van de huurovereenkomst is uitgesproken voor vorderingen die voor 12 februari 2021 zijn ontstaan, en dat de executie van het vonnis in zoverre geschorst moet worden. De kantonrechter compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing van de kantonrechter is dat de tenuitvoerlegging van het vonnis wordt geschorst tot 12 februari 2022, voor zover het de ontruiming van de woning en betaling van achterstallige huur betreft, en dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.