In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 16 april 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die een affectieve relatie met elkaar hebben gehad en samen drie kinderen hebben. De vrouw heeft het kort geding aangespannen omdat zij zich ernstige zorgen maakt over de veiligheid van de kinderen, na een melding bij Veilig Thuis dat de man mogelijk suïcideplannen heeft en daarbij de kinderen mee zou willen nemen. De vrouw vordert onder andere de schorsing van de co-ouderschapsregeling en een verbod voor de man om fysiek contact te zoeken met de kinderen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er voldoende aanleiding is om te veronderstellen dat de veiligheid van de kinderen in het geding is. De rechtbank heeft de co-ouderschapsregeling voor de duur van zes maanden geschorst en de man verboden om fysiek contact te zoeken met de kinderen. Tevens is de verplichting van de vrouw om kinderalimentatie te betalen voor deze periode geschorst. De Raad voor de Kinderbescherming is gelast om een onderzoek te doen naar de situatie en de mogelijkheden voor zorg en contact tussen de man en de kinderen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
De uitspraak benadrukt het belang van de veiligheid van de kinderen en de noodzaak om in situaties van mogelijke bedreiging snel en adequaat te handelen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de vrouw toegewezen en de vorderingen van de man in reconventie afgewezen.