ECLI:NL:RBOBR:2021:2319

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2021
Publicatiedatum
11 mei 2021
Zaaknummer
21/635
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een omgevingsvergunning voor het kappen van een beeldbepalende boom in de achtertuin

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 26 april 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot schorsing van een omgevingsvergunning voor het kappen van een boom in de achtertuin van verzoekster. De vergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Uden. Verzoekster, die al sinds 1984 in haar woning woont en de boom als beeldbepalend beschouwt, heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning. De voorzieningenrechter heeft de vergunning geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar, maar in ieder geval tot het einde van het broedseizoen op 15 juli 2021. Dit om te waarborgen dat de boom kan worden heroverwogen in de bezwaarprocedure.

De voorzieningenrechter overweegt dat de noodzaak tot kap van de boom niet voldoende is aangetoond. De boom staat dicht op de erfgrens en er zijn zorgen over overlast door wortels en schaduw, maar verzoekster heeft argumenten aangedragen dat de boom gezond is en dat de kap niet noodzakelijk is. De rechter benadrukt dat de belangen van verzoekster en de beeldbepalendheid van de boom in de heroverweging door verweerder moeten worden meegenomen. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat de vergunninghouder gedurende de schorsing in gesprek kan gaan met verzoekster om tot een oplossing te komen.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft verweerder ook opgedragen om het griffierecht en reiskosten van verzoekster te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/635
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 april 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats 1] , verzoekster

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Uden, verweerder

(gemachtigde: mr. G.J. Ten Brinke en ing. L van der Zee).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam 1]te [woonplaats 2] , gemachtigde: [naam 2]

Procesverloop

Bij besluit van 28 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van een boom gelegen op het perceel [adres] .
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 26 april 2021. Verzoekster is verschenen, vergezeld door haar partner. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Vergunninghouder is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en de echtgenote van vergunninghouder was ook aanwezig.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het bestreden besluit tot de uitspraak op bezwaar, maar in ieder geval tot 15 juli 2021;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan verzoeksters te vergoeden en een reiskostenvergoeding van € 16,64.

Overwegingen

De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
Waarover gaat deze uitspraak?
1. Derde-partij heeft op 15 december 2020 een aanvraag ingediend voor het kappen van een boom, een Esdoorn, aan de [adres] . Verweerder heeft de vergunning verleend. Volgens verweerder is de noodzaak tot kap is aangetoond. De boom staat dicht op de erfgrens en een naastgelegen schuur. Daarbij staat de boom op een verhoging van ongeveer 60 cm boven maaiveld waardoor de groeiplaats van de boom beperkt is. Er is sprake van overlast door wortels, bladval en schaduw door het formaat van de boom.
Waarom is verzoeker het niet eens met de vergunning
2. De woning van verzoekster grenst aan het perceel en vanuit haar huis kijkt zij al jaren met plezier uit op de boom. Toen zij in haar woning kwam wonen in 1984 was de boom al aanwezig. Volgens haar is de boom beeldbepalend voor de omgeving en vinden haar buren dat ook. Zij heeft inmiddels op 8 maart 2021 aan verweerder verzocht op de betreffende boom te registreren als beeldbepalende boom. Er is sprake van een gezonde boom want deze staat inmiddels al weer in bloei. De overkapping van derde-partij zou ook gerealiseerd kunnen worden met behoud van de boom. Er is dus geen reden om de boom te kappen.
Wat is de wettelijke grondslag?
3.1.
Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Bomenverordening van de gemeente Uden (Bomenverordening) is het onder meer verboden om zonder vergunning van het bevoegd gezag bomen met een stamomtrek hebben van meer dan 120 centimeter gemeten op 130 centimeter boven het maaiveld te vellen of te doen vellen. Niet in geschil is dat dit verbod van toepassing is.
3.2.
Op grond van artikel 2.2, eerste lid, onder g, in samenhang met artikel 2.18 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) kan een omgevingsvergunning voor kappen slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn opgenomen in de van toepassing zijnde bomenverordening. Op grond van artikel 5 lid 1 van de Bomenverordening kan de vergunning worden geweigerd indien de noodzaak om te vellen onvoldoende vaststaat.
3.3.
Verweerder zal in zijn nog te nemen beslissing op bezwaar moeten bekijken of hij nog steeds tot dezelfde uitkomst van de belangenafweging kan komen en de kapvergunning in stand laat. In het kader van deze voorlopige voorziening is het de vraag of de verleende omgevingsvergunning tot de beslissing op bezwaar geschorst dient te worden.
Is er aanleiding om de vergunning te schorsen?
4.1.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de vergunning te schorsen. Verweerder dient in de heroverweging bij zijn beslissing op bezwaar de kapvergunning en de daarin gemaakte belangenafweging opnieuw te bekijken. Dat heeft slechts zin als de boom er nog staat. De uitkomst van die heroverweging staat niet bij voorbaat vast. Verweerder heeft op de zitting aangegeven dat hij bij de beoordeling van de kapvergunning de belangen van derde-partij als eigenaar heeft laten meewegen bij het verlenen van de vergunning. Indien het een gemeenteboom was geweest dan had deze waarschijnlijk niet gekapt mogen worden. Er is sprake van een twijfelgeval. Verweerder kan nu gedurende de bezwaarprocedure ook de beeldbepalendheid van de boom beoordelen en kijken of dit een grond is om de vergunning te weigeren. Verder speelt een rol dat de boom inmiddels in bloei staat. De derde-partij zal gedurende het broedseizoen dat eindigt op 15 juli 2021 de boom toch niet mogen kappen. Tot slot kan ook worden bezien of sprake is van een onoverkomelijke groeistoornis door de mogelijke beschadiging van wortels van de boom bij de overige werkzaamheden in de tuin.
4.2.
De voorzieningenrechter geeft derde-partij mee dat hij vrij recent is gaan wonen in een wijk die geeft om de boom, maar dat het wel zijn boom is. In dat opzicht zal het voor partijen een kwestie zijn van geven en nemen om tot een goede oplossing te komen. Gedurende de periode dat de omgevingsvergunning is geschorst kunnen partijen met elkaar in gesprek gaan, waarbij verweerder wellicht een ondersteunende rol kan vervullen. Derde-partij kan ook ervaren in deze periode of hij het belangrijk vindt dat de boom koelte verschaft in zijn tuin die op het zuiden ligt.
4.3.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder het besluit in bezwaar nader moet onderbouwen. Daarbij weegt ook mee dat het kappen van de boom onomkeerbaar is en dat derde-partij in ieder geval tot 15 juli 2021 op grond van de Wet natuurbescherming geen gebruik mag maken van de omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding de vergunning te schorsen tot zes weken na de beslissing op bezwaar, maar in ieder geval tot 15 juli 2021. Dat betekent dat de vergunninghouder tot die tijd geen gebruik mag maken van de vergunning en de boom dus niet mag kappen.
Conclusie
5. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht en de door haar aangegeven reiskosten van €16,64 vergoeden. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. I.M.C. van Og, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2021.
griffier voorzieningenrechter
is verhinderd deze uitspraak ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Bijlage Wettelijk kader:

Artikel 1
Beschermde houtopstand:
een houtopstand welke is vastgelegd op de door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde Groene Kaart of een houtopstand waarvan één of meer bomen een stamomtrek hebben van meer dan 120 centimeter gemeten op 130 centimeter boven het maaiveld.
Artikel 4. Verbod vellen beschermde houtopstanden
  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:
  • a. een beschermde houtopstanden te vellen of te doen vellen;
  • b. een houtopstand die is aangelegd op basis van een herplant- en instandhoudingsverplichting op grond van artikel 8 en 9 te vellen of te doen vellen.
  • 2. De in de eerste lid geldende verboden gelden niet voor:
  • a. een beschermde houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het bevoegd gezag, onverminderd het bepaald in artikel 8 en 9 van deze verordening;
  • b. het periodiek vellen van een beschermde houtopstand zoals hakhout of het periodiek snoeien van een beschermde houtopstand zoals een haag, ter uitvoering van het reguliere onderhoud;
  • c. het periodiek scheren, knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij een beschermde houtopstand zijnde vormbomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud;
  • d. een beschermde houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld;
  • e. beschermde houtopstanden die moeten worden geveld, gedund of gesnoeid in het kader van een beheerplan.
3. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet natuurbescherming.

Artikel 5. Vergunningverlening

1. Het bevoegd gezag weigert een vergunning voor het vellen van een beschermde houtopstand indien de noodzaak om te vellen onvoldoende vaststaat.
2. Het bevoegd gezag kan een vergunning voor het vellen van een beschermde houtopstand, slechts bij uitzondering verlenen, dan wel onder voorwaarden verlenen:
a. voor een beschermde houtopstand als een zwaarwegend maatschappelijk of economisch belang zwaarder weegt dan duurzaam behoud van de houtopstand en alternatieven door middel van een BEA zijn onderzocht maar redelijkerwijs niet uitvoerbaar zijn;
b. de verwachte levensduur van de houtopstand minder is dan vijf jaar;
c. naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade of;
d. sprake is van een reconstructieplan waarbij door middel van een BEA alternatieven voor behoud zijn onderzocht maar redelijkerwijs niet uitvoerbaar zijn.